ECLI:NL:RBROT:2024:4307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
10886800 VV EXPL 24-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding met beroep op betalingsonmacht door werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Infinitas Care B.V. [eiser] is sinds 5 december 2022 in dienst bij Infinitas Care, waar hij aanvankelijk als persoonlijk begeleider werkte en later als zorgmanager. Hij heeft zich op 27 oktober 2023 ziekgemeld en eist betaling van zijn loon over de maanden oktober, november en december 2023, dat hij niet heeft ontvangen. Infinitas Care verzet zich tegen deze eis en beroept zich op betalingsonmacht, die volgens hen het gevolg is van de schuld van [eiser]. De werkgever stelt dat [eiser] verantwoordelijk is voor het niet tijdig aanvragen van zorgbudgetten, wat heeft geleid tot financiële problemen voor het bedrijf. Op 16 januari 2024 heeft Infinitas Care [eiser] op staande voet ontslagen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Infinitas Care onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële problemen uitsluitend door [eiser] zijn veroorzaakt. De rechter oordeelt dat betalingsonmacht de werkgever niet ontslaat van de verplichting om het loon door te betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] recht heeft op zijn loon voor de maanden oktober tot en met december 2023, en dat de wettelijke verhoging van 50% en rente over het verschuldigde bedrag moeten worden toegewezen. Infinitas Care is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10886800 VV EXPL 24-25
datum uitspraak: 21 februari 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. C.S. Winter,
tegen
Infinitascare B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.D. Kurz.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Infinitas Care’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 januari 2024, met producties 1 tot en met 3;
  • de mail van Infinitas Care, met producties 1 tot en met 5;
  • de mail van Infinitas Care, met producties 6 en 7;
  • de mail van [eiser], met producties 4 tot en met 6;
  • de mail van Infinitas Care, met productie 8;
  • de spreekaantekeningen van Infinitas Care.
1.2.
Op 7 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: P. [eiser] met mr. C.S. Winter en namens Infinitas Care [naam] (directeur) met mr. S.D. Kurz.

2.De beoordeling

Waar gaat het over?
2.1.
[eiser] is vanaf 5 december 2022 bij Infinitas Care in dienst. Tot 1 maart 2023 was zijn functie persoonlijk begeleider. Per 1 maart 2023 is die functie gewijzigd naar die van zorgmanager met een loon van € 3.669,- bruto per maand. [eiser] heeft zich op 27 oktober 2023 ziekgemeld. Hij heeft het loon over de maanden oktober, november en december 2023 niet ontvangen. [eiser] eist daarom betaling van zijn loon over deze maanden, met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
2.2.
Volgens Infinitas Care moet de eis van [eiser] worden afgewezen. Infinitas Care beroept zich primair op betalingsonmacht door de schuld van [eiser]. [eiser] was als zorgmanager verantwoordelijk voor het tijdig aanvragen van zorgbudgetten voor cliënten die bij Infinitas Care zorg krijgen, maar hij heeft alle aanvragen van zorgbudgetten laten liggen. Infinitas Care beroept zich subsidiair op verrekening. Toen duidelijk werd hoeveel schade [eiser] had aangericht heeft Infinitas Care hem op 16 januari 2024 op staande voet ontslagen. Infinitas Care stelt dat zij het recht heeft om bij het einde van het dienstverband haar schade als gevolg van de wanprestatie van [eiser] te verrekenen met zijn loonvordering.
Juridisch kader in kort geding
2.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Infinitas Care als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
2.4.
[eiser] heeft een spoedeisend belang, omdat het hier gaat om een loonvordering. Een loonvordering heeft naar zijn aard een spoedeisend karakter.
Achterstallig loon
2.5.
Infinitas moet het loon voor de maanden oktober tot en met december 2023 aan [eiser] betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.6.
Dat de financiële problemen van Infinitas Care zijn veroorzaakt door de schuld van [eiser] heeft Infinitas Care onvoldoende aannemelijk gemaakt. [eiser] bekleedde de functie van zorgmanager pas sinds 1 maart 2023 en hij had geen ervaring in een dergelijke functie. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij meerdere malen heeft aangegeven dat hij bepaalde vaardigheden miste en verder ingewerkt wilde worden. Infinitas Care kan hem in die omstandigheden niet verantwoordelijk houden voor haar financiële problemen. Betalingsonmacht van een werkgever ontslaat haar niet van haar verplichting om het loon van haar werknemers door te betalen.
2.7.
[eiser] eist het loon voor de maanden oktober tot en met december 2023. Vaststaat dat [eiser] toen nog in dienst was van Infinitas Care en dat Infinitas Care dat loon verschuldigd was. Het subsidiaire verweer ziet op verrekening van een vordering tot het betalen van schadevergoeding in verband met het ontslag op staande voet. Dat ontslag dateert van januari 2024 en is dus nu niet aan de orde, omdat het in deze procedure gaat om het loon voor de maanden oktober tot en met december 2023. Dat er ten tijde van [eiser] ziekmelding eind oktober 2023 al twijfels waren over zijn functioneren als zorgmanager doet hier niet aan af. Infinitas Care heeft de verschuldigdheid van het loon aanvankelijk ook niet betwist. Zij heeft zelfs al loonstrookjes voor de betreffende maanden aangemaakt en verstuurd. Dat Infinitas Care nu met terugwerkende kracht alsnog de verschuldigdheid van het loon betwist is in strijd met goed werkgeverschap.
Wettelijke verhoging
2.8.
Op grond van artikel 7:625 BW heeft een werknemer recht op de wettelijke verhoging vanwege het niet (tijdig) betalen van het loon, indien dit niet voldoen aan de werkgever is toe te rekenen. Infinitas Care heeft aangevoerd dat zij financiële problemen heeft en dat [eiser] de grootste oorzaak is van de slechte financiële situatie van Infinitas Care. Zoals hiervoor al overwogen was [eiser] op het moment dat de financiële problemen speelden echter pas enkele maanden werkzaam in de functie van zorgmanager. Infinitas heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat niet zijzelf, maar [eiser] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet tijdig betalen van het loon. De wettelijke verhoging zal daarom niet worden gematigd en worden toegewezen voor 50%.
Rente
2.9.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en Infinitas Care dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.10.
Infinitas Care moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Aangezien [eiser] op basis van een toevoeging procedeert, blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. De kantonrechter begroot de proceskostenkosten aan de kant van [eiser] op € 87,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 765,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Infinitas Care om aan [eiser] te betalen € 8.544,73 netto aan achterstallig loon met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW van 50% over het achterstallige loon en de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het verschuldigde bedrag telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Infinitas Care in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 765,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
26975