ECLI:NL:RBROT:2024:4408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
ROT 23/6374
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting op basis van verwijtbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring. Eiseres, die mantelzorger is voor haar broertje, had eerder een urgentieverklaring ontvangen, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat de SUWR van mening was dat haar huidige huisvestingssituatie aan haarzelf te wijten was. Eiseres had in het verleden een woning aan de [straatnaam 1] geaccepteerd, maar deze woning bleek later te ver weg van de woning van haar broertje, waardoor zij niet op de gewenste wijze mantelzorg kon verlenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 maart 2024, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van de SUWR aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de SUWR zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de huidige huisvestingssituatie van eiseres aan haarzelf te wijten is. Eiseres had zelf de keuze gemaakt om de woning aan de [straatnaam 2] te accepteren, en de rechtbank vond dat zij had kunnen voorzien dat dit zou leiden tot een langere reistijd naar haar broertje. De rechtbank concludeerde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden, en dat de afwijzing van de urgentieverklaring door de SUWR terecht was. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6374

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam 1], eiseres,

(gemachtigde: mr. C.W.F. Jansen),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, de SUWR,

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 19 juni 2023 (het primaire besluit) heeft de SUWR de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 september 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is de SUWR bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De SUWR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de SUWR.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 24 april 2023 een urgentieverklaring verzocht omdat zij mantelzorger is voor haar broertje, die in het centrum van [plaatsnaam 2] woont. Eiseres ontving eerder op basis van de hardheidsclausule een urgentieverklaring, toen zij nog samen met haar moeder en broertje aan de [straatnaam 1] woonde. Eiseres verleent samen met haar moeder mantelzorg aan haar broertje. Na de geboorte van het dochtertje van eiseres raakte haar broertje ontregeld. Met behulp van de eerdere urgentieverklaring is eiseres toen van de woning in de [straatnaam 1] naar een woning aan de [straatnaam 2] verhuisd. Eiseres heeft wederom een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, omdat de afstand van haar huidige woning tot de woning van haar broertje te groot blijkt te zijn.
3.1.
De SUWR heeft de aanvraag van eiseres met het primaire besluit afgewezen, omdat eiseres in de twee jaar voor de aanvraag al een urgentieverklaring heeft gehad.
3.2.
In het bestreden besluit is de SUWR bij de afwijzing van de aanvraag van eiseres gebleven. De SUWR legt niet langer aan het besluit ten grondslag dat eiseres geen recht heeft op een urgentieverklaring omdat zij eerder al een urgentieverklaring heeft gehad. Het huisvestingsprobleem van eiseres is ontstaan als gevolg van het naar het oordeel van de SUWR verwijtbaar doen of nalaten van eiseres. Met de eerder aan haar toegekende urgentieverklaring heeft eiseres namelijk zelf op deze woning gereageerd en deze vervolgens geaccepteerd, terwijl die woning later te ver weg bleek te liggen van de woning van haar broertje zodat zij niet op de gewenste wijze mantelzorger kan zijn.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de SUWR terecht de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De vraag of iemand in aanmerking komt voor een urgentieverklaring wordt geregeld in de Verordening woonruimte bemiddeling Rotterdam 2020 (de Verordening). Voor de van toepassing zijnde bepalingen uit de Verordening wordt verwezen naar de bijlage.
Standpunt eiseres
6. Eiseres betwist dat haar huisvestingsprobleem als gevolg van het accepteren van de woning aan de [straatnaam 2] aan haar dient te worden tegengeworpen. De SUWR miskent namelijk de lastige omstandigheden die ten tijde van het accepteren van de woning aan de orde waren. Omdat de situatie onhoudbaar was geworden, dacht eiseres er goed aan te doen om zo snel mogelijk een andere woning te accepteren. Volgens eiseres dient de hardheidsclausule vanwege acute omstandigheden toegepast te worden. De situatie is volgens eiseres hetzelfde als voordat zij naar haar huidige woning verhuisde. Vanwege de reistijd slaapt zij weer regelmatig in de woning van haar moeder en broertje. Eiseres is weer terug bij af.
Inhoudelijke beoordeling
7. De rechtbank is van oordeel dat de SUWR zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de huidige huisvestingssituatie van eiseres aan haarzelf te wijten is, zodat de SUWR de aanvraag voor een nieuwe urgentieverklaring mocht afwijzen. Eiseres heeft met de eerder aan haar afgegeven urgentieverklaring gereageerd op de woning aan de [straatnaam 2] en deze woning geaccepteerd. De [straatnaam 2] ligt in een ander deel van [plaatsnaam 2]. Eiseres had kunnen voorzien dat zij door het accepteren van deze woning enige reistijd had naar de woning aan de [straatnaam 1]. Eiseres had dan ook kunnen voorzien dat het verlenen van mantelzorg door deze reisafstand niet op de meest ideale of gewenste wijze verloopt. De rechtbank begrijpt dat eiseres zo snel mogelijk een andere plek nodig had omdat de eerdere woonsituatie aan de [straatnaam 1] onhoudbaar was, toch heeft eiseres zelf de keuze gemaakt om met behulp van de aan haar toegekende urgentieverklaring de woning aan de [straatnaam 2] te accepteren.
8. De SUWR heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat geen aanleiding bestaat om op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring aan eiseres te verlenen. Voor het toepassen van de hardheidsclausule moet sprake zijn van een schrijnende situatie of van bijzondere, bij het vaststellen van de Verordening onvoorziene, omstandigheden. Niet is gebleken dat sprake is van dergelijke omstandigheden. De rechtbank is, in tegenstelling tot eiseres, van oordeel dat de huidige situatie niet dezelfde is als toen zij aan de [straatnaam 1] woonde. Eiseres heeft nu immers een eigen woning en eerder niet. Het is een keuze van eiseres om soms te blijven slapen in de woning aan de [straatnaam 1]. De rechtbank heeft begrip voor de wens van eiseres om liever dichterbij haar broertje te wonen zodat zij hem de best mogelijke hulp kan bieden. Het is echter niet gebleken dat de situatie op dit moment schrijnend is of dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat aan haar op basis van de hardheidsclausule toch een urgentieverklaring zou moeten worden toegekend. De rechtbank betrekt daarbij de omstandigheid dat niet voldoende duidelijk is geworden wat de gevolgen zijn voor de zorg van haar broertje als zij niet op tijd bij hem kan zijn. Ook is de vraag of eiseres niet op een andere manier sneller bij haar broertje zou kunnen zijn, bijvoorbeeld door te fietsen naar de [straatnaam 1] in plaats van met de auto te gaan, onbeantwoord gebleven.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de SUWR eiseres geen urgentieverklaring hoeft te geven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020

Artikel 2.3. Weigeringsgronden urgentieverklaring
(…)
2. Het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring, kan de urgentieverklaring weigeren indien sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
f. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van naar het oordeel van het bestuursorgaan verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van het huishouden voor zover dit verwijtbare doen of nalaten niet langer dan twee jaar voor het indienen van aanvraag plaatsvond;
(…)
Artikel 2.5. Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
(…)