ECLI:NL:RBROT:2024:451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
10/237749-23 en 10/203484-23 vordering TUL VV: 10/102264-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging doodslag en diefstal uit woning met vrijspraak voor diefstal

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een poging tot doodslag en diefstal uit een woning. De zaak betreft twee parketnummers: 10/237749-23 en 10/203484-23. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal uit de woning, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan deze feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de plaats delict was en dat de bewijsvoering onvoldoende was om de diefstal te bevestigen.

In de andere zaak, parketnummer 10/237749-23, werd de verdachte wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan een poging tot doodslag. Dit gebeurde op 14 mei 2023, toen de verdachte een vuurwapen overhandigde aan een onbekende persoon die vervolgens op een medeverdachte schoot. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de kans had aanvaard dat het wapen gebruikt zou worden om te schieten, wat leidde tot zijn veroordeling. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 164 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een jeugdreclasseringstraject en het meewerken aan een behandeling.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte van het feit waarvoor de vordering was ingediend, werd vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/237749-23 en 10/203484-23 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/102264-22
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 19 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De dagvaarding met parketnummer 10/237749-23 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/237749-23 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/237749-23 onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde en van het onder parketnummer 10/203484-23 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van tien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan de Harde Kern Aanpak, meewerkt aan elektronische monitoring, naar de dagbehandeling van Urban Skillsz gaat volgens rooster en zich houdt aan de gemaakte afspraken, meewerkt aan een plaatsing bij Amani Zorg dan wel Pameijer en meewerkt aan de PMT-behandeling (psychomotorische therapie);
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/237749-23 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak, parketnummer 10/203484-23
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal uit een woning. Uit de camerabeelden van de portiek, de ingang en de lift blijkt dat de verdachten wisten waar de camera’s hingen in het gebouw waar de diefstal is gepleegd. De verdachte is herkend op de beelden en hij herkent zichzelf ook. Op de beelden is te zien dat de verdachte met een tas loopt, waarin de gestolen goederen zaten. Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier dat de verdachte weliswaar met de tas met inhoud terug naar boven is gelopen, maar dat hij daarna alsnog via een route waar geen camera’s hingen, het gebouw heeft verlaten met de gestolen goederen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 28 op 29 augustus 2022 zijn er spullen gestolen uit de woning van de aangeefster, door mensen die via vrienden van haar dochter waren uitgenodigd. Op beelden is te zien dat de verdachte met een grote tas, waarin in ieder geval een Playstation zit, met de lift naar beneden gaat en even naar buiten loopt. Vervolgens gaat de verdachte met de gevulde tas weer terug naar boven met de lift. Zelf heeft de verdachte verklaard dat hij van iemand anders de tas in zijn handen kreeg, met het verzoek om ermee naar beneden te gaan. Toen de verdachte buiten stond, kwam hij erachter dat er in de tas een Playstation zat. Op dat moment heeft de verdachte besloten dat dit niet kon kloppen en is hij weer terug de woning in gegaan, waar hij de tas heeft neergezet. Dat wat op de beelden is te zien, past bij deze verklaring van de verdachte. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de verdachte nadien (nogmaals) de woning heeft verlaten, terwijl hij in het bezit was van goederen uit de woning.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning dan wel aan de subsidiair ten laste gelegde heling.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder parketnummer 10/203484-23 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering, parketnummer 10/237749-23
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
Allereerst is er onvoldoende bewijs dat de verdachte op de plaats delict was. De berichten die de verdachte naar een medeverdachte heeft gestuurd, die erop neerkwamen dat hij om een lift vroeg, zijn niet relevant. Ten aanzien van die medeverdachte is door de raadkamer gevangenhouding namelijk vastgesteld dat er geen ernstige bezwaren tegen hem bestaan. De zendmastgegevens in het dossier zeggen niets, nu de verdachte ongeveer 200 meter van de plaats delict vandaan woont. Ook de herkenningen van de verbalisanten zijn niet relevant, nu deze gebaseerd zijn op zogenaamde “stills” van slechte kwaliteit en niet op de bewegende beelden. Gelet op de strenge eisen die in de jurisprudentie worden gesteld aan herkenningen, is de verdediging van mening dat deze in dit geval onvoldoende betrouwbaar zijn. Vervolgens is op de beelden niet vast te stellen wat degene die als de verdachte wordt aangewezen overdraagt aan de schutter. Het is niet duidelijk of dit daadwerkelijk een vuurwapen is geweest. Tot slot is het de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op het feit dat de uiteindelijke schutter besloot te schieten. Het wapen had ook gebruikt kunnen worden om af te dreigen of om in de lucht te schieten.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 14 mei 2023 vond een schietpartij plaats in de [straatnaam01] in [plaats01]. Twee jongens uit verschillende groepen kregen ruzie, waarbij er ook geslagen werd. De ruzie is uitgemond in een schietpartij, waarbij beide jongens op elkaar geschoten hebben. Medeverdachte [medeverdachte01] is hierbij gewond geraakt. Politieagenten hebben de verdachte herkend als degene die een vuurwapen overhandigde aan de onbekend gebleven persoon die op [medeverdachte01] heeft geschoten.
Het dossier bevat herkenningen van drie agenten. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de desbetreffende processen-verbaal dat de herkenningen in ieder geval mede gebaseerd zijn op bewegend beeldmateriaal. Na bestudering daarvan hebben de agenten “stills” gemaakt, die in het dossier zijn gevoegd. De herkenningen zijn gedaan door agenten die de verdachte kennen van eerdere contacten. Daarbij is steeds duidelijk omschreven aan welke kenmerken de verdachte is herkend. De rechtbank acht de herkenningen daarom voldoende betrouwbaar. Uit de zendmastgegevens blijkt daarnaast dat de telefoon van de verdachte in de buurt van de [straatnaam01] in [plaats01] was ten tijde van de schietpartij. In tegenstelling tot dat wat door de verdediging naar voren is gebracht, woonde de verdachte in die tijd niet (meer) in de buurt van de [straatnaam01] . Hij woont sinds 19 december 2022 in een ander deel van [plaats01], namelijk in [gebied01]. Verder blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte dat hij vlak na de schietpartij in de buurt van de [straatnaam01] moest worden opgehaald.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat bewezen is dat de verdachte zich op 14 mei 2023 ten tijde van het schietincident bevond op de [straatnaam01] in [plaats01] en dat hij op de beelden is te zien.
Op de beelden is ook te zien dat de verdachte vlak voor de schietpartij iets heeft overgedragen aan de onbekende schutter. Op basis van de beelden kan het niet anders zijn dan dat dat voorwerp een vuurwapen was. De onbekende schutter houdt zijn handen bij elkaar nadat hij het voorwerp van de verdachte heeft aangenomen en maakt daarbij een beweging die op het doorladen van een pistool zou kunnen duiden. De rechtbank kent daarnaast gewicht toe aan het zeer korte tijdsverloop tussen de overdracht en het schieten door de medeverdachte; daartussen verstrijken slechts enkele seconden.
De laatste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de handeling van de verdachte maakt dat hij medeplichtig is geweest aan het door de schutter gepleegde misdrijf. De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf. Daarbij kan ook sprake zijn van opzet in voorwaardelijke zin.
Uit het dossier blijkt dat er voorafgaand aan de schietpartij een hoogoplopende ruzie was ontstaan, waarbij de onbekende schutter [medeverdachte01] heeft geslagen. Daarbij was de verdachte aanwezig. Door kort na die ruzie een vuurwapen aan een van de partijen bij die ruzie te overhandigen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit wapen ook gebruikt zou worden om in de richting van de tegenpartij te schieten.
Met de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, kan ook het onder 2 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van een (onbekend) vuurwapen, bewezen worden. Uit het feit dat medeverdachte [medeverdachte01] daadwerkelijk is geraakt, blijkt dat het ging om een functionerend vuurwapen. Verder is ter plaatse een kogelhuls van het kaliber 7.65 aangetroffen, naast hulzen van het (andere) kaliber van het wapen dat door [medeverdachte01] lijkt te zijn gebruikt.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/237749-23 onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1 subsidiair
een onbekend gebleven persoon op 14 mei 2023 te [plaats01], ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [medeverdachte01] van het leven te beroven, met dat opzet,
- meermalen met een vuurwapen, op/in de richting van die [medeverdachte01] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij welk feit verdachte op 14 mei 2023 te [plaats01] opzettelijk middelen heeft verschaft door
- een vuurwapen te overhandigen aan die onbekend gebleven persoon;
feit 2hij op 14 mei 2023 te [plaats01], tezamen en in vereniging met anderen, een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie II onder 1 of categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van een onbekend merk en een onbekend type, kaliber 7.65
en daarbij voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Medeplichtigheid aan een poging tot doodslag

2.
Handelen in strijd met artikel 26 Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Op 14 mei 2023 heeft de verdachte tijdens een ruzie een vuurwapen aan een onbekend gebleven persoon gegeven. Deze onbekende heeft vervolgens geschoten op de tegenpartij. Het slachtoffer werd getroffen in zijn buik. Het incident vond plaats in een drukke straat, op de avond waarop Feyenoord net kampioen was geworden.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. De gevolgen voor het slachtoffer hadden vele malen ernstiger kunnen zijn. Niet alleen heeft de verdachte deze kans aanvaard, er liepen daarnaast veel omstanders in de straat die ook geraakt hadden kunnen worden. Bovendien brengen dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid teweeg in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 december 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Vanuit het onderzoek wordt de kans op herhaling hoog ingeschat. De Raad is van mening dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie met jeugdreclassering passend is. Daarbij dient het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie gelijk te staan aan het voorarrest, zodat de verdachte niet opnieuw naar de jeugdgevangenis hoeft. Dit zou niet in het belang zijn van zijn ontwikkeling en de ingezette hulpverleningstrajecten. De Raad is daarnaast van mening dat het strakke regime van de Harde Kern Aanpak en de enkelband voorlopig helpend zijn om de kans op herhaling te verkleinen en de verdachte met tijd en goede ervaringen te leren hoe hij zijn leven het beste kan inrichten zonder in de problemen te komen. Hierbij is het belangrijk dat de strakke kaders langzaam afgebouwd worden zodat hij geleidelijk meer vrijheden krijgt.
De Raad is van mening dat de PMT-behandeling voorlopig doorgang dient te krijgen en er aanvullend mogelijk nog behandeling ingezet dient te worden gericht op het vergroten van zijn vaardigheden. De plaatsing binnen een begeleide woonvorm dient op korte termijn gerealiseerd te worden. De jeugdreclasseerder kan de ontwikkeling van de verdachte de komende tijd blijven volgen en bijsturen indien nodig, daar hij kwetsbaar is en de kans op herhaling hoog blijft.
De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meewerkt aan de Harde Kern Aanpak en de gemaakte afspraken hierbinnen, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan elektronische monitoring, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- naar de dagbehandeling van Urban Skillsz gaat volgens rooster en zich houdt aan de gemaakte afspraken;
- meewerkt aan een plaatsing bij Amani Zorgen/of Pameijer;
- meewerkt aan de PMT behandeling en aan een eventueel aanvullende interventie of behandeling gericht op zijn vaardigheden en/of traumaverwerking, als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich houdt aan het contactverbod met slachtoffer en medeverdachte(n).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad, aangevuld met het hebben van een passende vrijetijdsbesteding en met uitzondering van het contactverbod. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 164 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van zestig uur passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder parketnummer 10/203484-23 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.631,00 aan materiële schade, een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 500,00 aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 17 mei 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 20 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 31 mei 2023.
9.2.
Beoordeling
Nu de hierboven bewezen verklaarde feiten voorafgaand aan het wijzen van dit vonnis zijn gepleegd, zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 48, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/237749-23 onder 1 primair en onder parketnummer 10/203484-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/237749-23 onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 164 (honderdvierenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan verscherpt toezicht in het kader van de ITB-Harde Kern Aanpak, zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, met een maximale duur van zes maanden;
- zich zal houden aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring, zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, met een maximale duur van zes maanden;
- naar de dagbehandeling van Urban Skillsz zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van Urban Skillsz, of voor dagbehandeling naar een soortgelijke instelling gaan, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan een plaatsing binnen een KTC of begeleid wonen, zoals bij Amani Zorg, Pameijer of een soortgelijke instelling;
- zijn medewerking zal verlenen aan de PMT behandeling en naar de afspraken voor deze behandeling zal gaan en aan een eventueel aanvullende interventie of behandeling gericht op zijn vaardigheden en/of traumaverwerking, als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich zal inspannen een positieve vrijetijdsbesteding te hebben en te behouden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.L. Luiten en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2024.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/237749-23
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2023 te [plaats01],
tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [medeverdachte01] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
meermalen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op/in de richting van die [medeverdachte01] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon op of omstreeks 14 mei 2023 te [plaats01],
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [medeverdachte01] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- meermalen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/in de richting van die [medeverdachte01] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot welk feit verdachte op 14 mei 2023 te [plaats01] opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen
heeft verschaft door
- met die onbekend gebleven persoon naar het plaats delict te gaan, en/of
- een vuurwapen te overhandigen aan die onbekend gebleven persoon;
2
hij op of omstreeks 14 mei 2023 te [plaats01],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1
categorie II onder1en/of categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
-
van een onbekend merk en/of een onbekend type, kaliber 7.65en/of daarbij voor dat wapen geschikte munitie,
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/203484-23
hij op of omstreeks 29 augustus 2022 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning, gelegen aan de [straatnaam02] ,
één of meer goed(eren), te weten één of meer spelcomputer(s) (merk Playstation)
en/of twee paar airpods en/of een fotocamera en/of een tas (merk Guess) en/of
geld (in totaal 880 euro of daaromtrent),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02]
[slachtoffer02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2022 te [plaats01],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer spelcomputer(s) (merk Playstation) en/of twee paar airpods en/of een
fotocamera en/of een tas (merk Guess) en/of geld (in totaal 880 euro of
daaromtrent),
althans één of meer goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.