ECLI:NL:RBROT:2024:4332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
10850434 \ CV EXPL 23-33414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgpremies met verstek

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten bij VGZ en was verplicht om maandelijks premie te betalen. VGZ vorderde een bedrag van € 1.318,57 aan onbetaalde zorgpremies over verschillende maanden, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde is opgeroepen maar is niet verschenen, waardoor de kantonrechter verstek verleent. De broer van de gedaagde, [naam 1], was wel aanwezig op de zittingen, maar had geen machtiging om namens de gedaagde op te treden. Hierdoor werd de gedaagde niet rechtsgeldig vertegenwoordigd in de procedure.

De kantonrechter heeft de vordering van VGZ beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze niet ongegrond of onrechtmatig was. De vordering werd toegewezen, wat betekent dat de gedaagde het gevorderde bedrag van € 1.318,57 met wettelijke rente aan VGZ moet betalen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn begroot op € 962,48. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat VGZ het vonnis kan laten uitvoeren voordat het eventueel in hoger beroep gaat.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. Lablans op 31 mei 2024 in de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10850434 CV EXPL 23-33414
datum uitspraak: 31 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 november 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [naam 1], broer van [gedaagde];
  • de aantekeningen van het aanvullende mondelinge antwoord van [naam 1], broer van [gedaagde];
  • de akte van VGZ van 19 april 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 1 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [naam 2] namens de gemachtigde van VGZ aanwezig. [gedaagde] is, hoewel hij daarvoor op de juiste wijze is opgeroepen, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering afgesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] elke maand premie aan VGZ betalen. VGZ wil dat [gedaagde] € 1.318,57 aan zorgpremie over de maanden november 2022, januari 2023, maart 2023, april 2023, juni 2023 en juli 2023 betaalt. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald vordert VGZ ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Verder wil VGZ dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
[gedaagde] is niet in de procedure verschenen
2.2.
Op de rolzitting van 27 december 2023 was [naam 1], de broer van [gedaagde], aanwezig. [naam 1] gaf aan dat [gedaagde] wegens persoonlijke problemen niet in staat is om zelf te verschijnen in deze procedure. Omdat [naam 1] geen machtiging had om namens [gedaagde] te verschijnen heeft de kantonrechter hem in de gelegenheid gesteld om alsnog een machtiging over te leggen. Op 21 februari 2024 en op 1 mei 2024 is [naam 1] weer op de zitting verschenen maar nog steeds zonder een machtiging van [gedaagde]. Dit betekent dat [gedaagde] niet rechtsgeldig in de procedure is verschenen. Daarom zal tegen hem verstek worden verleend.
[gedaagde] moet € 1.318,57 met wettelijke rente aan VGZ betalen
2.3.
De vordering van VGZ komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt daarom toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] € 1.318,57 aan VGZ moet betalen met de wettelijke rente hierover.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.4.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van VGZ op € 130,48 aan dagvaardingskosten, € 322,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 962,48. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 1.318,57 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 7 november 2023 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 962,48;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
53954