Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers
de burgemeester van Rotterdam, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
de rechtbank begrijpt: 30 september 2022) gewijzigde vergunningen verleend waarbij [persoon A] niet langer op de vergunningen staat. Daarmee is niet langer sprake van een situatie waarbij [persoon A] als beheerder of exploitant nog op enige wijze betrokken is bij de exploitatie of horeca-inrichting, waardoor de weigeringsgrond van artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder b, van de APV, in samenhang bezien met artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder c, van de APV, ten tijde van de heroverweging in bezwaar niet meer aan de orde is.
Ten aanzien van de ernstige nalatigheid van eisers sluit de commissie zich aan bij het oordeel van de voorzieningenrechter en overweegt aanvullend dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er al enige tijd problemen waren rondom [persoon A] , die een negatieve weerslag hebben gehad op de exploitatie van de horeca-inrichting en waardoor klanten gevaar hebben gelopen. Ook kan niet op basis van objectiveerbare gegevens worden vastgesteld dat [persoon A] al veel vaker dronken werkzaam is geweest in de horeca-inrichting. [persoon B] heeft dit als zodanig niet verklaard en de enkele verklaring van [persoon A] is daartoe onvoldoende. Volgens de commissie is er geen sprake van een situatie op grond waarvan eisers voorafgaand aan het incident op 17 juni 2022 redelijkerwijs hadden kunnen en moeten ingrijpen. Naar aanleiding van dat incident hebben eisers ingegrepen; zij hebben aangifte gedaan tegen hun zoon, omdat zijn gedrag ontoelaatbaar werd geacht. Daarna hebben zij ook stappen ondernomen om [persoon A] als zijnde vennoot uit te schrijven uit het register van de Kamer van Koophandel en hebben zij een verzoek gedaan om de vergunningen te wijzigen. Uit het dossier volgt verder dat aan [persoon A] een gebiedsverbod is opgelegd tot en met 16 september 2022. Gelet op het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat eisers geen ernstige nalatigheid kan worden verweten, waardoor niet is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 2:28, zesde lid, onder c, van de APV.
de rechtbank begrijpt: 30 september 2022) niet meer op de vergunning staat voor [naam horecagelegenheid] , onverlet laat dat het oordeel slecht levensgedrag ten aanzien van [persoon A] van belang is voor eventuele toekomstige vergunningaanvragen. Het belang bestaat eruit dat [persoon A] , gezien zijn levensgedrag, niet gekwalificeerd is om een horecabedrijf te exploiteren dan wel de taak als beheerder of leidinggevende in een horecabedrijf te vervullen.