ECLI:NL:RBROT:2024:4345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
10/340189-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verlengde invoer van een grote hoeveelheid cocaïne en diefstal van een container

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die op 16 oktober 2023 betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne en de diefstal van een container. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2023 een container met cocaïne heeft opgehaald bij de ECT-terminal in Rotterdam en deze naar een loods in Hoogvliet heeft vervoerd. Tijdens de overval op de loods zijn pakketten met cocaïne gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container en dat hij samen met anderen handelde. De verdediging stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en moet een schadevergoeding van € 3.450,- betalen aan de benadeelde partij, [naam bedrijf].

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/340189-23
Datum uitspraak: 18 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat in de container die de verdachte vervoerde (hierna: de container), ook daadwerkelijk cocaïne heeft gezeten. Integendeel, uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de speurhond die de opdracht had om te controleren of er verdovende middelen in de container zaten of hadden gezeten, niet is aangeslagen. Verder is er geen bewijs voorhanden waaruit volgt dat de verdachte op 16 oktober 2023 aanwezig is geweest in de loods aan de [adres] te Hoogvliet. Dit maakt de verklaring van de verdachte dat een ander de vrachtwagen met de container de loods heeft binnengereden, feitelijk mogelijk. Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de container cocaïne bevatte, dan ontbreekt het bewijs voor het verwijt dat de verdachte een grote hoeveelheid cocaïne zou hebben vervoerd. Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat op het moment van het meenemen van de container op de Maasvlakte er bij de verdachte geen wetenschap (en dus geen opzet) aanwezig was dat hij die container aan het stelen was.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 11 oktober 2023 is een schip met daarop de container, met nummer [containernummer 1] , gelost in de haven van Rotterdam.
Op 16 oktober 2023 om 11:32 uur is de vervoerder ZWED aan deze container gekoppeld. Diezelfde dag om 12:14 uur heeft zich een andere vervoerder gemeld om de container op de ECT-terminal op te halen, met de verdachte als chauffeur van het transport. De verdachte reed in een vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] (hierna: de vrachtwagen). Omstreeks 12:43 uur is de vrachtwagen gecontroleerd. De verbalisanten zagen dat op de trailer van de vrachtwagen de container, met nummer [containernummer 1] , was geplaatst. Deze container was voorzien van een zegel met het nummer [containernummer 2] . Tijdens de inspectie zijn er geen afwijkingen gezien bij de nokken waarmee de container is afgesloten. De verdachte heeft vervolgens met de vrachtwagen en container om 13:12 uur de ECT-terminal verlaten.
Even later, om 15:05 uur, hebben de verbalisanten een melding ontvangen van een roofoverval in een loods aan de [adres] te Hoogvliet (hierna: de loods). Naar aanleiding daarvan zijn camerabeelden bekeken. Daarop is te zien dat om 13:55 uur een Toyota Yaris, gevolgd door een vrachtwagen met container, aankwam bij de loods. Op dat moment waren er al twee personen aanwezig in de loods. Om 13:58 uur reden de Toyota Yaris en de vrachtwagen met de container de loods in, waarna de roldeuren werden gesloten. Om 15:00 uur ging de roldeur weer open en verliet de vrachtwagen de loods. Kort daarna kwamen vier mannen het binnenterrein opgerend en vond er een roofoverval plaats. Getuigen hebben meerdere mannen met bivakmutsen gezien die pakketten vanuit de loods in twee auto’s laadden. Deze pakketten zouden in grote tassen zijn gestopt en tijdens het inladen zouden enkele pakketten op de grond zijn gevallen. De auto’s waren zo vol dat een van de mannen niet meer in de auto's paste. Toen de verbalisanten kort na de eerste meldingen ter plaatse kwamen zagen zij voor de loods een aantal ingetapete blokken liggen. Ook in de loods zijn verschillende ingetapete blokken aangetroffen, die later door het NFI positief zijn getest op cocaïne. Verder is in de loods in een zak van een jas een zegel met een afgebroken pin aangetroffen. Deze zegel had het opschrift [containernummer 2] . Ook is er een kniptang aangetroffen in de loods.
De container bleek op 16 oktober 2023 door een andere dan de rechtmatige vervoerder te zijn opgehaald op de ECT-terminal in Rotterdam en naar Antwerpen te zijn vervoerd door een vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] . De container is uiteindelijk vanuit Antwerpen naar de rechthebbende in Doetinchem vervoerd en tijdens de controle op 26 oktober 2023 door de Douane aldaar werd vastgesteld dat de originele verzegeling was vervangen. Ook werd gezien dat er pinda’s over de randen van de bigbags hingen en dat er verkreukelde en gescheurde afdekpapieren in de container lagen. De eigenaar van de pinda’s, [naam bedrijf] , benadrukte dat de papieren afdekvellen altijd netjes over de lading liggen en dat de pinda’s nooit over de rand van de bigbags hangen.
Uit onderzoek is gebleken dat de zegel, met opschrift [containernummer 2] , die op de container, met nummer [containernummer 1] , zat bleek te zijn vervalst. De zegel met hetzelfde opschrift [containernummer 2] , die in de jaszak in de loods is aangetroffen, bleek de originele zegel te zijn.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Het is algemeen bekend dat via de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs worden ingevoerd die bestemd zijn voor verdere verspreiding door Europa en (ver) daarbuiten. Voor het uit- en ophalen van die drugs worden allerlei schakels ingezet, waaronder vrachtwagenchauffeurs om drugs van het haventerrein af te halen, die daarmee een essentiële rol spelen in de transportketen.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de container met daarin cocaïne heeft opgehaald bij de ECT-terminal en deze vervolgens naar de loods heeft gereden om de cocaïne aldaar te lossen. De rechtbank is van oordeel dat ook kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte bij de loods is opgewacht door twee anderen. De verdachte is, samen met de andere twee personen, ruim een uur binnen geweest in de loods, terwijl de roldeuren waren gesloten. Op de camerabeelden is niet te zien dat iemand van hen de loods heeft verlaten. De foto’s in het dossier tonen dat de loods uit twee grote open ruimtes bestaat en dat de ingetapete blokken met verdovende middelen, verhuisdozen, big shoppers en een kniptang volledig in het zicht lagen, terwijl de ruimtes verder leeg waren. Het kan in het licht hiervan niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat de inhoud van de vrachtwagen, te weten de blokken cocaïne, in de loods is gelost. Ook moet hij hebben gezien dat de zegel van de container met een betonschaar is verbroken en dat een vervalste zegel nadien op de container is aangebracht. Op de camerabeelden is te zien dat de vrachtwagen met oplegger de loods als eerste heeft verlaten. De verdachte heeft de container vervolgens naar Antwerpen gebracht, terwijl dit niet de juiste bestemming was. Bij nadere controle aan de container, tien dagen later, werd geconstateerd dat de inhoud van de container was verschoven en beschadigd. Dat, zoals de verdediging heeft betoogd, de blokken cocaïne op een andere wijze bij de loods zijn terechtgekomen dan via de vrachtwagen waarin de verdachte reed, acht de rechtbank, gelet op al het voorgaande, niet aannemelijk. Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van dit punt voorbij gaat aan het verweer van de verdediging.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat in de container daadwerkelijk cocaïne heeft gezeten, omdat bij de controle van de container op 26 oktober 2023 de speurhond geen signaal heeft afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de speurhond niet is aangeslagen, niet (noodzakelijkerwijs) uitsluit dat er cocaïne in de container heeft gezeten. De container is 10 dagen na het vervoeren onderzocht en de cocaïne was zeer goed verpakt, hetgeen blijkt uit de foto’s die zijn genomen van de buiten de loods aangetroffen pakketten.
De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat er een grote hoeveelheid cocaïne in de container heeft gezeten. Dat kort nadat de vrachtwagen is vertrokken – en dus kort nadat de cocaïne is gelost – een overval in vereniging heeft plaatsgevonden waarbij pakketten zijn buit gemaakt, sterkt de rechtbank in haar overtuiging. Meerdere getuigen hebben gezien dat er grote tassen met daarin pakketten vanuit de loods zijn ingeladen in de auto’s. Er is overigens zoveel ingeladen dat één van de betrokkenen niet meer in de auto paste.
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar met de vrachtwagen met de container naar een industrieterrein is gereden, maar dat de vrachtwagen vervolgens door iemand anders is overgenomen, die de vrachtwagen de loods heeft binnengereden. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Dit alternatieve scenario valt bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing niet te verifiëren. Hoewel daarnaar gevraagd ter terechtzitting heeft de verdachte dit scenario ook niet willen verduidelijken door concrete en verifieerbare details te geven over deze alternatieve gang van zaken op 16 oktober 2023. Ook acht de rechtbank de reistijd van de ECT terminal naar de loods aan de [adres] van belang. Deze bedraagt volgens de ANWB-routeplanner, zonder oponthoud, zo’n 40 minuten. Nu de vrachtwagen om 12:14 uur de terminal heeft verlaten en om 13:55 uur de loods is binnen gereden, was er ook feitelijk weinig gelegenheid om van chauffeur te wisselen.
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland heeft ingevoerd. De verdachte heeft als chauffeur een essentiële rol gespeeld in het geheel. Zijn handelen was gericht op het overladen van een grote hoeveelheid cocaïne. De handelingen van de verdachte zijn tevens aan te merken als voorbereidingshandelingen gericht op de verlengde invoer van die cocaïne in Nederland.
Ten aanzien van feit 3
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat door het ophalen van de container en deze te onttrekken aan de rechtmatige eigenaar er sprake is geweest van diefstal. Om de invoer van de cocaïne mogelijk te maken heeft de verdachte de container weggenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de container niet voor de verdachte dan wel diens opdrachtgever was bestemd en door een andere transporteur had moeten worden opgehaald. Daar komt bij dat de container is afgeleverd in Antwerpen terwijl dit niet de juiste bestemming was. De verdachte heeft over de container beschikt als ware het zijn eigendom. Gelet op het complexe logistieke proces rondom de invoer van containers, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de verdachte voor het onrechtmatig ophalen van de container nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe in de zin van artikel 10a van de Opiumwet en de diefstal van een container in vereniging.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam en/of te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden ,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- vervoermiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte,
- een vrachtwagen met oplegger voorhanden gehad en
- zich met genoemde vrachtwagen met oplegger naar het containerterrein van
Europe Container Terminals BV te Rotterdam en/of de containterterminal van
Hutchison ports ECT Delta begeven om daar een container (met daarin cocaïne) op
te halen en
- gegevens/een pincode in het computersysteem van Europe Container Terminals
BV en/of Hutchison ports ECT Delta ingevoerd, waardoor voornoemde
vrachtwagen met oplegger op 16 oktober 2023 het (container)terrein (onbevoegd)
kon oprijden en vervolgens beladen met een container kon verlaten en
- met de vrachtwagen met oplegger en de geladen container (met daarin cocaïne)
weggereden van het terrein van Europe Container Terminals BV naar een loods
gelegen aan de [adres] te Hoogvliet;
3.
hij op 16 oktober 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
een container (nummer [containernummer 1] ), die geheel of
ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de samenloop van
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
feit 2: om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
en
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van een grote hoeveelheid cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan de diefstal van de container waar de cocaïne in heeft gezeten. De verdachte heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen. De handel in cocaïne brengt grote risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. Daarnaast heeft hij met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat daardoor gepaard met vele vormen van zware criminaliteit. Niet zelden loopt een drugsdeal uit de hand, met alle (dodelijke) gevolgen van dien. Dat blijkt ook uit deze zaak, waarbij de aflevering van de cocaïne is uitgelopen op een ripdeal.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte met zijn handelen heeft bijgedragen aan de destructieve cyclus van internationale drugshandel, gezondheidsschade en maatschappelijke ontwrichting. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een respectievelijk Nederlands en Frans uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2024 en 4 januari 2024. Hieruit volgt dat de verdachte wel eerder in Frankrijk, maar niet in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam bedrijf] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.450,- (zegge: drieduizendvierhonderdenvijftig euro) ter zake van materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, nu de gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met het onder 3 ten laste gelegde feit.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam bedrijf] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd en door de verdediging (buiten een beroep op vrijspraak) niet weersproken. Daarom zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, die tot op heden worden begroot op nihil omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam bedrijf] een bedrag betalen van € 3.450,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam bedrijf] , te betalen een bedrag van
€ 3.450,- (zegge: drieduizendenvierhonderdenvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam bedrijf] te betalen
€ 3.450,- (zegge: drieduizendenvierhonderdenvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.450,- (zegge: drieduizendenvierhonderdenvijftig euro)niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
44 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam en/of te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en/of
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte,
- een vrachtwagen met oplegger voorhanden gehad en/of
- zich met genoemde vrachtwagen met oplegger naar het containerterrein van
Europe Container Terminals BV te Rotterdam en/of de containterterminal van
Hutchison ports ECT Delta begeven om daar een container (met daarin cocaïne) op
te halen en/of
- gegevens/een pincode in het computersysteem van Europe Container Terminals
BV en/of Hutchison ports ECT Delta ingevoerd, waardoor voornoemde
vrachtwagen met oplegger op 16 oktober 2023 het (container)terrein (onbevoegd)
kon oprijden en vervolgens beladen met een container kon verlaten en/of
- met de vrachtwagen met oplegger en de geladen container (met daarin cocaïne)
weggereden van het terrein van Europe Container Terminals BV naar een loods
gelegen aan de [adres] te Hoogvliet;
3.
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een container (nummer [containernummer 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.