In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten bij VGZ en was verplicht om maandelijks premie te betalen. VGZ vorderde een bedrag van € 1.318,57 aan onbetaalde zorgpremies over verschillende maanden, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde is opgeroepen maar is niet verschenen, waardoor de kantonrechter verstek verleent. De broer van de gedaagde, [naam 1], was wel aanwezig op de zittingen, maar had geen machtiging om namens de gedaagde op te treden. Hierdoor werd de gedaagde niet rechtsgeldig vertegenwoordigd in de procedure.
De kantonrechter heeft de vordering van VGZ beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze niet ongegrond of onrechtmatig was. De vordering werd toegewezen, wat betekent dat de gedaagde het gevorderde bedrag van € 1.318,57 met wettelijke rente aan VGZ moet betalen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn begroot op € 962,48. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat VGZ het vonnis kan laten uitvoeren voordat het eventueel in hoger beroep gaat.
Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. Lablans op 31 mei 2024 in de Rechtbank Rotterdam.