ECLI:NL:RBROT:2024:4518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/10/669105 / FA RK 23-8465
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing eenhoofdig gezag aan de vrouw in een familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 1 mei 2024, wordt het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag over de oudste minderjarige te beëindigen en haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag toegewezen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P. Biesbroek, heeft op 20 november 2023 een verzoekschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 april 2024, waarbij de man niet verschenen was, ondanks een behoorlijke oproeping. De vrouw heeft gesteld dat de man sinds september 2023 geen contact meer heeft en vermoedelijk in Spanje verblijft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De vrouw heeft aangegeven dat de man agressief gedrag vertoonde en haar in september 2023 ernstig heeft mishandeld, wat heeft geleid tot een ziekenhuisopname. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het eenhoofdig gezag aan de vrouw toe te kennen, wat de rechtbank in het belang van de minderjarige acht.

De rechtbank concludeert dat het gezamenlijk gezag beëindigd moet worden, omdat de man geen interesse toont in het leven van de minderjarigen en er geen verbetering te verwachten is. De beslissing houdt in dat het gezag over de oudste minderjarige voortaan aan de vrouw toekomt, met aantekening in het openbare gezagsregister. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/669105 / FA RK 23-8465
Beschikking van 1 mei 2024 over het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P. Biesbroek te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 20 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 12 april 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de oudste minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.5.
De vrouw is van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag over de jongste minderjarige.

3.De beoordeling

3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezag over de oudste minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.2.
De man verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.3.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.4.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de man sinds september 2023 geen contact meer heeft met de vrouw en inmiddels verblijft op een voor de vrouw onbekend adres, vermoedelijk in Spanje.
3.5.
Vervolgens zal beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW genoemde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.6.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over hun kinderen samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het kind mag in beginsel niet klem of verloren raken tussen de ouders indien de ouders dat niet kunnen. De rechtbank oordeelt als volgt. De relatie tussen partijen werd gekenmerkt door agressief gedrag van de man jegens de vrouw. De vrouw is laatstelijk ernstig mishandeld door de man in september 2023 en is naar het ziekenhuis vervoerd per ambulance. De vrouw heeft aangifte gedaan tegen de man. De man verblijft volgens de vrouw in Spanje en zal hij niet naar Nederland terugkeren omdat hij bang is voor vervolging in verband met voornoemde mishandeling. De man heeft geen enkel contact met de vrouw en tussen de man en de minderjarigen is er slechts sporadisch telefonisch contact. De man toont geen interesse in het dagelijks leven van de minderjarigen.
De vrouw wordt hierdoor belemmerd in het uitoefenen van het ouderlijk gezag met betrekking tot de oudste minderjarige. De raad adviseert het eenhoofdig gezag aan de vrouw toe te kennen, aangezien dit volgens de raad in het belang is van de minderjarige.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen en haar alleen belasten met het ouderlijk gezag over de oudste minderjarige.
3.8.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag over [naam man] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats] en bepaalt dat het gezag over hem voortaan aan de vrouw toekomt;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 1 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.