ECLI:NL:RBROT:2024:4303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10719627 CV EXPL 23-26364
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening en opschorting in civiele procedure tussen aannemer en opdrachtgever

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vordert eiser [persoon A] betaling van een factuur van € 1.235,97 van gedaagde Contrastbouw B.V. voor werkzaamheden aan een badkamer. Contrastbouw betwist de betaling en stelt dat zij de factuur wil verrekenen met schadevergoeding van € 660,- voor schade aan een trap bij een ander project. De kantonrechter heeft op 10 mei 2024 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 8 maart 2024 was alleen [persoon A] en zijn gemachtigde aanwezig, terwijl Contrastbouw zich had afgemeld wegens een geplande vakantie van hun vertegenwoordiger. De kantonrechter heeft de eis van [persoon A] gedeeltelijk toegewezen en de tegeneis van Contrastbouw afgewezen. De rechter oordeelde dat Contrastbouw de verschuldigdheid van de factuur erkende, maar dat de schadevergoeding niet kon worden verrekend omdat deze betrekking had op een ander project. De kantonrechter oordeelde verder dat het beroep op opschorting niet slaagde, omdat er geen verplichting was voor [persoon A] om een mandagenregister te verstrekken. Uiteindelijk moet Contrastbouw € 690,51 aan [persoon A] betalen, plus incassokosten en rente. De proceskosten in conventie worden gecompenseerd, terwijl Contrastbouw de proceskosten in reconventie moet betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10719627 CV EXPL 23-26364
datum uitspraak: 10 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A] ,die handelt onder de naam
[bedrijf A],
woonplaats: Houten,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J.F. van de Voort,
tegen
Contrastbouw B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
vertegenwoordigd door: [persoon B] .
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘Contrastbouw’ genoemd. De heer [persoon B] wordt hierna ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de mail van Contrastbouw van 15 november 2023, met bijlagen;
  • de mail van Contrastbouw van 5 maart 2024;
  • het proces-verbaal van de zitting op 8 maart 2024, met een bijlage;
  • de akte uitlating in reconventie van [persoon A] , met bijlagen;
  • de mail van Contrastbouw van 10 april 2024.
1.2.
Op 8 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren [persoon A] en zijn gemachtigde aanwezig. Namens Contrastbouw is niemand op de zitting verschenen. Het door Contrastbouw op 5 maart 2024 gevraagde uitstel van de zitting, vanwege een al geplande vakantie van [persoon B] , is door de kantonrechter niet verleend; Contrastbouw heeft zich vervolgens afgemeld.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Medewerkers van [persoon A] hebben in opdracht van Contrastbouw een badkamer gesloopt in een pand aan de Rozenlaan in Rotterdam. [persoon A] heeft voor die werkzaamheden een factuur van € 1.235,97 gestuurd. In deze procedure eist [persoon A] betaling van dit bedrag met bijkomende kosten, omdat Contrastbouw niet heeft betaald.
2.2.
Contrastbouw is het niet eens met de eis. Zij wil de factuur verrekenen met € 660,- inclusief btw aan schade die [persoon A] heeft veroorzaakt aan een trap bij een ander project (aan de Vlasakker in Schiedam) en doet verder een beroep op opschorting, omdat [persoon A] geen mandagenregister heeft ingediend. Contrastbouw heeft als tegeneis dat zij het mandagenregister en een kostenvergoeding wil ontvangen.
2.3.
[persoon A] is het niet eens met de tegeneis van Contrastbouw. De beweerdelijke schade is namelijk op een ander project ontstaan (Vlasakker) dan het project waar de onbetaalde factuur betrekking op heeft (Rozenlaan), dus Contrastbouw mag niet verrekenen. Bovendien is de rechtspersoon die het project Vlasakker heeft uitgevoerd een andere rechtspersoon dan Contrastbouw en kan er ook om die reden niet verrekend worden. [persoon A] betwist verder dat er schade is ontstaan en voert aan dat Contrastbouw te laat heeft geklaagd. Tot slot is het mandagenregister al verstrekt, aldus [persoon A] .
2.4.
Na de zitting is [persoon A] in de gelegenheid gesteld stukken in te dienen waaruit blijkt dat hij het mandagenregister naar Contrastbouw heeft gestuurd. [persoon A] heeft vervolgens een akte genomen en Contrastbouw heeft op die akte gereageerd.
De uitkomst
2.5.
De eis van [persoon A] wordt gedeeltelijk toegewezen. De tegeneis van Contrastbouw wordt afgewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
Contrastbouw heeft de verschuldigdheid van de factuur erkend
2.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat Contrastbouw in beginsel gehouden is de factuur van [persoon A] te betalen. Of Contrastbouw wel de contractspartij van [persoon A] is kan in het midden blijven, omdat Contrastbouw de verschuldigdheid van de factuur heeft erkend.
Contrastbouw mag verrekenen
2.7.
[persoon A] betwist dat hij schade heeft veroorzaakt, omdat zijn medewerkers volgens hem altijd maatregelen treffen om schade te voorkomen. Verder stelt [persoon A] dat Contrastbouw meermaals is verzocht om aan te tonen dat er schade is veroorzaakt die aan [persoon A] is toe te rekenen, maar dat Contrastbouw daar niet op heeft gereageerd.
2.8.
Dat er wel degelijk schade is ontstaan, blijkt uit de door de door Contrastbouw overgelegde (WhatsApp)correspondentie en bijbehorende foto’s van de beschadigingen aan de trap. Uit deze correspondentie blijkt dat Contrastbouw op 26 maart 2023 aan [persoon A] heeft gevraagd of hij de schade zou gaan repareren of dat Contrastbouw iemand anders moest inschakelen. Op diezelfde dag reageert [persoon A] daarop dat hij in opdracht van Contrastbouw had gewerkt en dat Contrastbouw daarom zelf verantwoordelijk is, maar biedt hij wel aan om een trappenbouwer te benaderen die de trap kan schuren. Op 21 april 2023 mailt Contrastbouw dat [persoon A] nog geen actie heeft ondernomen en dat zij de week daarop opdracht zal geven aan een derde om de traptreden te vervangen. Dit bericht van Contrastbouw heeft er niet toe geleid dat [persoon A] zijn toezegging is nagekomen en de schade aan de trap alsnog heeft laten herstellen. Contrastbouw mocht daarom een derde inschakelen om de schade te herstellen en de kosten aan [persoon A] in rekening brengen.
2.9.
Dat de schade is ontstaan op een ander project doet niet af aan de bevoegdheid van Contrastbouw tot verrekening. Partijen zijn in beide rechtsverhoudingen elkaars wederpartij, waardoor Contrastbouw bevoegd is tot zowel betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van haar vordering (artikel 6:127 lid 2 BW).
2.10.
Niet gebleken is dat Contrastbouw, zoals [persoon A] stelt, te laat over de schade heeft geklaagd en dat daarmee haar recht op herstel of schadevergoeding is vervallen. Contrastbouw heeft namelijk onbetwist gesteld dat zij de schade direct heeft gemeld bij de voorman, dat [persoon A] vervolgens telefonisch is geïnformeerd over de schade en dat zij op 26 maart 2023 foto’s van de schade heeft gestuurd.
2.11.
Volgens de door Contrastbouw overgelegde offerte bedragen de herstelkosten € 660,- inclusief btw. Tijdens de zitting heeft [persoon A] aangevoerd dat dit bedrag te hoog is, maar hij heeft geen stukken (zoals een andere offerte) overgelegd waaruit blijkt dat dit voor een lager bedrag zou kunnen. He gedeelte van het bedrag dat betrekking heeft op btw kan Contrastbouw verrekenen en dat vormt daarom geen schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De herstelkosten worden daarom vastgesteld op € 545,46,- (zijnde € 660,- minus 21% btw) en dit bedrag dient in mindering te worden gebracht op het bedrag dat Contrastbouw nog aan [persoon A] moet betalen.
Contrastbouw mag niet opschorten
2.12.
Het beroep op opschorting slaagt niet, omdat niet gebleken is dat [persoon A] verplicht was een mandagenregister aan Contrastbouw te verstrekken. Volgens Contrastbouw is dit gebruikelijk in de bouw, maar daartoe bestaat geen wettelijke verplichting en zij heeft niet aangetoond dat partijen daarover afspraken met elkaar hebben gemaakt.
Conclusie: Contrastbouw moet nog € 690,51 aan hoofdsom betalen
2.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Contrastbouw nog € 690,51 aan [persoon A] moet betalen. Dat is het factuurbedrag van € 1.235,97 minus de herstelkosten van de trap van € 545,46. De geëiste hoofdsom wordt toegewezen tot dit bedrag.
Contrastbouw moet incassokosten en rent betalen
2.14.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 125,33 toegewezen. Dit is het bedrag waarop [persoon A] recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, uitgaande van de toewijsbare hoofdsom (artikel 242 Rv). [persoon A] heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren.
2.15.
De rente wordt toegewezen over € 690,51 vanaf 26 augustus 2023. [persoon A] heeft namelijk voor dit bedrag genoeg gesteld waaruit volgt deze rente moet worden betaald en Contrastbouw heeft dat niet betwist.
Contrastbouw heeft haar tegeneis onvoldoende onderbouwd
2.16.
De eis tot het verstrekken van het mandagenregister wordt afgewezen, omdat – zoals hiervoor overwogen - niet vast is komen te staan dat [persoon A] daartoe verplicht is.
2.17.
De geëiste kostenvergoeding wordt eveneens afgewezen, omdat Contrastbouw deze kosten in het geheel niet heeft onderbouwd.
De proceskosten in conventie worden gecompenseerd; Contrastbouw moet de proceskosten in reconventie betalen
2.18.
De kantonrechter bepaalt dat de partijen in conventie de eigen proceskosten dragen, omdat zij allebei deels in het ongelijk zijn gesteld. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
2.19.
Contrastbouw moet de proceskosten in reconventie betalen, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [persoon A] op € 109,- aan salaris voor de gemachtigde (½ × 1 salarispunt × € 218,-) en € 109,- aan nakosten (½ × 1 salarispunt × € 218,-). Dat is in totaal € 218,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.20.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [persoon A] dat eist en Contrastbouw daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
3.1.
veroordeelt Contrastbouw om aan [persoon A] te betalen € 815,84 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 690,51 vanaf 26 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
In reconventie
3.5.
wijst de eis af;
3.6.
veroordeelt Contrastbouw in de proceskosten, die aan de kant van [persoon A] worden begroot op € 218,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416