ECLI:NL:RBROT:2024:4504

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/10/674857 / JE RK 24-468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in complexe scheiding met bedreiging van ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 april 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], in het kader van een jarenlange strijd tussen hun ouders. De ouders zijn sinds 27 december 2023 gescheiden, maar de strijd om de opvoeding en zorg voor de kinderen is sindsdien verhard. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflicten tussen de ouders, die onvoldoende inzicht hebben in de impact van hun gedrag op hun kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van twaalf maanden, wat door beide ouders werd ondersteund. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie van de minderjarigen zodanig is dat zij onder toezicht moeten worden gesteld om hen een veilige opvoedomgeving te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders moeten werken aan hun opvoedvaardigheden en de communicatie met elkaar verbeteren. De ondertoezichtstelling is ingegaan op 12 april 2024 en duurt tot 12 april 2025.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zittingsplaats: Rotterdam
Zaakgegevens : C/10/674857 / JE RK 24-468
datum uitspraak: 12 april 2024
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak betreffende de ondertoezichtstelling
in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de raad,

gevestigd te
Eindhoven
betreffende de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2] ;
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1] , volgens de huwelijksakte van het Turkse Consulaat Generaal te Roterdam geheten: [naam 1] , hierna te noemen de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres.
[naam 2] , hierna te noemen ***,
gevestigd te [woonplaats]
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 28 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 1 maart 2024.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 12 april 2024.
Het verzoek is gecombineerd behandeld met het bij de rechtbank ingekomen verzoek van de man tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 1] , bekend onder zaak-rekestnummer C/10/670056 / FA RK 23-8948.
In die zaak is afzonderlijk uitspraak gedaan.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de vrouw,
- de man,
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, vertegenwoordigd door [naam 3] ,
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna: de GI,
vertegenwoordigd door [naam 4] .
De minderjarige [minderjarige 1] is, gezien haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening
kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders.
Het huwelijk van partijen is op 27 december 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2022 in de registers van de burgerlijke stand.
Bij voornoemde beschikking van 25 mei 2022 is – voor zover thans van belang – :
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn;
  • bepaald dat de man in het kader van de zorgregeling omgang heeft met de minderjarige: eenmaal in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • bepaald dat de man met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand huurder zal zijn van de echtelijke woning aan [adres] .
Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 1 november 2023 is de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2022 bekrachtigd.
De minderjarige [minderjarige 1] verblijft sedert 1 december 2023 bij de man.

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van twaalf maanden.

Het standpunt van belanghebbenden

Beide ouders staan achter toewijzing van het verzoek van de raad.

De beoordeling

Aan het verzoek van de raad ligt het volgende ten grondslag.
De minderjarigen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
Er is sprake van een complexe scheiding. Sinds het moment van uiteengaan (begin 2022) is er sprake van een strijd. De minderjarigen hebben hier last van en staan tussen hun ouders in.
Beide ouders hebben een andere belevenis van de voorgeschiedenis en leggen de verantwoordelijkheid en oorzaak van de problemen buiten zichzelf en bij de andere ouder. De ouders tonen onvoldoende inzicht in het effect van de strijd op hun kinderen, met als gevolg dat er al lange tijd teveel van de minderjarigen gevraagd wordt en de minderjarige - die ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt - niet krijgen wat zij nodig hebben.
Er zijn zorgen over verbaal en fysiek geweld in de opvoedsituaties bij ouders en er bestaan zorgen over de individuele opvoedvaardigheden van de ouders.
Daarbij zijn er zorgen over de belastbaarheid van de vrouw die fulltime werkt en de zorg voor de twee jongste kinderen grotendeels alleen vormgeeft. De vrouw lijkt hierdoor keuzes te maken die niet in het belang van de minderjarigen zijn. Op dit moment verblijven de twee jongste minderjarigen bij de vrouw en verblijft de oudste minderjarige na een ruzie thuis vanaf december 2023 bij de man en heeft/wil zij geen contact meer met haar moeder.
De ouders hebben de afgelopen periode onvoldoende geprofiteerd van de geboden hulpverlening in het vrijwillige kader. De strijd tussen hen is in de afgelopen periode zelfs verhard. Op dit moment zijn de ouders onvoldoende bereid dan wel niet in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen. Beide ouders hopen in het kader van de ondertoezichtstelling begeleid te worden, zodat de situatie aanzienlijk zal verbeteren.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op dit moment zijn de doelen waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
  • de minderjarigen groeien op in een voorspelbare en veilige omgeving, waarbij geen sprake is van fysiek of verbaal geweld;
  • de minderjarigen hebben onbelast contact met hun beide ouders binnen een regeling die past bij hun individuele mogelijkheden en behoeftes, waarbij zij niet belast en betrokken worden bij het maken van afspraken hierover;
  • het herstellen van het contact tussen [minderjarige 1] en haar moeder;
  • het verwerken van de gebeurtenissen op een voor de minderjarigen passende manier.
Om deze doelen te behalen moet er in eerste instantie zich komen op de opvoedvaardigheden en de situatie bij beide ouders, zodat met beide ouders er individueel gewerkt kan worden aan de eigen opvoedvaardigheden zodat aan de minderjarigen een veilige opvoedomgeving kan worden geboden. Belangrijk hierbij is dat de ouders zich leren te verplaatsen in de gedachtes en gevoelens van hun kinderen, zodat zij beiden beter in staat zijn daar op een sensitieve manier op te reageren.
Daarnaast hebben de ouders psycho-educatie nodig om te leren in te zien welk effect hun uitspraken over en hun gedrag op de andere ouder op de kinderen heeft (gehad). Binnen deze psycho-educatie moet ook ruimte zijn voor het verwerken van de voorgeschiedenis.
Pas wanneer de ouders individueel op deze twee gebieden geholpen zijn kan begonnen worden met het onder professionele begeleiding herstellen van de communicatie en het vormgeven van de samenwerkingsrelatie als gezamenlijk ouders.
Met betrekking tot de minderjarigen dient er zo spoedig mogelijk zicht te komen op hun beleving van de huidige situatie en de voorgeschiedenis. Alle drie de minderjarigen hebben passende hulp nodig om te verwerken wat zij hebben meegemaakt, hun vertrouwen in volwassen moet worden vergroot en zij moeten leren verantwoordelijkheden te krijgen die passen bij hun huidige leeftijd.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de GI verklaard dat de hulpverlening vanuit de GI meteen kan worden gestart en dat er binnen één week vanuit de GI contact met de ouders zal worden opgenomen.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht stellen voor de duur van
twaalfmaanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 12 april 2024 tot 12 april 2025;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is op 12 april 2024 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P. Mansveld-Spierings als griffier en schriftelijk uitgewerkt op 26 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.