RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaats] eiseres
(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).
Inleiding
1.1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete voor een overtreding van de Wet dieren en de Regeling dierlijke producten. Met het besluit van 9 september 2022 heeft verweerder eiseres een boete van € 5.000,- opgelegd.
1.2.Met het bestreden besluit van 2 december 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder deze boete gehandhaafd.
1.3.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [persoon A] (bestuurder van eiseres),
[persoon B] (bedrijfsdierenarts van eiseres) en de gemachtigde van verweerder.
Totstandkoming van het besluit
2. Verweerder heeft zijn boetebesluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 12 juli 2022 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in dit rapport onder meer het volgende:
“Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 4 januari 2022 omstreeks 5.28 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: de heer [persoon C] , functie: vestigingsmanager.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij met de toezichthouder [functionariscode] , omstreeks 5.28 uur, in de karkassenkoelcel. Ik bevond mij ter hoogte van lijn 8 en 9. Hier hingen varkenskarkassen bestemd voor humane consumptie aan de lijn. Dat de karkassen bestemd waren voor humane consumptie bleek mij uit het aanwezige gezondheidsmerk/EG-merk op de karkassen.
Ik zag dat er condens op goedgekeurde varkenskarkassen, die in het midden van lijn 8 en 9 hingen, viel. Ik zag dat de condens afkomstig was van een lekkende ventilator. Onder de ventilator was er een lekbak aanwezig om de condens te verzamelen die op de metalen onderkant van de ventilator was gevormd. De condens die was verzameld in de lekbak heb ik op de karkassen zien vallen.
Naar aanleiding van mijn bevindingen heeft het bedrijf besloten om alle varkenskarkassen te flamberen.
Condens vanaf een oppervlak kan karkassen verontreinigen. Condens kan potentieel Listeria spp. of andere ziekteverwekkers bevatten.
Ik zag dat de vorming van condens op oppervlakken niet werd voorkomen. Hieruit bleek dat werd gehandeld in strijd met het bepaalde in bijlage II, hoofdstuk I, onder punt 2b van Verordening (EG) nr. 852/2004 juncto artikel 4 lid 2 van deze verordening, hetgeen een overtreding is van het bepaalde in artikel 2.4 lid 1 onder C van de Regeling dierlijke producten juncto artikel 6.2 lid 1 van de Wet dieren.
Ik zag dat er condens op karkassen viel. Hierdoor zag ik dat levensmiddelen niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie werden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijze niet meer in die staat kunnen worden
geconsumeerd.
Hieruit bleek dat werd gehandeld in strijd met het bepaalde in bijlage II, hoofdstuk IX, punt 3 van Verordening (EG) 852/2004 juncto artikel 4 lid 2 van deze verordening, hetgeen een overtreding is van het bepaalde in artikel 2.4 lid 1 onder C van de Regeling dierlijke producten juncto artikel 6.2 lid 1 van de Wet dieren.”
3.1.Op grond van het rapport van bevindingen van 12 juli 2022 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiseres de volgende beboetbare feiten heeft gepleegd:
- Feit 1: “De vorming van condens op oppervlakken werd niet voorkomen.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, onder c, van de Regeling dierlijke producten en gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk I, punt 2, aanhef en onder b, van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (Verordening 852/2004).
- Feit 2: “Levensmiddelen werden niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor het vlees ongeschikt kan worden voor menselijke consumptie, schadelijk kan worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kan worden verontreinigd dat het redelijkerwijze niet meer in die staat kan worden geconsumeerd.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, onder c, van de Regeling dierlijke producten en gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Verordening (EG) nr. 852/2004.
Verweerder heeft de standaardboetes voor deze overtredingen met toepassing van artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren (Besluit handhaving) verhoogd naar een bedrag van € 5.000,- per overtreding, omdat eiseres op 3 april 2020 eerder een boete voor dezelfde overtredingen heeft gekregen en er nog geen vijf jaar zijn verstreken sinds die boete onherroepelijk is geworden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de boete is rekening gehouden met de omstandigheid dat de bewezenverklaarde beboetbare feiten een dusdanige samenhang vertonen dat voor deze overtredingen tezamen slechts eenmaal een boetebedrag vastgesteld is.
3.2.In het bestreden besluit heeft verweerder de boete van € 5.000,- gehandhaafd.