ECLI:NL:RBROT:2024:4399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/10/656581 / FA RK 23-3005
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vaststelling ouderschap in een familierechtelijke procedure met minderjarigen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 april 2024, wordt een verzoek tot vernietiging van de erkenning van twee minderjarigen door [persoon A] behandeld. De man, die de biologische vader is van de minderjarigen, heeft het verzoek ingediend, maar wordt door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De bijzondere curator, mr. M.P. Kloppenburg, heeft het verzoek overgenomen en verzoekt de rechtbank om de erkenning te vernietigen. De rechtbank oordeelt dat de bijzondere curator ontvankelijk is in het verzoek, omdat de minderjarigen het recht hebben om te verzoeken om vernietiging van de erkenning, gezien het feit dat [persoon A] niet de biologische vader is.

De rechtbank stelt vast dat de minderjarigen weinig contact hebben met [persoon A] en dat de man een actieve rol speelt in hun leven. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarigen is dat de erkenning door [persoon A] wordt vernietigd. De rechtbank wijst het verzoek van de bijzondere curator toe en vernietigt de erkenning, waardoor [persoon A] niet langer gezag heeft over de minderjarigen.

Daarnaast verzoekt de man om vaststelling van zijn ouderschap over de minderjarigen. De rechtbank verklaart hem in dit verzoek niet-ontvankelijk, maar de bijzondere curator neemt het verzoek over. De rechtbank stelt het ouderschap van de man vast onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde gaat. Tevens wordt vastgesteld dat de minderjarigen de geslachtsnaam van de man zullen dragen. De rechtbank besluit dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen gezamenlijk door de man en de vrouw zal worden uitgeoefend, zodra de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/656581 / FA RK 23-3005
Beschikking van 16 april 2024 over vernietiging van de erkenning,
vaststelling ouderschap en ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam,
e n
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012,
hierna: de minderjarigen,
beiden wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
vertegenwoordigd door
mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarigen,
hierna: de bijzondere curator.
In de zaak ten aanzien van de vernietiging erkenning zijn belanghebbenden:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
en
[persoon A], hierna: [persoon A] ,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] .
In de zaak ten aanzien van vaststelling ouderschap en het gezag is de belanghebbende:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] .

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 april 2023;
- de beschikking van deze rechtbank van 7 augustus 2023, waarbij
mr. Kloppenburg is benoemd tot bijzondere curator over de minderjarigen;
- het verslag van bevindingen, tevens inhoudend het verzoek van de bijzondere curator, ingekomen op 5 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. Daarbij zijn verschenen:
- de man met mr. G. Kartal, die heeft waargenomen voor mr. Timmer;
- de vrouw;
- de bijzondere curator;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [persoon B] ;
[persoon A] is
,hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
De minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. De minderjarigen hebben hier gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit de vrouw zijn geboren:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 1] .
2.2.
[persoon A] heeft de minderjarigen op 22 december 2014 erkend.
De latere vermelding betreffende erkenning is op 9 januari 2015 opgemaakt.
2.3.
Onweersproken is, dat [persoon A] niet de biologische vader van de minderjarigen is.
2.4.
Onweersproken is, dat de man de biologische vader van de minderjarigen is.
2.5.
De man, de vrouw en [persoon A] hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Vernietiging erkenning
3.1.1.
Het verzoek van de man strekt tot vernietiging van de erkenning van de minderjarigen door [persoon A] .
3.1.2.
Op grond van art. 1:205 lid 1 BW kan het verzoek tot vernietiging erkenning worden gedaan door het kind zelf, de erkenner en de moeder. De man, zijnde de biologische vader, kan dit verzoek niet doen. De rechtbank verklaart hem daarom in zijn verzoek niet-ontvankelijk.
3.1.3.
De bijzondere curator verzoekt de rechtbank om de erkenning van de minderjarigen door [persoon A] te vernietigen en neemt het verzoek van de man over.
3.1.4.
Op grond van artikel 1:205 lid 1a en lid 4 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning op grond van het feit dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend door het kind, binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet de biologische vader is. Als het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
In dit geval heeft de bijzondere curator, die de minderjarigen in deze procedure betreffende afstamming vertegenwoordigt, het verzoek tot vernietiging erkenning namens de minderjarigen ingediend. Gelet op hiervoor in art. 1:205 lid 1a en lid 4 BW bepaalde is de bijzondere curator ontvankelijk in dit verzoek.
3.1.5.
De bijzondere curator legt aan het verzoek ten grondslag dat hij vernietiging van de erkenning in het belang acht van de minderjarigen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat hem naar aanleiding van zijn gesprekken met de man, de vrouw en de minderjarigen is gebleken dat bij hen de uitdrukkelijke wens bestaat dat de erkenning door [persoon A] wordt vernietigd. Daarbij geldt dat aan het wettelijke criterium is voldaan omdat vast staat dat [persoon A] niet de biologische vader is van de minderjarigen.
3.1.6.
De vrouw noch [persoon A] hebben het verzoek weersproken.
3.1.7.
Onweersproken is dat [persoon A] niet de biologische vader is van de minderjarigen, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
3.1.8.
Enkel de vaststelling dat [persoon A] niet de biologische vader is van de minderjarigen is onvoldoende om tot vernietiging van de erkenning door [persoon A] over te gaan. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige staat namelijk het belang van het kind centraal en is een nadere afweging van de belangen van alle betrokkenen noodzakelijk.
Verder geldt dat de bijzondere curator zelfstandig toetst of het belang van het kind is gediend bij een dergelijk verzoek en met de mogelijkheid dat het vervolgens door de biologische vader kan worden erkend. De rechtbank is van oordeel dat de bijzondere curator het belang van de minderjarigen voldoende heeft getoetst. De minderjarigen hebben weinig tot geen contact met [persoon A] , de bijzondere curator heeft hem niet te spreken gekregen en ook op de mondelinge behandeling is hij niet verschenen. Het lijkt erop dat [persoon A] is “afgehaakt” in het leven van de minderjarigen na zijn scheiding van de vrouw.
De man, van wie niet is weersproken dat hij de biologische vader is, speelt wel een rol in het leven van de minderjarigen. [minderjarige 2] woont zelfs bij hem. Daarbij komt dat zowel de man als de vrouw en de minderjarigen willen dat hij als juridisch ouder op de geboorteakten van de minderjarigen wordt vermeld en zij zijn achternaam gaan dragen. Gelet hierop acht ook de rechtbank het in belang van de minderjarigen dat de erkenning door [persoon A] wordt vernietigd. Daarom zal het verzoek van de bijzondere curator worden toegewezen.
3.1.9.
De vernietiging van de erkenning heeft tot gevolg dat [persoon A] niet meer belast is met het gezag over de minderjarigen.
3.2.
Vaststelling ouderschap
3.2.1.
De man verzoekt vaststelling van zijn ouderschap over de minderjarigen.
3.2.2.
Op grond van artikel 1:207 lid 1 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek kan het ouderschap van een persoon, onder meer op de grond dat deze de verwekker is van het kind, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van het kind/de moeder. De man kan dit verzoek niet doen. Daarom is hij in zijn verzoek niet-ontvankelijk.
3.2.3.
De bijzondere curator verzoekt het vaderschap van de man gerechtelijk vast te stellen en neemt het verzoek van de man over. De bijzondere curator doet dit verzoek namens de minderjarigen.
3.2.4.
Aan de mogelijkheid voor het kind om door middel van gerechtelijke vaststelling het ouderschap te vestigen is geen termijn vastgesteld. Dit betekent dat het kind een in tijd onbeperkte mogelijkheid tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap krijgt. Gezien het vorenstaande is de bijzondere curator ontvankelijk in zijn verzoek.
3.2.5.
Niet in geschil is dat de man de verwekker is van de minderjarigen.
3.2.6.
Het verzoek kan als onweersproken en niet onrechtmatig of ongegrond worden toegewezen, met dien verstande dat omdat de vernietiging van de erkenning van de minderjarigen, welke beslissing bij deze beschikking is gegeven, nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de minderjarigen op dit moment nog niet kan worden toegewezen. Dit volgt uit artikel 1:207 lid 2 en 5 BW. De rechtbank zal het ouderschap van de man ten aanzien van de minderjarigen dan ook vaststellen onder de opschortende voorwaarde dat voornoemde beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, omdat op dat moment geen andere beletselen zoals genoemd in artikel 1:207 lid 2 BW in de weg staan aan de vaststelling van het ouderschap.
3.3.
Geslachtsnaam
3.3.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling gezamenlijk verklaard dat de minderjarigen de geslachtsnaam van de man zullen hebben.
3.4.
Bijzondere curator
3.4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator. De rechtbank zal op die manier beslissen.
3.5.
Ouderlijk gezag
3.5.1.
De man verzoekt tezamen met de vrouw te worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
3.5.2.
De vrouw heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd.
3.5.3.
Het verzoek kan als onweersproken en niet onrechtmatig of ongegrond worden toegewezen, met dien verstande dat het gezag pas gezamenlijk wordt uitgeoefend op het moment deze beschikking in kracht van gewijsde gaat.
3.6.
Proceskosten
3.6.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de man in zijn verzoeken tot vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling van het ouderschap niet-ontvankelijk;
4.2.
vernietigt de erkenning van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 1] ;
door [persoon A] , geboren op [geboortedatum 3] 1988 te [geboorteplaats 2] ;
4.3.
stelt - onder de opschortende voorwaarde dat voormelde beslissing tot vernietiging erkenning van de minderjarigen in kracht van gewijsde is gegaan - het ouderschap vast van [naam man] geboren op [geboortedatum 4] 1991 te [geboorteplaats 3] , ten aanzien van:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 1] ;
uit [naam vrouw] , geboren op [geboortedatum 5] 1994 te [geboorteplaats 4] ;
4.4.
stelt vast dat partijen gezamenlijk hebben verklaard dat de kinderen de geslachtsnaam van de man (de vader), te weten [achternaam man] zullen hebben;
4.5.
gelast de griffier, niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Capelle aan den IJssel op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.6.
beschouwt – voor zover er geen hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing – de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure met ingang van heden als beëindigd;
4.7.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarigen in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarigen, vanaf het moment dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, gezamenlijk uitoefenen;
4.8.
bepaalt dat van deze beslissing, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan, aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.9.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.10.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E. van Alebeek-Baars, griffier, op 16 april 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.