ECLI:NL:RBROT:2024:4397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/10/673618 / FA RK 24-1111
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een onafhankelijke voogd voor een minderjarige in het kader van voogdijzaken

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een voogdijzaak waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) is benoemd tot voogdes over de minderjarige [voornaam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2024. De zaak is aangespannen door de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die op 8 februari 2024 een verzoekschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2024, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar de raad en de opa wel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, geboren op [geboortedatum 1] 2008, zelf minderjarig is en daardoor niet in staat is om het ouderlijk gezag uit te oefenen. Dit heeft geleid tot een gezagsvacuüm voor de minderjarige.

De rechtbank heeft het verzoek van de raad beoordeeld op basis van artikel 1:295 BW in verbinding met artikel 1:299 BW, en geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de WSS als voogd wordt benoemd. De rechtbank heeft opgemerkt dat er geen geschikte voogd in het netwerk van de moeder beschikbaar is en dat de WSS al betrokken is bij de moeder en haar ondersteuning biedt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de dag van de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer : C/10/673618 / FA RK 24-1111
Beschikking van 2 april 2024 over de voogdij
in de zaak van:
de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna: de raad,
gevestigd te Eindhoven.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[naam moeder], hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
en
[naam opa], hierna opa,
wonende te [woonplaats]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de raad, ingekomen op 08 februari 2024;
  • het bericht van de raad, ingekomen op 15 maart 2024.
1.2.
De mondeling behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de raad, vertegenwoordigd door [persoon A] ;
  • de opa;
  • de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS), vertegenwoordigd door [persoon B] .
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De moeder is geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] .
2.2.
Op [geboortedatum 2] 2024 is te [geboorteplaats 2] uit de moeder geboren [voornaam minderjarige 1] .
2.3.
De vader van [voornaam minderjarige 1] is bekend, maar niet in beeld.
2.4.
[voornaam minderjarige 1] is niet erkend.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 december 2023 is [voornaam moeder] onder toezicht gesteld van de WSS tot 1 december 2024. Daarbij is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [voornaam moeder] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 1 december 2023 tot 1 december 2024.
2.6.
[voornaam moeder] verblijft in het moeder- en kindhuis van Pluryn in [plaats] .
2.7.
De WSS, gevestigd te Amsterdam, heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Voogdij
3.1.1.
De raad verzoekt de WSS, na de geboorte van het nu nog ongeboren kind, te benoemen tot voogdes vanaf het moment dat hij geboren is. De raad baseert het verzoek op artikel 1:253q lid 2 jo lid 4 BW en artikel 1:246 BW. [voornaam minderjarige 1] is inmiddels geboren.
3.1.2.
De rechtbank beoordeelt het verzoek van de raad niet aan de hand van de in 3.1.1. genoemde artikelen, omdat deze betrekking hebben op de situatie dat onbevoegdheid optreedt bij een ouder die al het gezag over een minderjarige uitoefent. Die situatie doet zich hier niet voor.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen op grond van artikel 1:295 BW in verbinding met artikel 1:299 BW. Op grond van die artikelen benoemt de rechtbank een voogd over alle minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en geen wettige voogd hebben.
De rechtbank benoemt de voogd op verzoek van bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad voor de kinderbescherming, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve, behoudens de gevallen genoemd in artikel 1:282a BW waar het gaat om beëindiging van de gezamenlijke voogdij bij rechterlijke beslissing of van rechtswege.
3.1.3.
Op grond van de inhoud van het verzoekschrift en de mondelinge toelichting moet van het volgende worden uitgegaan. [voornaam moeder] is zelf nog minderjarig en daarom op grond van artikel 1:246 BW niet bevoegd om het ouderlijk gezag over de baby uit te oefenen. De rechtbank constateert dat er op dit moment sprake is van een gezagsvacuüm.
3.1.4.
De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige 1] dat de WSS tot voogdes wordt benoemd en zal het verzoek van de raad toewijzen. De moeder kan zelf het gezag niet uitoefenen omdat zij minderjarig is. Uit het raadsrapport en het tijdens de mondelinge behandeling verhandelde volgt dat er geen mensen in het netwerk van de moeder zijn die een goede optie zijn om de voogdij op zich te nemen. De moeder heeft eerder haar oudtante voorgesteld als voogd, maar niet dan wel onvoldoende is gebleken dat die oudtante bereid is de voogdij op zich te nemen. Opa denkt dat het goed is dat de voogdij aan de WSS wordt opgedragen omdat zij al betrokken zijn bij het gezin. De rechtbank sluit zich aan bij het raadsadvies en concludeert dat er in het netwerk van de baby, in ieder geval op dit moment, geen geschikte voogd gevonden kan worden. De rechtbank oordeelt dat het, onder deze omstandigheden en gelet op de kwetsbare positie waarin de moeder en [voornaam minderjarige 1] zich bevinden, in het belang van [voornaam minderjarige 1] is dat een onafhankelijke voogd benoemd wordt. De WSS is al betrokken bij de moeder en is een logische partij om de voogdij over [voornaam minderjarige 1] aan op te dragen. De WSS heeft zich daartoe ook bereid verklaard. Zij zullen, zo blijkt uit het raadsrapport, de plaatsing van de moeder bij Pluryn coördineren en kunnen waar nodig andere hulpverlening inzetten. De rechtbank heeft begrepen dat zij daar in ieder geval tot haar 18de jaar kan blijven en ondersteund wordt op weg naar zelfstandigheid, ook als moeder.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
benoemt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam tot voogdes over [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 2] 2024 te [geboorteplaats 2] , zijnde de baby van [naam moeder] ;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan, aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E. van Alebeek-Baars, griffier, op 2 april 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.