ECLI:NL:RBROT:2024:4418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
10/005577-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzettelijk verstrekken en aanwezig hebben van grote hoeveelheden cocaïne en hash

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk 21 kilogram cocaïne heeft verstrekt aan een persoon die daarvoor vanuit Duitsland naar Nederland was gekomen. Daarnaast was de verdachte opzettelijk aanwezig met 6 kilogram cocaïne en 28 kilogram hash in een tuinhuisje dat was ingericht als versnijdingspand. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft tijdens de zitting verklaard dat hij erin geluisd was door een andere persoon, maar dit verweer werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die voorheen een normaal leven leidde en niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen Renault Clio verbeurd, aangezien deze was gebruikt bij het strafbare feit, en gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/005577-24
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [detentieadres],
waarnemend raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Bewijs en bewezenverklaring

Bewijsverweer feiten 1 en 2
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij erin geluisd is door een zekere [naam]. [naam] heeft, terwijl de verdachte op vakantie was, zijn tuinhuis ingericht als versnijdingspand. Op de dag van de aanhouding is de verdachte daar achter gekomen. Er heeft toen een discussie tussen [naam] en de verdachte plaatsgevonden. Omdat [naam] met spoed weg moest heeft de verdachte op verzoek van [naam] de twee bigshoppers met cocaïne in het voertuig van de medeverdachte geplaatst. De verdachte dacht dat de tassen waren gevuld met boodschappen. Bij het ontbreken van wetenschap bij de verdachte kan het opzet niet worden bewezen.
Beoordeling bewijsverweer feiten 1 en 2
Het verweer wordt verworpen. Op grond van na te noemen bewijsmiddelen is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde feiten. Dat de verdachte er zou zijn ingeluisd is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verdachte bij het eerste politieverhoor een ontkennende verklaring heeft afgelegd en zich vervolgens steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De eerst op de terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte over [naam] vindt ook geen steun in het dossier. Integendeel: zo zijn de iPhone 8 - waarmee kort voor de overdracht van de cocaïne het WhatsApp-gesprek met de medeverdachte is gevoerd - en het in de chat genoemde 5 euro biljet met serienummer (zgn. token) bij de verdachte aangetroffen. Verder is op een vacumeermachine en op een mes naast de drugspers het DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft voor dit alles geen geloofwaardige verklaring gegeven.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 5 januari 2024 te Rotterdam, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21.503 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 5 januari 2024 te Rotterdam, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen,
te weten,
- het opzettelijk, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en vervoeren van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1
- voorwerpen en stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, bestaande die voorwerpen en stoffen uit
grote hoeveelheden versnijdingsmiddelen, ketamine, aceton, ethylacetaat en
oplosmiddel, en cocaïne persen, sealbags, metalen logo's, vacuümmeter apparaten, zeven, een blender en een koolstoffilter ;
3.
hij op 5 januari 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 28.549,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
4.
hij op 5 januari 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.140 gram van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feiten
De verdachte heeft ruim 21 kilogram cocaïne verstrekt aan iemand die daarvoor speciaal vanuit Duitsland naar Nederland was gekomen. Verder is in het tuinhuis van de verdachte nog ruim 6 kilogram cocaïne aangetroffen, alsmede ruim 28 kilogram hash. Het tuinhuis waarin de verdovende middelen werden gevonden was ingericht als ‘versnijdingspand’. In het pand zijn ook diverse goederen en chemicaliën aangetroffen voor de verwerking van cocaïne.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. De verspreiding van en de handel in harddrugs gaat vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, zoals vermogens- en geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hier geen oog voor gehad en was slechts uit op financieel gewin.
Persoon verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2024 blijkt dat de verdachte, die 48 jaar oud is, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte leek tot aan zijn arrestatie een normaal leven te leiden. Hij had al jarenlang een goede, vaste baan bij de Rotterdamse brandweer en heeft een gezin. Hij heeft zijn baan op het spel gezet en had ook verder veel te verliezen, maar heeft toch besloten om zich op het criminele pad te begeven.
Slotsom
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die straf is aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen gelet op de proceshouding van de verdachte. Hiervoor wordt geen aanleiding gezien De verdachte heeft op de zitting weliswaar een verklaring afgelegd maar die is niet geloofwaardig. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Ook de andere persoonlijke omstandigheden van de verdachte hebben de rechtbank geen aanleiding gegeven om af te wijken van bovenstaande uitgangspunten.
Alles afwegend wordt de hierna te noemen gevangenisstraf, passend en geboden geacht. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van vijf jaar komt te hoog voor, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig (personenauto van het merk Renault Clio met kenteken [kenteken]) verbeurd te verklaren, aangezien het gebruikt is bij het strafbaar feit.
Het inbeslaggenomen geldbedrag van € 390,- kan aan de verdachte worden teruggegeven.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het voertuig te retourneren aan de verdachte, nu het voertuig geen grote rol heeft gehad bij het plegen van de strafbare feiten. Tevens is verzocht het inbeslaggenomen geldbedrag aan de verdachte te retourneren.
Beoordeling
De in beslag genomen Renault Clio zal worden verbeurd verklaard. Het onder 1 bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 55, 57 en 60 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere
vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-verklaart verbeurdals bijkomende straf voor het onder 1 bewezenverklaarde feit :
een
personenauto, merk Renault Clio, kenteken [kenteken];
-gelast de teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van €390,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Verslui
svoorzitter,
en mrs. J. de Lange en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter en dc griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21.503 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door grote hoeveelheden versnijdingsmiddelen, ketamine, aceton, ethylacetaat en/of
oplosmiddel, en/of
cocaïne persen, sealbags, metalen logo's, vacuümmeter apparaten, zeven, een
blender en/of een koolstoffilter
voorhanden te hebben;
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/ sub 3 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28.549,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ and C Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.140 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ and C Opiumwet)