ECLI:NL:RBROT:2024:4441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
FT EA 22-1081 en FT EA 22-1092
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling met verlenging van de termijn

Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren. De rechtbank heeft de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen en de termijn van de regeling verlengd. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging, omdat de schuldenaar niet had voldaan aan zijn inspanningsverplichting en zijn inkomen niet had gemeld. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, maar dat de schuldenares niet betrokken was bij het opzettelijk achterhouden van het salaris van de schuldenaar. De rechtbank overwoog dat de schuldenaren de financiële tekortkomingen hadden hersteld en dat er geen nieuwe schulden waren ontstaan. Gezien de omstandigheden, waaronder de ziekte van de schuldenares en de zorg voor hun kleinkinderen, besloot de rechtbank om de schuldsaneringsregeling niet tussentijds te beëindigen, maar de termijn met zes maanden te verlengen. De rechtbank benadrukte dat alle verplichtingen uit de regeling onverkort van kracht blijven tijdens de verlenging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging en wijziging termijn
insolventienummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 12 april 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 januari 2023 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar 1] en [schuldenaar 2],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaren,
bewindvoerder: mr. N.N. van Klaveren.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 21 februari 2024 met dit verzoek ingestemd.
Ter zitting van 5 april 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • Dhr. [schuldenaar 1] , schuldenaar;
  • Mw. [schuldenaar 2] , schuldenares;
  • Mw. de Heer, beschermingsbewindvoerder;
  • Mw. N.N. van Klaveren, bewindvoerder;
  • Dhr. [persoon A] , maatschappelijk werker.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft aan haar voordracht tot tussentijdse beëindiging ten grondslag gelegd dat schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting. Schuldenaar heeft vanaf datum toelating schuldsaneringsregeling niet gesolliciteerd waardoor de tekortkoming dertien maanden bedraagt. Bovendien heeft schuldenaar in de maanden februari 2023, maart 2023, april 2023 en mei 2023 in loondienst gewerkt. Het salaris wat schuldenaar in deze maanden heeft verdient is niet (volledig) afgedragen aan de boedel.
Door het vorenstaande is er tot en met de maand juli 2023 een achterstand ontstaan in de afdrachten aan de boedel ter hoogte van € 3.002,61. De bewindvoerder heeft in haar voordracht tot tussentijdse beëindiging opgemerkt dat de zojuist genoemde achterstand inmiddels is aangezuiverd door extra afdrachten door de beschermingsbewindvoerder.
Omdat schuldenaar vier maanden in loondienst heeft gewerkt en dit niet bij de bewindvoerder of de beschermingsbewindvoerder heeft gemeld, heeft hij geprobeerd crediteuren te benadelen. Ook heeft hij het ontvangen salaris buiten beeld gehouden door dit te laten overmaken op een bankrekening die niet de beheerrekening van de beschermingsbewindvoerder is en ook niet op de boedelrekening van de schuldsaneringsregeling. Hierdoor zijn de schuldeisers benadeeld, aldus de bewindvoerder.
Ter zitting bevestigt de bewindvoerder dat schuldenares zich wel aan de verplichtingen houdt, aangezien zij is vrijgesteld van haar sollicitatieverplichting. Desondanks rust op schuldenares ook de verplichting om de bewindvoerder te informeren over de arbeidssituatie van schuldenaar, als zij op de hoogte was van de stand van zaken. De bewindvoerder stelt zich dan ook op het standpunt dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd dient te worden voor zowel schuldenaar als schuldenares.
Standpunt beschermingsbewindvoerder
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat hij destijds niet wist dat schuldenaar in loondienst werkte. De beschermingsbewindvoerder is hier achteraf achter gekomen nadat de gemeente contact met hem had opgenomen. De beschermingsbewindvoerder verklaart dat, na ontvangst van de loonstroken, bekend is geworden dat het salaris op de rekening van de zoon van schuldenaren is overgemaakt. Volgens de beschermingsbewindvoerder heeft schuldenaar op deze manier doelbewust geld achter gehouden. Het totale bedrag dat schuldenaar heeft ontvangen aan salaris is uiteindelijk teruggevorderd en terugbetaald. Volgens de beschermingsbewindvoerder is er geen sprake van nieuwe schulden. De beschermingsbewindvoerder merkt op dat schuldenaren spijt hebben van de hele situatie en dat zij de zorg dragen van twee jonge kleinkinderen. Deze kinderen hebben het gezien de gezondheid van hun oma (schuldenares) en de financiële problemen niet makkelijk. De beschermingsbewindvoerder stelt zich dan ook op het standpunt dat de schuldsaneringsregeling niet tussentijds beëindigd dient te worden voor schuldenaar of schuldenares.
Standpunt maatschappelijk werker
Ter zitting heeft de maatschappelijk werker verklaard dat hij de afgelopen maanden sporadisch sollicitaties van schuldenaar heeft ontvangen en deze naar de beschermingsbewindvoerder stuurt. Hij verklaart dat schuldenaar zijn best doet maar dat hij moeilijk met een computer om kan gaan waardoor het solliciteren wordt belemmerd. Naast dat hij schuldenaar zal ondersteunen bij het solliciteren, ondersteunt hij het gezin ook op sociaal vlak. Naast de gezondheidsklachten van schuldenares, heeft schuldenaar zelf ook problemen op sociaal en psychisch vlak. Hierdoor is de maatschappelijk werker niet zeker of schuldenaar überhaupt kan werken. De maatschappelijk werker verklaart dat hij schuldenaar en zijn gezin de komende tijd verder zal begeleiden om de schuldsaneringsregeling zo goed mogelijk te doorlopen.
Standpunt schuldenarenSchuldenaren hebben ter zitting hun excuses aangeboden voor het buiten beeld houden van het salaris van schuldenaar en het onjuist informeren hierover en hebben toegezegd dat het niet meer zal gebeuren. Schuldenares heeft verklaard dat zij niet betrokken is geweest bij het opzettelijk achter houden van het salaris van schuldenaar. Op het moment dat schuldenares bekend werd met het feit dat het salaris van schuldenaar naar hun zoon ging, heeft zij aangegeven bij haar man dat het naar de beschermingsbewindvoerder moest. Schuldenaar heeft aangegeven wel te hebben gesolliciteerd en heeft hier stukken van overlegd. Naast dat schuldenares ernstig ziek is, kampt schuldenaar ook met psychische klachten. Schuldenaar is hiervoor langs de huisarts geweest.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 66.660,31 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Voldoende is komen vast te staan dat schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Schuldenaar heeft sinds aanvang van de schuldsaneringsregeling niet aantoonbaar gesolliciteerd. Schuldenaar heeft wel vier maanden in loondienst heeft gewerkt, maar heeft dit niet gemeld bij de bewindvoerder en beschermingsbewindvoerder. Het salaris dat schuldenaar heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden heeft hij buiten beeld van de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder gehouden door het over te laten maken naar de rekening van zijn zoon. Hiermee heeft schuldenaar getracht zijn schuldeisers te benadelen. Dit gedrag is onverenigbaar met het wezen van de wsnp, waarbij op basis van goed, saneringsgezind gedrag het vooruitzicht van een schone lei bestaat. Dit gedrag zou in beginsel tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van schuldenaar (zonder schone lei) rechtvaardigen.
Daarentegen acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat het handelen van schuldenaar niet aan schuldenares is toe te rekenen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden (op basis van hetgeen ter zitting is verklaard) dat schuldenares niet betrokken is geweest bij de opzet om het geld van schuldenaar buiten de boedel te houden. Ten aanzien van schuldenares ziet de rechtbank dan ook onvoldoende aanleiding om de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
Omdat het beëindigen van de schuldsaneringsregeling van schuldenaar ook tot gevolg zal hebben dat schuldenares (waarmee hij in gemeenschap van goederen is getrouwd) feitelijk geen schuldenvrije toekomst tegemoet kan zien, heeft de rechtbank zich voor de vraag gesteld gezien, of schuldenaar nog een laatste kans zou moeten verdienen. De rechtbank beantwoordt deze vraag uiteindelijk bevestigend, op grond van het volgende. Schuldenaren hebben de voor de schuldeisers nadelige consequenties van het handelen van schuldenaar weggenomen door de financiële tekortkoming te herstellen en de nieuwe schulden te voldoen. Hierdoor is er geen sprake meer van benadeling van de schuldeisers. Schuldenares is ernstig ziek en zal de komende periode een zware medische behandeling ondergaan. Daarnaast heeft schuldenaar ook diverse lichamelijke en fysieke klachten. Daar komt bij dat schuldenaren, ondanks deze klachten en hun leeftijd, ook nog zorg dragen voor hun minderjarige kleinkinderen, die het niet makkelijk hebben gezien de omstandigheden. De rechtbank ziet daarin aanleiding om, ondanks het laakbare gedrag van schuldenaar, met inachtneming van alle betrokken belangen, toch de schuldsaneringsregeling van schuldenaar niet tussentijds beëindigen, maar schuldenaar de kans te geven om zijn fouten te herstellen
verlenging regeling schuldenaar
De tekortkoming in de sollicitatieverplichting van schuldenaar bedroeg tot het einde van het afgelopen jaar 12 maanden. Schuldenaar heeft daarna echter wel gesolliciteerd, en in dat jaar ook vier maanden gewerkt. Gebleken is, dat schuldenaar zonder ondersteuning niet zelfstandig in staat is om zijn sollicitaties op correcte wijze uit te voeren en de stukken daarvan te bewaren. Ter zitting is bovendien gebleken dat schuldenaar gedurende de schuldsaneringsregeling een gedeeltelijke vrijstelling van de sollicitatieverplichting had kunnen krijgen. Gelet op deze omstandigheden, acht de rechtbank een verlenging van de schuldsaneringsregeling voor zes maanden voldoende om de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting te compenseren. Gedurende de verlenging zullen alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverkort van kracht zijn.
Benadrukt wordt dat op grond van de wet (artikel 295 Faillissementswet) ook vermogensbestanddelen die schuldenaren tijdens de verlenging verkrijgen in de boedel vallen.
Door de rechtbank wordt aan schuldenaar thans een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen moeten in het vervolg door schuldenaren stipt worden nagekomen, om een (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregelingen tussentijds te beëindigen;
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling van schuldenaar, in die zin dat deze 42 maanden bedraagt en daarmee eindigt op 16 juli 2026;
- bepaalt dat gedurende de verlenging alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverkort van kracht blijven.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.