Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, tevens houdende een verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening ex artikel 223 Rv, ingekomen op
- 10 november 2023;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 29 februari 2024;
- het bericht met bijlagen van de man van 29 januari 2024;
- het bericht met bijlagen van de vrouw van 8 februari 2024.
- partijen en advocaten voornoemd;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3] .
2.De vaststaande feiten
- een- tot tweemaal per week contact heeft met de minderjarigen door te (video)bellen en voor zover de minderjarigen daartoe het initiatief nemen, vaker;
- eenmaal per veertien dagen omgang heeft met de minderjarigen bij ofwel zijn moeder ofwel bij zijn zus, ofwel op een openbaar toegankelijke plaats zoals een (binnen)speeltuin, waarvoor de vrouw zal brengen en terugbrengen;
- aanvullend omgang kan hebben met de minderjarigen bij de vrouw, in onderling overleg te bepalen, bijvoorbeeld rondom het bezoeken van een ouderavond op school;
- € 15,- zal betalen aan de vrouw per keer dat zij reiskosten maakt voor het brengen en terugbrengen van de minderjarigen;
- Zoveel mogelijk de verdere kosten zal betalen die samenhangen met de omgangsmomenten, zoals entreegeld voor een (binnen)speeltuin.
3.De verzoeken en het verweer
- dat hij iedere week omgang heeft met de minderjarigen van vrijdag uit school tot en met zaterdag 17.00 uur, waarbij de man de minderjarigen ophaalt en de vrouw de minderjarigen bij de man ophaalt;
- dat alle vakanties bij helfte verdeeld worden zijnde de voorjaars-, mei-, zomer-, herfst- en kerstvakantie.
met een opbouwende regelingvoor zover dat nog niet heeft plaatsgevonden door een voorlopige voorziening te weten:
* de eerste 2 weken te (beeld)bellen, iedere ma en donderdag;
* in week 3, 4 en 5 wordt dit uitgebreid met een omgangsmoment van drie uur op de zaterdagen, waarbij man minderjarigen ophaalt om 11.00 uur (eventueel in bijzijn van een familielid van de zijde van de man) en weer thuisbrengt;
* in week 6 iedere zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
* in week 12 de regeling van iedere vrijdag uit school t/m za 17.00 uur.
- nakoming van de regeling uit de beschikking van 13 maart 2020, op straffe van een dwangsom van € 100,- per keer of dag, dat de regeling niet wordt nagekomen door de vrouw;
- een tijdelijke omgangsregeling vast te stellen waarbij de man het contact met de minderjarigen kan opbouwen waarbij de man belt met de minderjarigen iedere woensdag en zondag hetgeen vanaf week drie wordt uitgebreid met een omgangsmoment waarbij de man één zaterdag in de twee weken de minderjarigen op hun thuisadres ophaalt en omgang heeft gedurende vier uren (in het bijzijn van een familielid indien verzocht), waarbij de vrouw de minderjarige weer ophaalt na ommekomst van die vier uren.
4.De beoordeling
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
- de ouders zorgen dat het onderlinge vertrouwen over en weer wordt hersteld;
- de ouders zorgen dat hun communicatie verbetert in die zin dat zij op een respectvolle manier met elkaar kunnen overleggen;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor de minderjarigen te realiseren.
- welke vorm van ouderlijk gezag komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen en
- is omgang tussen de man en de minderjarige in het belang van de minderjarigen en zo ja, welke zorg- dan wel omgangsregeling komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
viermaanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum aan.
5.De beslissing
rechtbank Rotterdamin te dienen;
regio Rotterdam-Dordrecht;
regio Rotterdam-Dordrechtbinnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
regio Rotterdam-Dordrecht,wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.14 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
regio Rotterdam-Dordrechtzijn rapport en advies
binnen vier maandennadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
1 juli 2024 PRO FORMA.