ECLI:NL:RBROT:2024:4408
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting op basis van verwijtbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring. Eiseres, die mantelzorger is voor haar broertje, had eerder een urgentieverklaring ontvangen, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat de SUWR van mening was dat haar huidige huisvestingssituatie aan haarzelf te wijten was. Eiseres had in het verleden een woning aan de [straatnaam 1] geaccepteerd, maar deze woning bleek later te ver weg van de woning van haar broertje, waardoor zij niet op de gewenste wijze mantelzorg kon verlenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 maart 2024, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van de SUWR aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de SUWR zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de huidige huisvestingssituatie van eiseres aan haarzelf te wijten is. Eiseres had zelf de keuze gemaakt om de woning aan de [straatnaam 2] te accepteren, en de rechtbank vond dat zij had kunnen voorzien dat dit zou leiden tot een langere reistijd naar haar broertje. De rechtbank concludeerde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden, en dat de afwijzing van de urgentieverklaring door de SUWR terecht was. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.