ECLI:NL:RBROT:2024:4292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10.170527.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het medeplegen van het bezit van een vuurwapen en bijbehorende munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het bezit van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De zaak draaide om een incident op 7 juli 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte op een scooter naar een garagebedrijf reed. De medeverdachte haalde een vuurwapen uit de buddyseat van de scooter en bedreigde iemand. Na de bedreiging werden de verdachte en de medeverdachte door de politie gesignaleerd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van het wapen of dat hij het in zijn bezit had. Het DNA van de verdachte was weliswaar op het wapen aangetroffen, maar er was ook DNA van twee andere personen aanwezig, en het was niet bewezen dat het DNA van de verdachte op het wapen was gekomen op de tenlastegelegde datum. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de medeverdachte bij de aanhouding achterop de scooter van de verdachte zat, onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.170527.22
Datum uitspraak: 23 april 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt officier van justitie
Ondanks de ontkenning door de verdachte, kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie heeft gepleegd. Hij pleegde dit delict samen met een onbekend gebleven medeverdachte. Het bewijs kan worden ontleend aan de volgende feiten en omstandigheden.
Op de in de tenlastelegging genoemde datum 7 juli 2022 is de verdachte samen met de medeverdachte op een scooter naar een garagebedrijf gereden. De verdachte was de bestuurder van de scooter. De medeverdachte heeft in het garagebedrijf het vuurwapen uit de buddyseat van de scooter gehaald en daarmee gedreigd. De verdachte is aanwezig geweest bij de bedreiging door de medeverdachte en heeft het vuurwapen toen dus gezien. Na de bedreiging heeft de medeverdachte het vuurwapen tussen zijn broeksband gedaan. De verdachte en de medeverdachte zijn daarop met de scooter vertrokken. De verdachte was opnieuw de bestuurder van de scooter. Korte tijd later zijn de verdachte en de medeverdachte door de politie gesignaleerd. De medeverdachte, een jongen met een knotje, viel van de scooter en rende weg. Het vuurwapen bleek hij later te hebben verstopt bij een auto. Op de plek waar de medeverdachte was gevallen werd een vol patroonmagazijn aangetroffen.
Op de trekker en de ruwe delen van het vuurwapen bevond zich DNA van de verdachte. De verdachte heeft echter verklaard het vuurwapen nooit vast te hebben gehad. De kans op secundaire overdracht van het DNA is over het algemeen erg klein en dat daar in dit geval wel sprake van zou zijn, is onvoldoende onderbouwd door de verdediging. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd zijn dus ongeloofwaardig.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over het vuurwapen heeft gehad. Er is daarom voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de bijbehorende munitie.
Beoordeling
Vaststaat dat de door de officier van justitie bedoelde bedreiging in het garagebedrijf is gepleegd door iemand anders dan de verdachte. De dader van die bedreiging was een jongen met een knotje. Anders dan waarvan de officier van justitie uitgaat, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig is geweest bij de bedreiging in het garagebedrijf. Het feit dat de verdachte na de bedreiging samen met een jongen met een knotje, mogelijk de dader van de bedreiging, op de scooter door de politie werd gesignaleerd is daarvoor onvoldoende. Aangevoerd is dat volgens de verklaring van de verdachte die jongen pas bij hem op de scooter is gestapt korte tijd voordat hij door de politie werd aangehouden. Gezien het tijdsverloop tussen de bedreiging, die omstreeks 15:25 uur plaatsvond, en het moment dat de verdachte samen met de jongen met het knotje omstreeks 15:38 uur door de politie werd gesignaleerd, is die verklaring niet zonder meer onaannemelijk. Daarbij komt dat de verdachte niet voldoet aan het door aangevers gegeven signalement van de daders van de bedreiging.
De bedreiging in het garagebedrijf kan dus niet bijdragen tot het bewijs van wetenschap van de verdachte dat de jongen met het knotje die bij hem achterop de scooter zat toen de politie hen aanhield in het bezit was van een vuurwapen met munitie. Ander bewijs is daarvoor ook niet voorhanden. De enkele omstandigheid dat de jongen met het knotje bij de aanhouding bij de verdachte achterop de scooter zat is daarvoor in de gegeven omstandigheden onvoldoende.
De omstandigheid dat er – naast DNA van twee andere personen – DNA van de verdachte op het vuurwapen zat kan evenmin bijdragen tot het bewijs, nu niet vaststaat dat dit DNA op de tenlastegelegde datum 7 juli 2022 op het vuurwapen terecht is gekomen en daarmee dus ook niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het vuurwapen op die datum in zijn bezit heeft gehad.
De verdachte zal daarom wegens gebrek aan voldoende bewijs worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van het bezit van het vuurwapen met munitie.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 juli 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock 19, kaliber 9mm en/of (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 15 kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.