2.2.De vader van de kinderen, [overledene] (hierna: vader), is overleden op 22 augustus 2017. Vanaf 23 augustus 2008 was hij gehuwd met stiefmoeder. In zijn laatste testament, van 22 augustus 2008, heeft hij onder III bepaald:
“Voor het geval mijn huwelijk met genoemde mevrouw [naam 6] , hierna te noemen “echtgenote”, mocht worden voltrokken, beschik ik als volgt:
A. GEEN WIJZIGING ERFDELEN
Ik wijk niet af van de wettelijke erfopvolging of van de wettelijke regels van plaatsvervulling.
B. WETTELIJKE VERDELING
Ik bepaal dat mijn nalatenschap overeenkomstig de wet zal worden verdeeld, zodat alle tot mijn nalatenschap behorende goederen door mijn echtgenote worden verkregen terwijl de voldoening van de schulden van de nalatenschap voor haar rekening komt.
Ieder van mijn overige erfgenamen verkrijgt een geldvordering ten laste van mijn echtgenote ter grootte van de waarde van zijn erfdeel.
C. BIJZONDERE BEPALINGEN
Voor deze verdeling geldt, in afwijking van het dienaangaande in de wet bepaalde, het volgende.
1. De geldvorderingen van mijn kinderen op mijn echtgenote zijn, naast de gevallen in de wet bepaald, tevens opeisbaar:
a. vier en twintig (24) maanden na mijn overlijden tenzij het tot mijn nalatenschap behorende appartement nog niet is verkocht;
b. indien mijn echtgenote onder curatele wordt gesteld of indien aan haar surséance van betaling wordt verleend;
c. indien mijn echtgenote hertrouwt of een geregistreerd partnerschap aangaat zonder het maken en handhaven van huwelijkse voorwaarden of partnerschaps-voorwaarden. Deze voorwaarden dienen in te houden de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen zonder toevoeging van enig verrekenbeding dat leidt of kan leiden tot verrekening van door haar ten huwelijk of partnerschap aangebracht vermogen, tenzij zij zekerheid stelt voor de voldoening van de vorderingen;
d. indien mijn echtgenote ter voorziening in haar levensonderhoud aanspraak maakt op een voorziening van overheidswege waarvoor een vermogenstoets wordt gehanteerd.
2. De geldvorderingen van mijn kinderen zullen renteloos zijn, tenzij mijn erfgenamen in onderling overleg anders overeenkomen.
Indien mijn erfgenamen overeenkomen dat de vordering rentedragend zal zijn, is de rente eerst opeisbaar bij het opeisbaar worden van de vordering.”