In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2024 een herstelvonnis uitgesproken naar aanleiding van een verzoek van eiseres [persoon A] om een kennelijke fout in het eindvonnis van 27 maart 2024 te corrigeren. Eiseres verzocht de rechtbank om het bedrag in rechtsoverweging 6.1 van het eindvonnis te wijzigen van € 27.049,00 naar € 27.749,00, zoals eerder vermeld in rechtsoverweging 5.19 van hetzelfde vonnis. FeeConomy, de gedaagde partij, heeft in haar reactie aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van [persoon A] en erkende dat het genoemde bedrag in rechtsoverweging 6.1 een kennelijke verschrijving betrof.
De rechtbank heeft het verzoek van [persoon A] beoordeeld en vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke rekenfout. Op basis van artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de rechtbank besloten om de fout te herstellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bedrag in rechtsoverweging 6.1 moet worden aangepast naar € 27.749,00, zodat het overeenkomt met het bedrag dat in rechtsoverweging 5.19 correct was vermeld.
In de beslissing heeft de rechtbank bepaald dat de wijziging van het bedrag in het vonnis van 27 maart 2024 moet worden vermeld op de grosse van dat vonnis. Tevens is gelast dat partijen de ontvangen grosse of afschrift van het vonnis van 27 maart 2024 na ontvangst van het herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank moeten retourneren. Dit herstelvonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J.M.P. Cremers op 8 mei 2024.