In deze beschikking van 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam zich gebogen over een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, alsook over een verzoek tot gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eerdere pogingen tot omgang via het Rotterdams Omgangshuis zijn mislukt, voornamelijk door het gedrag van de vader, die zijn afspraken niet nakwam. De minderjarige heeft de vader sporadisch gezien, maar het vertrouwen van de moeder in de vader is inmiddels nihil. De rechtbank heeft besloten een opbouwregeling vast te stellen, te beginnen met beeldbellen, om de vader de kans te geven zijn verantwoordelijkheden na te komen en het vertrouwen van de moeder en de minderjarige te herstellen. De rechtbank heeft het verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een goede samenwerking tussen de ouders. De rechtbank benadrukt dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is, maar dat dit alleen kan worden toegekend als er vertrouwen en goede communicatie tussen de ouders is. De vrouw heeft haar verzoek tot het vaststellen van een kinderbijdrage ingetrokken, waardoor dit verzoek is afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er is een termijn van drie maanden voor het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.