ECLI:NL:RBROT:2024:4284

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
10660341 CV EXPL 23-22904
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en herstelverplichtingen in geval van gebrekkige prestatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen eisers, [persoon A] en [persoon B], en gedaagden, [naam VOF], [persoon C] en [persoon D], over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eisers hebben [naam VOF] c.s. ingeschakeld voor het leggen van een pvc-vloer in hun woning. Na oplevering bleek de vloer gebrekkig te zijn gelegd, wat leidde tot een geschil over de herstelverplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [naam VOF] c.s. in de gelegenheid moeten worden gesteld om de gebreken te herstellen, conform artikel 7:759 BW van het Burgerlijk Wetboek. Eisers hebben echter de aangeboden herstelwijze van [naam VOF] c.s. afgewezen, wat de kantonrechter onterecht achtte. De rechter oordeelde dat de gebreken aan de vloer niet zo ernstig waren dat de eisers het herstel mochten weigeren. De kantonrechter heeft de primaire en subsidiaire eisen van eisers afgewezen, maar de meer subsidiaire eis tot schadevergoeding deels toegewezen. Daarnaast zijn de eisen van [naam VOF] c.s. in reconventie deels toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat eisers nog een bedrag aan [naam VOF] c.s. moesten betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10660341 CV EXPL 23-22904
datum uitspraak: 3 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[persoon A] ,

2. [persoon B] ,
woonplaats beiden: Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
eisers in conventie,
verweerders in deels voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. C.P.M. Nijland,
tegen

1.[naam VOF] V.O.F.,

vestigingsplaats: Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,

2. [persoon C] ,

3. [persoon D] ,

woonplaats beiden: Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee,
gedaagden in conventie,
eisers in deels voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. R. de Sterke.
Partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’, ‘ [persoon B] ’, ‘ [naam VOF] .’, ‘ [persoon C] ’ en ‘ [persoon D] ’ genoemd.
Eisers sub 1 en 2 worden hierna gezamenlijk ‘ [persoon A] c.s.’ genoemd. Gedaagden sub 1 tot en met 3 worden hierna gezamenlijk ‘ [naam VOF] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2024, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke en onvoorwaardelijke eis in reconventie, met bijlagen;
  • de brief van 1 februari 2024 van de zijde van [naam VOF] c.s., met bijlage;
  • de brief van 13 februari 2024 van de zijde van [naam VOF] c.s., met bijlagen.
1.2.
Op 14 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [persoon A] , mede namens [persoon B] , bijgestaan door de hierboven genoemde gemachtigde;
  • [persoon C] en [persoon D] , mede als vennoten van [naam VOF] ., bijgestaan door de hierboven genoemde gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[naam VOF] . heeft in opdracht van [persoon A] c.s. een ondervloer en een pvc-vloer gelegd op de begane grond van de woning van [persoon A] c.s.. Hierna heeft de Voornse Lasservice een stalen pui en deur, voorzien van glas, op deze pvc-vloer aangebracht. Na verloop van tijd bleken de contouren van de oude plavuizen vloer door de nieuwe vloer heen zichtbaar. [naam VOF] . heeft erkend dat de vloer niet deugdelijk is gelegd, en aangeboden deze opnieuw te leggen. [persoon A] c.s. vinden echter dat de door [naam VOF] . aangeboden wijze van herstel niet goed en deugdelijk is. Zij vinden dat de stalen pui moet worden verwijderd en de oude plavuizen vloer moet worden geëgaliseerd voordat de ondervloer en de pvc-vloer opnieuw kunnen worden gelegd.
2.2.
[persoon A] c.s. eisen (samengevat):
  • Primair: betaling van een schadevergoeding van € 15.475,75;
  • Subsidiair:[persoon A] c.s. te machtigen de herstelwerkzaamheden zelf uit te voeren en [naam VOF] c.s. te veroordelen € 13.976,00 aan schadevergoeding te betalen;
  • Meer subsidiair: [naam VOF] c.s. te veroordelen de pvc-vloer en ondervloer te verwijderen, alsmede tot het bewerken en egaliseren van de oude plavuizen vloer alsmede tot het leggen van een nieuwe ondervloer en pvc-vloer, conform de specificaties van de tussen partijen gesloten overeenkomst alsmede tot het uitvoeren van alle bijbehorende werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per kalenderdag dat [naam VOF] c.s. hiermee in gebreke blijven en [naam VOF] c.s. te veroordelen € 7.441,00 aan schadevergoeding te betalen;
  • Primair, subsidiair en meer subsidiair:[naam VOF] c.s. te veroordelen tot betaling van wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.3.
[naam VOF] c.s. zijn het niet eens met de eisen. Zij zijn van mening dat zij nog steeds deugdelijk kunnen nakomen, en dat zij de vloer op de door hen gekozen herstelwijze aan de vereisten van goed en deugdelijk werk kunnen laten voldoen. [naam VOF] c.s zijn ook gerechtigd om het herstel naar eigen inzicht uit te voeren. Het is namelijk aan de aannemer om de wijze van herstel te bepalen.
2.4.
Wanneer [naam VOF] c.s. worden veroordeeld de gebreken aan de pvc-vloer te herstellen, eisen zij zelf in (voorwaardelijke) reconventie dat [persoon A] c.s. worden veroordeeld om de kosten voor de meerprijs van de pvc-vloer ten opzichte van 2020 van in totaal € 235,05 aan [naam VOF] c.s. te betalen. Daarnaast eisen zij in (onvoorwaardelijke) reconventie dat [persoon A] c.s. worden veroordeeld de nog openstaande facturen van in totaal € 1.631,45 voor het uitgevoerde meerwerk en (de meerprijs van) het geleverde materiaal aan [naam VOF] c.s. betalen. Ook eisen zij betaling van de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.5.
De kantonrechter wijst de primaire en subsidiaire eisen van [persoon A] c.s. af, de meer subsidiaire eis wordt deels toegewezen. Ook de eisen van [naam VOF] c.s. worden deels toegewezen. Zij legt dat hieronder uit.
Nadere stukken
2.6.
[persoon A] c.s. hebben ter zitting aangevoerd dat de hierboven genoemde brief van 13 februari 2024 van [naam VOF] c.s. niet mag worden toegelaten, omdat deze veel te laat is ingediend. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 85 en 87 lid 6 Rv volgt dat stukken inderdaad zoveel mogelijk bij dagvaarding moeten worden ingediend. Echter volgt uit die artikelen ook dat stukken later nog kunnen worden ingediend. Ter zitting heeft de kantonrechter geoordeeld zij de stukken toelaat, maar dat [persoon A] c.s. nog aanspraak mogen maken op uitlating bij akte. Zij hebben aan het eind van de mondelinge behandeling niet meer kenbaar gemaakt dat zij gebruik willen maken van deze mogelijkheid. De kantonrechter beschouwd dit punt daarmee als afgedaan.
in conventie
Het werk is opgeleverd op 19 maart 2021
2.7.
[persoon A] c.s. hebben aangevoerd dat het werk nooit is opgeleverd. Uit een brief die [persoon A] c.s. op 2 december 2021 aan [naam VOF] . hebben verstuurd, blijkt echter dat de werkzaamheden op 19 maart 2021 zijn opgeleverd (productie 3 bij dagvaarding). De kantonrechter gaat daarom aan de stelling [persoon A] c.s. dat het werk nooit is opgeleverd voorbij.
De voorgestane wijze van herstel: het wettelijk kader
2.8.
Wanneer het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, moet de opdrachtgever de aannemer in de gelegenheid stellen de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, tenzij dit in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden verwacht (artikel 7:759 BW). Het is in beginsel aan de aannemer om te bepalen op welke wijze gebreken zullen worden hersteld, tenzij het volstrekt duidelijk is dat de door de aannemer voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is: (ook) herstel-werkzaamheden moeten (a) voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk en (b) worden uitgevoerd met inachtneming van hetgeen tussen partijen is overeengekomen.
2.9.
In deze procedure is in geschil of [persoon A] c.s. met de door [naam VOF] c.s. voorgestane wijze van herstel van de vloer een redelijk aanbod tot herstel van de vloer hebben geweigerd. De kantonrechter is van oordeel dat [persoon A] c.s. het aanbod van [naam VOF] c.s. tot herstel van de vloer ten onrechte hebben geweigerd omdat niet volstrekt duidelijk is dat de door [naam VOF] c.s. voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is. Zij licht dat hieronder toe.
De stalen pui hoeft niet te worden verwijderd
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat [persoon A] c.s. in dit geval waren gehouden [naam VOF] . de pvc-vloer te laten herstellen zonder verwijdering van de stalen pui. Hoewel het door [naam VOF] c.s. aangeboden herstel ervoor zorgt dat de stalen pui niet meer op de doorgelegde pvc-vloer komt te liggen, waardoor er een snijvlak zal ontstaan op de plek waar de stalen pui is geplaatst die moet worden opgevuld met kit of een plakplint, hebben [naam VOF] c.s. ter zitting aangetoond dat volgens de oorspronkelijke planning eerst op 8 februari 2021 de stalen pui geplaatst zou worden door de Voornse Lasservice en dat daarna op 15 februari 2021 de vloer zou worden aangebracht door [naam VOF] .. [persoon A] c.s. hebben dit ook niet betwist. Dit impliceert dat er in de oorspronkelijk bedachte volgorde een snijvlak zou ontstaan op het punt waarop het kozijn van de stalen pui is geplaatst. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze omstandigheden de door [naam VOF] c.s. voorgestane wijze van herstel, zonder verwijdering van de stalen pui, deugdelijk. Dat is immers wat is gepland en overeengekomen. Dat de stalen pui uiteindelijk is geplaatst nádat de pvc-vloer was gelegd omdat de planning als gevolg van omstandigheden niet is gehaald, maakt dit oordeel niet anders. Het gaat er namelijk om wat oorspronkelijk tussen partijen is overeengekomen.
De oude plavuizen vloer hoeft niet eerst te worden geëgaliseerd
2.11.
[persoon A] c.s. hebben aangevoerd dat het noodzakelijk is om op de oude plavuizen vloer een egalisatielaag aan te brengen. Zij baseren zich daarbij op het rapport van de ParketWacht van 12 augustus 2022. [naam VOF] c.s. hebben de juistheid van dit rapport betwist. Zij hebben daartoe aangevoerd dat in dit rapport wordt uitgegaan van een verlijmde vloer, terwijl sprake is van een zwevende vloer. Dat is ook zo overeengekomen. Omdat onder de zwevende vloer nog een ondervloer wordt gelegd, hoeven de naden van de oude plavuizen vloer alleen te worden gevuld, en is egaliseren niet nodig, aldus [naam VOF] c.s..
2.12.
Hoewel de door partijen overeengekomen offerte, anders dan [naam VOF] c.s. stellen, niet (expliciet) vermeldt dat sprake is van een zwevende vloer, volgt de kantonrechter [naam VOF] c.s. wel in hun stelling dat is overeengekomen dat een zwevende vloer zou worden gelegd en ook is opgeleverd. Ter zitting hebben [naam VOF] c.s. namelijk steeds herhaald dat het om een zwevende vloer gaat. [persoon A] is daar niet op ingegaan; hij heeft ter zitting alleen aangegeven dat hij zich afvraagt waarom aanvankelijk een zwevende vloer is gelegd. Als niet, dan wel onvoldoende, betwist staat dan ook vast dat is overeengekomen dat een zwevende vloer zou worden gelegd en is opgeleverd.
2.13.
[persoon A] c.s. hebben verder niet gesteld dat het uitmaakt of sprake is van een verlijmde of zwevende vloer omdat de door [naam VOF] c.s. voorgestane wijze van herstel hoe dan ook ondeugdelijk is. Het rapport van de ParketWacht geeft ook geen aanknopingspunten voor een dergelijke stelling. De ParketWacht laat in dit rapport namelijk onbesproken of egalisatie ook nodig is bij een zwevende vloer. Ook laat dit rapport onbesproken of de door [naam VOF] c.s. voorgestelde wijze van herstel (het insmeren van de naden van de oude plavuizen vloer en het leggen van een ondervloer) ondeugdelijk is, zoals [persoon A] c.s. stellen. Aldus hebben [persoon A] c.s. hun stelling dat de door [naam VOF] c.s. voorgestane wijze van hersteld niet deugdelijk is, onvoldoende onderbouwd.
Schuldeisersverzuim
2.14.
De alsnog deugdelijke nakoming van de verbintenissen door [naam VOF] c.s. is verhinderd doordat [persoon A] c.s. de daarvoor noodzakelijke medewerking niet hebben verleend. Daardoor zijn zij op grond van artikel 6:58 BW in schuldeisersverzuim gekomen.
2.15.
Door het schuldeisersverzuim aan de zijde van [persoon A] c.s. kunnen [naam VOF] c.s. op grond van artikel 6:61 lid 2 BW met betrekking tot hun verplichting om alsnog deugdelijk na te komen niet in verzuim zijn geraakt. De verbintenis tot nakoming van de overeenkomst is hierdoor niet omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW). [naam VOF] c.s. kunnen dan ook geen aanspraak maken op vervangende schadevergoeding.
Conclusie ten aanzien van de wijze van herstel
2.16.
De kantonrechter wijst de primaire en subsidiaire eisen van [persoon A] c.s. af. De meer subsidiaire eis wordt deels toegewezen. Het gedeelte van de eis waar om egalisatie van de gehele vloer wordt verzocht wordt afgewezen. Hierover heeft de kantonrechter immers geoordeeld dat niet is gebleken dat dit nodig is voor deugdelijk herstel van de vloer (zie 2.11. tot en met 2.13.). De kantonrechter acht het redelijk dat de pvc-vloer binnen twee maanden na datum van dit vonnis wordt hersteld. De kantonrechter ziet geen aanleiding hier een dwangsom aan te verbinden, omdat [naam VOF] c.s. zich steeds bereid hebben verklaard de pvc-vloer (naar eigen inzicht) te herstellen.
Schadevergoeding
2.17.
[persoon A] c.s. eisen een vergoeding voor de door hen geleden schade als gevolg van de ondeugdelijk gelegde vloer. Hoewel [naam VOF] c.s. nog tot herstel in de gelegenheid moeten worden gesteld om zo alsnog deugdelijk na te komen, doet dit op grond van de wet niet af aan hun aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van de in eerste instantie gebrekkige prestatie (artikel 7:759 lid 1 BW).
2.18.
Hoewel [persoon A] c.s. vervangende schadevergoeding eisen (waarop zij geen aanspraak kunnen maken, zie 2.14.), eisen zij (meer subsidiair) ook vergoeding van hun extra kosten in het geval [naam VOF] c.s. nog in de gelegenheid moeten worden gesteld de gebreken te herstellen. De kantonrechter begrijpt dat [persoon A] c.s. in dit geval gevolgschade eisen; daarvoor kan immers direct vergoeding worden geëist zonder dat daartoe nieuw verzuim is vereist. [1] Zij wijst deze (gevolg)schade deels toe.
2.19.
[persoon A] c.s. hebben de geëiste kosten voor een overnachting elders van € 350,00 en de kosten voor het opslaan en verhuizen van meubilair van € 1.500,00 niet gemotiveerd betwist. [persoon A] c.s. lijden deze schade als gevolg van het feit dat [naam VOF] c.s. een gebrekkige vloer hebben opgeleverd, ook dat hebben [naam VOF] c.s. niet betwist. Deze (gevolg)schade wordt daarom toegewezen. Ook de geëiste kosten voor het laten opstellen van het expertiserapport van € 591,00 worden toegewezen, omdat [persoon A] c.s. deze kosten in redelijkheid mochten maken ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW).
2.20.
[persoon A] c.s. eisen daarnaast een bedrag van € 5.000,00 wegens waardevermindering omdat de vloer (zonder verwijdering van de stalen pui) een minder fraaie uitstaling zal hebben dan [persoon A] c.s. op grond van de overeenkomst mochten verwachten. Dat sprake is van een waardevermindering hebben [naam VOF] c.s. echter betwist en is niet nader door [persoon A] c.s. onderbouwd. De kantonrechter wijst deze eis daarom af.
2.21.
Concluderend: [naam VOF] c.s. moeten nog een bedrag van € 2.441,00 aan schadevergoeding aan [persoon A] c.s. betalen. Zij worden daartoe hoofdelijk veroordeeld.
[naam VOF] c.s. moeten buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.22.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 366,15 (exclusief btw, zoals gevorderd) toegewezen. De door de gemachtigde van [persoon A] c.s. uitgevoerde werkzaamheden kunnen niet worden aangemerkt als enkel voorbereidende werkzaamheden voor deze procedure. Het toegewezen bedrag is het bedrag waarop [persoon A] c.s. recht hebben volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, en berekend over de toegewezen hoofdsom.
[naam VOF] c.s. moeten ook rente betalen
2.23.
De wettelijke rente over de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van dit vonnis, omdat [persoon A] c.s. genoeg hebben gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [naam VOF] c.s. dat niet hebben betwist. De wettelijke rente wordt niet toegewezen vanaf 8 november 2022, omdat in de brief van 24 oktober 2022 alleen aanspraak wordt gemaakt op vervangende schadevergoeding.
in reconventie
[persoon A] c.s. moeten nog € 376,75 aan [naam VOF] c.s. betalen
2.24.
[naam VOF] c.s. hebben aangevoerd dat [persoon A] c.s. nog een bedrag van in totaal € 4.751,45 moeten betalen. Dit bedrag ziet op een aantal openstaande facturen. In het petitum eisen [naam VOF] c.s. echter alleen betaling van € 1.631,45. Ter zitting hebben [naam VOF] c.s., naar aanleiding van de vraag van de kantonrechter naar de discrepantie tussen de stelling in het lichaam van de dagvaarding en het petitum, niet alsnog dit hogere bedrag gevorderd. Omdat geen sprake is van een kennelijke verschrijving en er geen eisvermeerdering is ingediend (artikel 130 Rv), zal alleen worden geoordeeld over de eis tot betaling van € 1.631,45.
2.25.
Ter zitting hebben [persoon A] c.s. aangegeven dat het klopt dat een werknemer van [naam VOF] . nog acht uur werkzaamheden heeft verricht voor een uurtarief van € 30,00. Dat voor deze werkzaamheden een uurtarief van € 65,00 is overeengekomen, zoals [naam VOF] c.s. stellen, wordt betwist. Hooguit € 240,00 aan meerwerk (8 uur x 30 euro) wordt erkend.
2.26.
Omdat [persoon A] c.s. betwisten dat opdracht is gegeven voor het verrichten van meerwerk dat de erkende € 240,00 te boven gaat, ligt het op de weg van [naam VOF] c.s. (als eisers in reconventie) aan te tonen dat dit meerwerk is overeengekomen tegen een uurtarief van € 65,00. Dat hebben [naam VOF] c.s. (deels) gedaan door overlegging van een offerte met nummer 20210041 van 17 februari 2024 voor het uitvoeren van meerwerk van € 441,75, waarop [persoon A] c.s. – nadat zij hadden aangegeven dat er een ‘klik-aan-klik-uit’ ontbrak – op 18 februari 2024 per e-mail akkoord hebben gegeven. Daaruit kan naar het oordeel van de kantonrechter worden afgeleid dat partijen overeenstemming hebben bereikt over deze offerte, en dus op het daarin genoemde meerwerk en uurtarief van € 65,00. De kantonrechter wijst dit bedrag dan ook toe. Voor toekenning van de eis tot betaling van de overige facturen van in totaal (1.631,45 - 441,75) € 1.189,70 hebben [naam VOF] c.s. onvoldoende gesteld. [persoon A] c.s. hebben namelijk betwist dat zij deze bedragen verschuldigd zijn, en uit de door [naam VOF] c.s. overgelegde whatsappberichten kan de kantonrechter niet afleiden dat partijen dit meerwerk zijn overeengekomen. Uit de whatsappberichten blijkt wel dat [persoon A] c.s. [naam VOF] c.s. hebben gevraagd nog wat laatste werkzaamheden uit te voeren, maar de in deze berichten genoemde posten zijn niet uit de facturen herleiden. Het had op de weg van [naam VOF] c.s. gelegen dit nader te onderbouwen.
2.27.
[persoon A] c.s. hebben ter zitting nog aangevoerd dat zij betaling van de facturen, gezien de discussie tussen partijen, hebben opgeschort. Omdat [persoon A] c.s. in (schuldeisers)verzuim verkeren omdat zij de voorstellen tot herstel ten onrechte hebben geweigerd, kunnen [persoon A] c.s. echter geen beroep doen op opschorting. Zij moeten het genoemde bedrag dan ook voldoen.
2.28.
Tussen partijen staat vast dat de factuur met nummer 20210234 ten aanzien van het pak laminaat en arbeid van in ieder geval € 65,00 gecrediteerd moet worden. Dat dit een hoger bedrag moet zijn, zoals [persoon A] c.s. stellen, is niet gebleken. De kantonrechter trekt daarom € 65,00 af van het bedrag dat [persoon A] c.s. nog moeten betalen.
2.29.
Concluderend: [persoon A] c.s. moeten [naam VOF] c.s. nog € 376,75 betalen. Zij worden daartoe hoofdelijk veroordeeld.
Kosten van de meerprijs van de pvc-vloer
2.30.
[naam VOF] c.s. hebben aangevoerd dat zij ten opzichte van 2020 een meerprijs voor de pvc-vloer moeten betalen van € 15,67 per pak. Dat is in totaal een meerprijs van € 235,05 voor vijftien pakken. [naam VOF] c.s. eisen dat [persoon A] c.s. deze meerprijs vergoeden. De kantonrechter wijst deze eis af. Het feit dat de pvc-vloer hersteld moet worden komt door een fout van [naam VOF] c.s.. Dat zij inmiddels een hogere prijs moeten betalen voor de pvc-vloer, komt dan ook voor hun rekening en risico.
[persoon A] c.s. moeten buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.31.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 56,51 (exclusief btw) toegewezen. Aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). Wel zijn de buitengerechtelijke incassokosten alleen berekend over het bedrag dat is toegewezen.
[persoon A] c.s. moeten ook rente betalen
2.32.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van dit vonnis, omdat [naam VOF] c.s. genoeg hebben gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [persoon A] c.s. dat niet hebben betwist.
in conventie en in reconventie
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren
2.33.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten in conventie en in reconventie dragen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.34.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. [naam VOF] c.s. hebben niet geconcretiseerd wat hun belang is bij afwijzing van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het enkele gegeven dat zij mogelijk hoger beroep in willen stellen tegen dit vonnis volstaat daartoe niet.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [naam VOF] c.s. om binnen twee maanden na datum van dit vonnis de pvc-vloer en ondervloer te verwijderen en een nieuwe ondervloer en pvc-vloer te leggen conform de specificaties van de tussen partijen gesloten overeenkomst, alsmede tot het uitvoeren van alle bijbehorende werkzaamheden, dit alles naar de eisen van goed en deugdelijk werk;
3.2.
veroordeelt [naam VOF] c.s. hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, om aan [persoon A] c.s. te betalen € 2.807,15 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
in reconventie
3.3.
veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, om aan [naam VOF] c.s. te betalen € 433,26 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
in conventie en in reconventie
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
54214

Voetnoten

1.HR 4 februari 2000,