In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vordert eiser [persoon A] betaling van een factuur van € 1.235,97 van gedaagde Contrastbouw B.V. voor werkzaamheden aan een badkamer. Contrastbouw betwist de betaling en stelt dat zij de factuur wil verrekenen met schadevergoeding van € 660,- voor schade aan een trap bij een ander project. De kantonrechter heeft op 10 mei 2024 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 8 maart 2024 was alleen [persoon A] en zijn gemachtigde aanwezig, terwijl Contrastbouw zich had afgemeld wegens een geplande vakantie van hun vertegenwoordiger. De kantonrechter heeft de eis van [persoon A] gedeeltelijk toegewezen en de tegeneis van Contrastbouw afgewezen. De rechter oordeelde dat Contrastbouw de verschuldigdheid van de factuur erkende, maar dat de schadevergoeding niet kon worden verrekend omdat deze betrekking had op een ander project. De kantonrechter oordeelde verder dat het beroep op opschorting niet slaagde, omdat er geen verplichting was voor [persoon A] om een mandagenregister te verstrekken. Uiteindelijk moet Contrastbouw € 690,51 aan [persoon A] betalen, plus incassokosten en rente. De proceskosten in conventie worden gecompenseerd, terwijl Contrastbouw de proceskosten in reconventie moet betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.