ECLI:NL:RBROT:2024:4427

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
10/005591-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 21 kilogram cocaïne

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 5 januari 2024 te Rotterdam samen met een ander opzettelijk ongeveer 21.503 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. De verdachte, die niet in Nederland ingeschreven was, werd bijgestaan door raadsman mr. A.C. Vingerling. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had de cocaïne met de bedoeling om deze naar Duitsland te vervoeren. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had geen strafblad en had openheid van zaken gegeven. De rechtbank besloot tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen voertuig, dat was gebruikt voor het strafbare feit, en gelastte de teruggave van een geldbedrag van € 3.160 aan de verdachte, omdat er geen verband was met het strafbare feit. De uitspraak werd gedaan in tegenspraak en de rechtbank hanteerde de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/005591-24
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
niet in Nederland ingeschreven in de basisregistratie personen,
wonende op het adres: [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Bewijs en bewezenverklaring

In bijlage II is een opgave opgenomen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 januari 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk , aanwezig heeft gehad, ongeveer 21.503 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst 1,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering (hoofd)straf

Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feit
De verdachte heeft samen met iemand anders ruim 21 kilogram cocaïne aanwezig gehad. Het was de bedoeling om de cocaïne met zijn auto uit te voeren naar Duitsland. De verdachte was speciaal vanuit Duitsland naar Nederland gekomen om de cocaïne op te halen. In de kofferbak van zijn auto bevond zich een verborgen ruimte. Hoewel de aangetroffen 21 kilo cocaïne daar niet in paste, is dit wel zorgelijk.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat harddrugsgebruik leidt tot (vermogens- en gewelds)criminaliteit en aanzienlijke maatschappelijke schade veroorzaakt. Bovendien zorgt de met drugsgebruik samenhangende criminaliteit voor gevoelens van onrust in de samenleving. De verdachte heeft hier geen oog voor gehad en was slechts uit op financieel gewin.
Persoon verdachte
Uit uittreksels uit de justitiële documentatie van 15 maart 2024 (Nederland) en 9 januari 2024 (Duitsland), blijkt dat de verdachte, die 56 jaar oud is, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De verdachte had ten tijde van zijn arrestatie een garagebedrijf in Duitsland. Door zijn voorarrest is dat bedrijf inmiddels in andere handen overgegaan. De verdachte heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven en heeft er op de terechtzitting blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Slotsom
Gezien de ernst van het gepleegde feit wordt een gevangenisstraf van enige duur onontkoombaar geacht. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan is aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gezien het blanco strafblad van de verdachte, zijn leeftijd en zijn proceshouding, zal de gevangenisstraf enigszins worden gematigd en zal een deel daarvan voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Een reden om de gevangenisstraf enigszins te matigen is ook dat de auto waarmee het delict
werd gepleegd zal worden verbeurd verklaard en die auto een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt (volgens de verklaring van de verdachte ongeveer € 30.000,-) .
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen voertuig (de BMW met kenteken [kenteken]) primair gevorderd deze verbeurd te verklaren. De BMW is gebruikt voor het strafbare feit en is vanwege de ingebouwde verborgen ruimte er op ingericht om misdrijven te plegen. Subsidiair is gevorderd de BMW de onttrekken aan het verkeer.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van in totaal € 3.160,-- is gevorderd dit terug te geven aan de verdachte. Niet is gebleken dat er een verband bestaat tussen het geld en het strafbare feit.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het in beslaggenomen geld aan de verdachte dient te worden terug gegeven.
Beoordeling
Het in beslag genomen voertuig zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van het geldbedrag van in totaal €3.160,-- zal een last worden gegeven tot teruggave omdat een relatie tot het bewezen strafbare feit ontbreekt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere
vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
een personen auto, merk BMW met kenteken [kenteken];
- gelast de teruggave aan de verdachte van het geldbedrag van € 3.160,- (drieduizend eenhonderdzestig euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J. van de Klashorst rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21.503 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;