Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
- [eiser] met de gemachtigde;
- Mevrouw [persoon A] (administratief medewerker) en de heer [persoon B] (statutair bestuurder) namens [gedaagde] , met mr. W. Kistemaker namens de gemachtigde.
Rechtbank Rotterdam
Op 12 april 2024 heeft de kantonrechter in Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiser], handelend onder de naam [naam autobedrijf], en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de hoogte van een betalingsverplichting die voortvloeit uit een eerder verstekvonnis van 15 februari 2018, waarin [eiser] was veroordeeld tot betaling van € 4.536,56 aan [gedaagde]. [Eiser] stelt dat hij volledig aan deze verplichting heeft voldaan en zelfs € 920,77 te veel heeft betaald, en eist terugbetaling van dit bedrag met rente en kosten, alsook een verklaring voor recht dat hij aan het verstekvonnis heeft voldaan.
[gedaagde] betwist de eis van [eiser] en stelt dat de berekening van [eiser] onjuist is. Tijdens de zitting op 12 april 2024 is vastgesteld dat [eiser] nog een bedrag van € 531,23 aan [gedaagde] verschuldigd is, omdat hij ten onrechte dubbele betalingen in mindering heeft gebracht en eerdere betalingen niet correct heeft verwerkt. De kantonrechter heeft de eis van [eiser] afgewezen, evenals de gevraagde rente en bijkomende kosten, omdat er geen grond voor was na de afwijzing van de hoofdsom.
Daarnaast is [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] zijn begroot op € 337,50. De uitspraak is opgemaakt en ondertekend op 23 april 2024.