ECLI:NL:RBROT:2024:4328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
10/279364-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001 en preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de periode van 1 september 2023 tot en met 8 oktober 2023. De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

Tijdens de zitting op 27 februari 2024 werd het bewijs besproken. De officier van justitie stelde dat het vuurwapen in de woning van de moeder van de verdachte was aangetroffen en dat er DNA van de verdachte op het vuurwapen was gevonden. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over het vuurwapen. De verklaring van de moeder en het aangetroffen DNA-materiaal waren volgens de verdediging onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte wetenschap had van het vuurwapen, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij ook beschikkingsmacht had over het vuurwapen in de ten laste gelegde periode. De verklaring van de moeder was niet overtuigend genoeg om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/279364-23
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
waarnemend raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het vuurwapen is in de woning van de moeder van verdachte aangetroffen; de moeder heeft hierover ook een verklaring afgelegd en er is geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. Het vuurwapen is onderzocht, daar zat munitie in en aan de buitenzijde van het vuurwapen is DNA van de verdachte aangetroffen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode wetenschap en beschikkingsmacht had over het aangetroffen vuurwapen. De verklaring van de moeder van de verdachte en het aangetroffen DNA-materiaal, te weten een mengprofiel van minimaal twee donoren, is onvoldoende om tot die conclusie te komen. Dit betekent dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie niet kan worden bewezen.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is gelet op de inhoud van het dossier van oordeel dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het vuurwapen in de woning van zijn moeder. Ook moet de verdachte, gelet op het aangetroffen DNA-materiaal,
op enig momentbeschikkingsmacht hebben gehad over het vuurwapen. Niet aannemelijk is geworden dat het DNA van de verdachte op andere wijze op het vuurwapen terecht is gekomen. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de beschikkingsmacht van de verdachte zich
in de ten laste gelegde periodeheeft verwezenlijkt. De enige aanwijzing die hiervoor is te vinden, is de verklaring van de moeder van de verdachte over wat de zus van de verdachte zou hebben gezegd. Deze
de audituverklaring, die bovendien niet nader is onderzocht, is echter onvoldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
4.1.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mr. N.M. Ketelaar en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van
01 september 2023 tot en met 08 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland
een wapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen (zijnde een omgebouwde alarmrevolver),
van het merk/type: Bbm Olympic 38, kaliber: .22lr
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van Wet
wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen van het merk/type: Valor
Randvuurmunitie, kaliber: .22 lr
voorhanden heeft gehad.