ECLI:NL:RBROT:2024:4323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
10/006636-24/ TUL VV: 20/002548-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van heroïne met verwerping van beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975, die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van 2.970 gram heroïne. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, maar deed een beroep op psychische overmacht, wat door de rechtbank werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder een van buiten komende drang handelde, waardoor zijn beroep op psychische overmacht niet kon slagen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking zijn genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder een strafblad en was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 1.035,00 aan de verdachte gelast. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen, omdat de rechtbank vond dat de opgelegde straf en voorwaarden voldoende waren om de verdachte te begeleiden en te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/006636-24
Parketnummer vordering TUL VV: 20/002548-22
Datum uitspraak: 30 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] te ( [postcode 1] ) [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
het [naam PI] ,
raadsvrouw mr. B.M.R. te Baerts, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten het vervoeren van 2.970 gram heroïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport gedateerd 3 april 2024;
  • teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.035,00;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 20/002548-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 januari 2024 te Dordrecht,
opzettelijk heeft vervoerd 2970 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht waardoor de verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. De verdachte heeft op enig moment een bedrag van € 16.000,00 op zijn rekening gestort gekregen van de overheid. Die informatie is terecht gekomen bij iemand die eerder een groot geldbedrag aan de verdachte in bewaring had gegeven. Dat geld werd vervolgens inbeslaggenomen bij de verdachte. Deze persoon heeft geëist dat de verdachte het ontvangen geldbedrag zou afgeven. De verdachte kon het geld niet meer afgeven, omdat hij het grotendeels had opgemaakt. Om zijn schuld toch af te lossen moest hij een opdracht uitvoeren. Daarbij werd hij bedreigd met de dood als hij dat niet zou doen. De verdachte voelde zich daardoor gedwongen om op 6 januari 2024 (in opdracht) de heroïne te vervoeren om aldus zijn schuld af te lossen.
6.2.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. De verdachte heeft het door hem geschetste scenario niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat de omstandigheden waaronder de verdachte de heroïne heeft vervoerd zodanig waren dat daarbij sprake was van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden. Het verweer wordt daarom verworpen.
6.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is hij strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 6 januari 2024 schuldig gemaakt aan het vervoeren van 2.970 gram heroïne. Hiermee heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de handel in verdovende middelen. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door de verspreiding en het gebruik van drugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Verder leidt de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer de overtreding van de Opiumwet. In die zaak ging het echter om softdrugs.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2024. Dit rapport houdt – kort samengevat – het volgende in:
“Wij zien risicofactoren op het gebied van dagbesteding, middelengebruik en psychosociaal
functioneren. Doordat dagbesteding ontbreekt, is er veel tijd om rond te hangen met alle risico's van
dien. Daarbij is een extra risico dat de heer [verdachte] moeite heeft met "nee" zeggen, soms impulsieve
dingen doet en moeite heeft met het omgaan met emoties. Deze reguleert hij tot nu toe vooral door
wegstoppen en middelengebruik, hetgeen ook weer zijn risico's heeft. Beschermende factoren zijn gelegen in zijn familie, zijn houding en bereidwilligheid om hulp te accepteren. Het recidiverisico schatten we gemiddeld in, maar we verwachten dat dit zal dalen zodra hij de geadviseerde hulpverlening krijgt, hetgeen wij dan ook zullen adviseren.”
De rechtbank heeft gelet op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de verdachte het feit heeft gepleegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 1.035,00 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft eveneens verzocht om het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 1.035,00 (goednummer: [proces-verbaalnummer] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 mei 2023 van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch is de verdachte ter zake van opzetheling, witwassen, Opiumwet en de Wet wapens en munitie veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 24 mei 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering af te wijzen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging te verlengen met één jaar. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf en meer subsidiair om tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging over te gaan.
9.4.
Beoordeling door de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank zal de vordering echter afwijzen omdat er met de op te leggen straf in combinatie met de bijzondere voorwaarden, al een stevig pakket ligt om de verdachte op het rechte pad te brengen en te houden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf)
maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Maastricht (adres: [adres 2] , [postcode 2] te [plaats] ) melden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal zich laten behandelen door De Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal gericht zijn op omgaan met emoties. De behandeling start op enig moment na afronding van de Cova-training. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van (betaald) werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
5. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van (alcohol en drugs) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
€ 1.035,00 (goednummer: [proces-verbaalnummer] )
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 mei 2023 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op 6 januari 2024 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2970 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.