ECLI:NL:RBROT:2024:4513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/10/669909 / FA RK 23-8878
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling voor grootouders onder begeleiding in een familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 april 2024, wordt een omgangsregeling vastgesteld voor de grootouders van een minderjarige, die sinds 31 oktober 2019 onder toezicht staat en bij een pleegmoeder verblijft. De grootouders, de grootmoeder en grootvader van moederszijde, hebben verzocht om een omgangsregeling waarbij zij één uur per maand onder begeleiding van een neutrale persoon contact kunnen hebben met hun kleinkind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de grootouders in een nauwe persoonlijke relatie tot de minderjarige staan, aangezien zij de eerste maanden van haar leven bij hen hebben gewoond. De GI heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de grootouders en benadrukt het belang van contact tussen de minderjarige en haar grootouders.

De rechtbank heeft besloten dat de omgangsregeling zal plaatsvinden onder begeleiding van een bekende persoon voor de minderjarige, en dat de grootouders de minderjarige op school zullen ophalen en weer terugbrengen naar de pleegmoeder. De regeling zal starten zodra de begeleider beschikbaar is en zal elke zes weken plaatsvinden. De rechtbank heeft het verzoek van de grootouders om de omgangsregeling bij hen thuis uit te breiden afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de regeling periodiek geëvalueerd zal worden. De kosten van de procedure worden door elke partij zelf gedragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/669909 / FA RK 23-8878
Beschikking van 29 april 2024 over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaak van:
[naam 1], de grootmoeder van moederszijde, hierna: de grootmoeder,
en
[naam 2], de grootvader van moederszijde, hierna: de grootvader,
hierna ook gezamenlijk: de grootouders,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam,
t e g e n
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna: de GI,
gevestigd te Amsterdam.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam 3], de grootmoeder van vaderszijde, hierna: de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats 2] .
Deze zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de grootouders, ingekomen op 5 december 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van 30 januari 2024;
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2024;
  • de schriftelijke reactie van pleegmoeder, ingekomen op 18 maart 2024;
  • het bericht met bijlagen van grootouders van 20 maart 2024.
1.2.
Buiten de toegestane termijn zijn de berichten met bijlagen van 23 en 25 maart 2024 door grootouders overgelegd. De rechtbank zal deze stukken, zoals aangegeven tijdens de mondelinge behandeling, buiten beschouwing laten.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 26 maart 2024.
Daarbij zijn verschenen:
  • de grootouders, bijgestaan door hun advocaat, waarbij grootvader via een videoverbinding aan de behandeling heeft deelgenomen;
  • de GI, vertegenwoordig door [naam 4] en [naam 5] ;
  • de pleegmoeder, vergezeld door [naam 6] , pleegzorgbegeleider;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 7] .
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 8] van Social Impulz.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Sinds 31 oktober 2019 is de minderjarige, in het kader van een ondertoezichtstelling, met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst in het netwerk. Zij verblijft sindsdien bij pleegmoeder.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2021 is het ouderlijk gezag van [naam 9] (hierna: de moeder) over de minderjarige beëindigd en is de GI benoemd tot voogd over de minderjarige.
2.3.
Bij beschikking van 28 februari 2024 heeft deze rechtbank een regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) tussen de moeder en de minderjarige vastgesteld als volgt:
  • de minderjarige heeft een keer in de drie weken begeleide omgang met de moeder, waartoe de pleegmoeder de minderjarige brengt en na anderhalf uur weer ophaalt;
  • de pleegmoeder is tot de 5e verjaardag van de minderjarige maximaal 30 minuten aanwezig bij de omgang en zij is vanaf de 5e verjaardag van de minderjarige niet meer aanwezig bij de omgang.

3.De beoordeling

3.1.
De grootouders verzoeken een omgangsregeling vast te stellen, waarbij zij één uur per maand omgang hebben met de minderjarige, onder begeleiding van [naam 8] of een andere neutrale persoon, op een neutrale plaats in [plaats] , waarna de omgang na vier keer wordt verplaatst naar de woning van grootouders en waarbij het omgangscontact ook wordt uitgebreid.
3.2.
Uitgangspunt van artikel 1:377a BW is dat een kind recht heeft op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De rechtbank is van oordeel dat voldoende gebleken is dat grootouders, zoals zij stellen, in een nauwe persoonlijke betrekking met de minderjarige staan. Vaststaat dat de minderjarige met haar moeder de eerste maanden van haar leven bij grootouders heeft gewoond en dat grootouders al jaren proberen weer een rol te krijgen in het leven van de minderjarige. Door de uithuisplaatsing is dat tot nu toe niet gelukt. De GI heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd, maar geeft juist aan dat het belangrijk is dat de minderjarige weer contact krijgt met haar grootouders. Gelet op het belang van de minderjarige om ook weer contact te krijgen met haar grootouders van moederszijde, zal de rechtbank grootouders ontvangen in hun verzoek.
3.3.
Zoals overwogen is de GI van mening dat er omgang moet zijn tussen de grootouders en de minderjarige. Het geschil zit hem in de voorwaarden waaronder dit contact moet plaatsvinden en de frequentie. Tijdens de mondelinge behandeling is overeenstemming bereikt dat de omgang plaatsvindt onder begeleiding van [naam 10] van Agathos. De minderjarige kent [naam 10] zodat er voor haar een bekend persoon aanwezig is. De rechtbank zal dan ook niet bepalen dat pleegmoeder (de eerste paar keer) bij de omgang aanwezig is. Dit is in het verleden niet goed gelopen en voorkomen moet worden dat de minderjarige weer in een dergelijke gespannen situatie terechtkomt. Omdat pleegmoeder niet bij de omgang aanwezig is, verbindt de rechtbank aan deze regeling niet de voorwaarde dat er eerst gesprekken tussen grootouders en pleegmoeder moeten plaatsvinden. Overigens hebben grootouders en pleegmoeder de bereidheid uitgesproken om in mediation te gaan om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren.
3.4.
Met de raad en de GI is de rechtbank van oordeel dat eenmaal in de zes weken een juiste frequentie is. Hierbij is van belang dat de minderjarige ook al een omgangsregeling met haar moeder heeft en ervoor gezorgd moet worden dat het voor pleegmoeder allemaal behapbaar blijft. Zij staat namelijk in haar eentje voor de niet makkelijke taak om haar kleindochter op te voeden. Daarom zal de rechtbank ook een regeling bepalen waarbij grootouders en [naam 10] de minderjarige op een schooldag (bijvoorbeeld de woensdag) uit school halen en dan een uur iets leuk gaan doen met de minderjarige. De precieze dag zal afhangen van de beschikbaarheid van [naam 10] . Gedacht kan worden aan een bezoek aan een speeltuin of kinderboerderij of ergens een ijsje eten. Na afloop van dit uur brengen zij de minderjarige weer terug bij pleegmoeder. Het idee is om op deze manier pleegmoeder wat te ontlasten in haar zorg. Indien pleegmoeder liever het halen en brengen voor haar rekening neemt, mag zij dat ook doen.
3.5.
Voorgaande regeling zal een basisregeling zijn waarbij het aan de GI is om daar in de toekomst verder vorm aan te geven. Op dit moment zal de rechtbank het verzoek van grootouders om de omgangsregeling plaats te laten vinden bij grootouders thuis en uit te breiden, afwijzen. De regeling zal starten op het moment dat [naam 10] van Agathos beschikbaar is en zal ieder half jaar geëvalueerd moeten worden.
3.6.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat de minderjarige in het kader van de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht bij de grootouders zal zijn als volgt:
- tenminste eenmaal per zes weken gedurende één uur op een schooldag onder begeleiding van [naam 10] van Agathos, waarbij grootouders de minderjarige uit school halen en weer terugbrengen bij pleegmoeder dan wel pleegmoeder de minderjarige op een afgesproken plek bij grootouders brengt en haar daar weer ophaalt;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.L. Raphael, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E.L. Visser griffier, op 29 april 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.