ECLI:NL:RBROT:2024:4293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
C/10/674274 / FA RK 24-1420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de zorgverdeling voor een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 april 2024, zijn de verzoeken van de vrouw om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Walburg, verzocht onder andere om de minderjarige aan haar toe te vertrouwen, het gebruik van de echtelijke woning en een zorgregeling vast te stellen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans, voerde gemotiveerd verweer en deed zelfstandig verzoeken om de minderjarige aan hem toe te vertrouwen en het gebruik van de echtelijke woning te verkrijgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen sinds hun huwelijk op 3 juni 2016 gezamenlijk in de echtelijke woning verblijven en zorg dragen voor hun minderjarige kind, geboren in 2020. De rechtbank oordeelde dat er op dit moment geen noodzaak is voor het treffen van voorlopige voorzieningen, aangezien partijen in staat zijn om gezamenlijk de zorg voor de minderjarige te dragen. De rechtbank benadrukte dat het in het belang van de minderjarige is dat de situatie zoveel mogelijk gelijk blijft en dat beide ouders betrokken blijven bij de verzorging.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er spanningen zijn door de naderende echtscheiding, maar dat beide partijen hebben laten zien dat zij in staat zijn om het belang van de minderjarige voorop te stellen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de zelfstandige verzoeken van de man afgewezen en beide partijen aangespoord om te werken aan hun ouderrelatie en oudercommunicatie. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/674274 / FA RK 24-1420
Beschikking van 29 april 2024 over voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats ] ,
advocaat mr. K. Walburg te Alkmaar,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 21 februari 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 29 februari 2024;
  • het bericht van de vrouw, ingekomen op 29 februari 2024 inhoudende de akte wijziging c.q. aanvulling verzoek;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 5 april 2024;
  • het bericht met bijlagen van de man van 8 april 2024.
Buiten de toegestane termijn is overgelegd:
- het bericht met bijlagen van de vrouw van vrouw van 11 april 2024.
De rechtbank zal deze stukken buiten beschouwing laten.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 15 april 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 juni 2016 met elkaar gehuwd.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ,
2.3.
De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder zaak- en rekestnummer: C/10/ 674268 / FA RK 24-1416.
2.4.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeken en verweer en zelfstandige verzoeken
3.1.1.
De vrouw verzoekt na wijziging c.q. aanvulling van haar verzoek:
  • de minderjarige aan haar toe te vertrouwen;
  • te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met de daarin bevindende inboedel, en de man te bevelen die woning te verlaten en hem te verbieden die woning verder te betreden;
  • een regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen;
  • te bepalen dat de man moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met een bedrag van € 250,- per maand;
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij verzoekt onder afwijzing van de door de vrouw gedane verzoeken te bepalen dat:
  • de minderjarige aan hem wordt toevertrouwd;
  • hij met uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met de daarin bevindende inboedel, en de vrouw te bevelen die woning te verlaten en haar te verbieden die woning verder te betreden, behoudens voorafgaande instemming van de man, zo nodig te effectueren met de sterke arm;
  • een zorgregeling vast te stellen.
3.1.3.
De rechtbank overweegt op grond van de stukken en de verklaringen van partijen als volgt. Met het einde van een huwelijk in zicht, kan het noodzakelijk zijn een aantal ordemaatregelen te (laten) treffen. Ieder der echtgenoten kan om voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikel 822 Rv. verzoeken.
3.1.4.
De man heeft betwist dat er een noodzaak is voor het treffen van de door de vrouw verzochte voorlopige voorzieningen. Naar aanleiding van zijn zelfstandige verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft hij tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hiervoor op dit moment de noodzaak ontbreekt, maar dat hij deze verzoeken doet voor het geval dat de situatie wijzigt.
3.1.5.
Partijen hebben allebei de voor hen zwaarwegende feiten en omstandigheden aangevoerd, waarbij vast is komen te staan dat partijen op dit moment nog gezamenlijk in de echtelijk woning verblijven, gezamenlijk zorg dragen voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige en de man zijn financiële verantwoordelijkheid neemt.
3.1.6.
Op 10 februari 2024 heeft zich een incident voorgedaan waarna de vrouw met de minderjarige naar de vrouwenopvang is gegaan. De man betwist dat hij geweld heeft gebruikt naar de vrouw toe.
De vrouw heeft slechts één week in de vrouwenopvang gezeten. Zij was al terug in de echtelijke woning vóór indiening van het onderhavige verzoekschrift. Na terugkeer hebben zich geen incidenten voorgedaan. In het licht van het gemotiveerde verweer van de man heeft de vrouw niet aangetoond dat haar veiligheid of die van het minderjarige gevaar loopt door samenwoning met de man. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling ook aangegeven dat er een soort van rust in de situatie is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank staan partijen voor wat betreft het verkrijgen van vervangende woonruimte in een gelijkwaardige positie. Beiden kunnen kennelijk niet op korte termijn langdurig elders (met de minderjarige) verblijven. Dat de man mogelijk financieel meer ruimte heeft om iets anders te verkrijgen is voor de rechtbank geen doorslaggevende factor bij de belangenafweging.
3.1.7.
Partijen erkennen dat zij de zorg over de nog jonge minderjarige delen. De vrouw zorgt doordeweeks voor de minderjarige tijdens de werktijden van de man en de man in de weekenden als de vrouw werkt. De vrouw is in de weekenden veelal niet thuis omdat zij werkt en probeert elders te verblijven. Het is de rechtbank niet gebleken dat een van partijen beter voor de minderjarige kan zorgen dan de ander. De vrouw heeft ook verteld dat de man leuke dingen met de minderjarige onderneemt en zijn verantwoordelijkheid neemt. Partijen zijn het er ook over eens dat het in het belang van de minderjarige is dat zij zoveel mogelijk in de voor haar vertrouwde echtelijke woning kan verblijven. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zich hierbij aan te sluiten. Gezien de jonge leeftijd van de minderjarige heeft de raad ook geadviseerd dat alles zoveel mogelijk hetzelfde moet blijven. De zorgregeling zoals door de man voorgesteld en waar de vrouw grotendeels mee kan instemmen is volgens de raad passend. Want het is in het belang van de minderjarige dat zij niet te lang verstoken blijft van contact met een van partijen.
3.1.8.
Gelet op alle feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen noodzaak bestaat voor het treffen van voorlopige voorzieningen. De rechtbank zal alle verzoeken afwijzen. Partijen hebben een modus gevonden om gezamenlijk in de echtelijke woning te verblijven. Dat er spanningen zijn is inherent aan de naderende ontbinding van het huwelijk, maar partijen hebben laten zien dat zij in staat zijn om het belang van de minderjarige voorop te stellen door gezamenlijk de zorg over de minderjarige te dragen. Dat is een enorme prestatie. Een beslissing waarbij de rechtbank één van de ouders de toegang tot de woning zou ontzeggen zou betekenen dat deze ouder niet langer betrokken kan zijn bij de verzorging van de minderjarige. Want beide ouders hebben op dit moment geen alternatieve woonruimte, waar ook de minderjarige kan verblijven. Geen van partijen heeft aangegeven dat de ander wel op korte termijn een reëel alternatief heeft. Het is kiezen tussen twee kwaden: of de huidige situatie laten zoals deze is, hoe moeilijk ook. Of één ouder uit huis zetten met als gevolg dat de zorg voor de minderjarige nagenoeg volledig op de andere ouder neerkomt terwijl partijen elkaar juist nodig hebben om de zorg te kunnen invullen. De rechtbank kiest in het belang van de minderjarige voor de eerste optie waarbij zij partijen op het hart drukt elkaar zoveel mogelijk te ontzien en uit de weg te gaan om te voorkomen dat het escaleert. Beide partijen dienen, met het oog op de echtscheidingsprocedure, zo snel mogelijk op zoek naar alternatieve woonruimte.
De rechtbank zal dan ook zowel de verzoeken van de vrouw als de zelfstandige verzoeken van de man afwijzen.
De rechtbank geeft partijen mee dat zij, in het belang van de minderjarige, aan hun ouderrelatie en oudercommunicatie moeten werken. Zij doen er verstandig aan het wijkteam te vragen hen door te verwijzen naar de juiste hulpverlening. In het kader van de echtscheidingsprocedure zal ook een ouderschapsplan moeten worden overgelegd (artikel 815 Rv. lid 2) en hiervoor is nodig dat partijen tot afspraken komen over de opvoeding en verzorging van de minderjarige.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af de verzoeken van de vrouw en de zelfstandige verzoeken van de man;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. S.L. Raphael, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van A.D. Lavieren, griffier, op 29 april 2024.