2.5.Zorgregeling
2.5.1.Het is partijen niet gelukt om in het mediationtraject (definitieve) afspraken te maken over het contact tussen de man en de minderjarige.
2.5.2.In de kort gedingprocedure, die de man op 22 november 2023 aanhangig heeft gemaakt hebben partijen wel afspraken gemaakt over een (voorlopige) omgangsregeling. Deze afspraken zijn opgenomen in het vonnis van 22 december 2023.
2.5.3.De man verzoekt in deze bodemprocedure vaststelling van een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) dan wel van de uitoefening van het omgangsrecht. Na wijziging van zijn verzoek vraagt hij een opbouwregeling waarbij hij de minderjarige uiteindelijk vanaf 31 mei 2024 om het weekend van zaterdag 9:00 uur tot en met zondag 17:00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij zich heeft. Omdat de vrouw nalaat de gemaakte afspraken na te komen, verzoekt hij de vrouw te veroordelen tot het betalen van een dwangsom voor iedere dag dat zij nalatig zal zijn haar medewerking te verlenen.
2.5.4.De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.5.5.Omdat de man met de vrouw het gezag krijgt over de minderjarige, wordt hierna gesproken over zorgregeling.
2.5.6.Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen net als, met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW, een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben als:
dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.5.7.De rechtbank is onvoldoende gebleken dat de hiervoor genoemde contra-indicaties zich hier voordoen. De aantijgingen van de vrouw jegens de man dat hij zich bezighoudt met drugs- en alcoholgerelateerde feiten, hij bedreigd zou worden en er met regelmaat schuldeisers en andere bedreigende figuren op stoep van de man staan, zijn niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De rechtbank volgt de vrouw dan ook niet in haar stelling dat contact tussen de man en de minderjarige nu onverantwoord is. Het is juist belangrijk dat het contact tussen de man en de minderjarige hersteld wordt en hij een structurele rol in haar leven krijgt. Omdat gebleken is dat het partijen niet lukt om in voorkomende gevallen flexibel om te gaan met eerder gemaakte afspraken over het contact tussen de man en de minderjarige, is het belangrijk dat een duidelijke (voorlopige) zorgregeling in deze beschikking wordt vastgesteld, waaraan beide partijen zich moeten houden. Pas als beide partijen zich strikt houden aan de zorgregeling, kan het onderlinge vertrouwen en op termijn ook de onderlinge communicatie worden hersteld. Mogelijk kunnen partijen dan in het mediationtraject dat zij voornemens zijn opnieuw op te starten gezamenlijk een definitieve zorgregeling overeenkomen.
2.5.8.Partijen hebben afgesproken dat de man, in afwachting van de beslissing van de rechtbank, met ingang van dinsdag 26 maart 2024 (oneven week) contact met de minderjarige heeft van 16:00 uur tot 18:00 uur en op zaterdag 30 maart 2024 van 10:00 uur tot 12:00 uur, waarbij de vrouw de minderjarige bij de man brengt en hij haar weer terugbrengt bij de vrouw. Op dinsdag 2 april 2024 (even week) heeft de man de minderjarige dan van 10:00 uur tot 12:00 uur bij zich. Voor de periode daarna zal de rechtbank een voorlopige (opbouw) zorgregeling vaststellen, zoals hierna in de beslissing is vermeld en die in het belang van de minderjarige wordt beschouwd.
2.5.9.Omdat de vrouw eerder de gemaakte afspraken niet is nagekomen, terwijl zij daar naar het oordeel van de rechtbank geen dan wel een onvoldoende onderbouwde reden toe had, wordt aan haar een dwangsom opgelegd, zoals hierna in de beslissing is vermeld.
2.5.10.Zoals hiervoor is vermeld, zijn partijen voornemens opnieuw het mediationtraject op te starten. Voor de man is het wel belangrijk dat eerst het contact met de minderjarige wordt opgestart, zodat de vrouw mediation niet kan aangrijpen om dit contact nog langer uit te stellen. Daarom is afgesproken dat het mediationtraject later in deze procedure wordt opgestart. De rechtbank heeft contact gehad met het mediationbureau en die zal eind mei 2024 contact opnemen met partijen. De behandeling van de zaak ten aanzien van de definitieve zorgregeling en de verzoeken van de man een beschermingsonderzoek- en raadsonderzoek te gelasten, wordt in afwachting van dit traject aangehouden. Ten aanzien van deze laatste verzoeken geldt, dat de rechtbank op dit moment onvoldoende aanleiding hiertoe over te gaan.