ECLI:NL:RBROT:2024:4214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
659411 HA ZA 23-523
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interpretatie van testament en uitleg van legaat met betrekking tot vruchtgebruik van aandelen

In deze zaak, die op 14 februari 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en de erven van de overleden [erflater] over de interpretatie van een testament. De kern van het geschil betreft de uitleg van de bewoordingen in het testament van 11 januari 2016, waarin [eiseres] is benoemd tot vruchtgebruiker van aandelen en een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewoordingen van het testament duidelijk zijn en dat er geen ruimte is voor interpretatie. Artikel 4:46 BW biedt de mogelijkheid om een testament uit te leggen, maar in dit geval was de bedoeling van erflater helder. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] recht heeft op een besteedbaar bedrag van minimaal € 45.000,- per jaar, na aftrek van kosten en belastingen. De erven waren van mening dat de bedragen brutobedragen waren, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en de erven veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.470,-, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel en haven
zaaknummer: C/10/659411 HA ZA 23-523
Vonnis van 14 februari 2024
in de zaak van:
[eiseres],
woonplaats: Sliedrecht,
eiseres,
advocaat: mr. R.J. Hoff,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: Sliedrecht,

2. [gedaagde 2] ,

woonplaats: Delft,

3. [gedaagde 3] ,

woonplaats: Papendrecht,
gedaagden,
advocaat: mr. M.C.G. Stut.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘de erven’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 1 en 2 juni 2023 en de aanzegging van 6 juni 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de akte van [eiseres] van 30 oktober 2023, met bijlagen;
  • de akte van de erven van 31 oktober 2023, met bijlagen;
  • de pleitaantekeningen van mr. Hoff en de akte wijziging eis;
  • de pleitaantekeningen van mr. Stut.
1.2.
Op 9 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun advocaten besproken.

2.Het geschil

Wat is de kern?

2.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of de bewoordingen van het testament duidelijk zijn en als verklaring van de uiterste wil van erflater een duidelijke zin hebben.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Op 20 maart 2019 is overleden [erflater] (hierna: erflater). Erflater heeft ruim 20 jaar een affectieve relatie gehad met [eiseres] . De erven zijn kinderen uit het huwelijk van erflater en [persoon A] . Dat huwelijk is op 9 juli 1995 ontbonden door het overlijden van [persoon A] .
2.3.
In zijn testament van 11 januari 2016 heeft erflater zijn drie kinderen, de erven, tot erfgenamen benoemd onder de last van verschillende legaten aan [eiseres] . Aan [eiseres] heeft erflater
“ter voldoening aan mijn natuurlijke en wettelijke verplichting van moraal en fatsoen op grond van mijn affectieve relatie met haar”de rechten van gebruik en bewoning van de woning aan de [adres] te Sliedrecht, gedurende een periode van 10 jaar na zijn overlijden, gelegateerd. Erflater heeft daarbij bepaald dat [eiseres] verplicht is het onderhoud van de woning en de zakelijke lasten (uitgezonderd de rentelasten van hypothecaire schulden) te voldoen en te dragen.
Ook heeft hij (naast een auto, de contributie van Golfclub [naam golfclub] , zijn wijnvoorraad en alle in zijn huis aanwezige klokken) het vruchtgebruik van een pakket aandelen (waarvan een deel voor bepaalde duur) aan [eiseres] gelegateerd. Met betrekking tot het vruchtgebruik van de aandelen heeft erflater beschikt dat alle lasten en belastingen die geheven worden over de vermogensbestanddelen waarop het vruchtgebruik van toepassing is voor rekening komen van [eiseres] . Daarnaast heeft hij het volgende bepaald:
“E .1. De vruchtgebruikster komen alle vruchten, hieronder uitdrukkelijk begrepen dividenden, bonussen en/of emissies, toe na aftrek van kosten die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden, zulks met dien verstande dat de vruchten een minimale waarde dienen te hebben van vijfenveertigduizend euro (€ 45.000,00) per jaar. Indien gemelde minimale waarde niet gehaald wordt, leg ik mijn erfgenamen de last op om samen met de vruchtgebruikster een zodanig deel van de onder het vruchtgebruik vallende aandelen te verkopen, zo spoedig mogelijk na het verstrijken van een jaar, en dit uit te keren aan de vruchtgebruikster zodat de vruchtgebruikster een besteedbaar bedrag heeft van minimaal vijfenveertigduizend euro (€ 45.000,00) per jaar.
2. Voor het geval het vruchtgebruik van de aandelen gemeld onder (…) is geëindigd, is het bepaalde onder E.1. van overeenkomstige toepassing, zulks met dien verstande dat voor (…) € 45.000,00 gelezen dient te worden (…) € 21.000,00.”
De vordering van [eiseres]
2.4.
eist (na eiswijziging) samengevat:
- voor recht te verklaren dat het legaat ter zake het vruchtgebruik van aandelen als beschreven in het testament van erflater van 11 januari 2016 zo moet worden gelezen dat [eiseres] na aftrek van kosten en na aftrek van de jaarlijks door [eiseres] over het vruchtgebruik verschuldigde inkomstenbelasting een besteedbaar bedrag van minimaal € 45.000,- aan vruchten heeft ontvangen;
- de erven ieder te veroordelen tot betaling van € 21.470,-, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.979,- vanaf 2 mei 2022 en over € 13.491,- vanaf 8 juni 2023;
- de erven hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.5.
Volgens [eiseres] heeft erflater door in zijn testament de woorden
besteedbaar bedragte gebruiken, aangegeven dat dit bedrag door haar ten minste kon worden uitgegeven aan de kosten van de woning en haar levensonderhoud ná aftrek van de door haar verschuldigde inkomstenbelasting. [eiseres] stelt zich daarom op het standpunt dat zij recht heeft op een minimaal bedrag van € 45.000,- netto per jaar (of van minimaal € 21.000,- netto per jaar vanaf het moment dat het vruchtgebruik van een aantal in het testament genoemde aandelen is geëindigd).
Naast een verklaring voor recht vordert zij van de erven aanvulling van de tekorten over de jaren 2020, 2021 en 2022, in totaal € 64.410,-.
2.6.
De erven zijn het niet eens met de eis. Uit de tekst van het testament, de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt en de verhoudingen die erflater kennelijk wilde regelen, valt naar hun mening op te maken dat erflater brutobedragen heeft bedoeld.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen verschillen van mening over de interpretatie van het testament en dan met name over het legaat met betrekking tot het zakelijk recht van vruchtgebruik van de aandelen. Zo verschillen [eiseres] en de erven van mening over de uitleg van de woorden
“besteedbaar bedrag”. [eiseres] stelt dat zij recht heeft op een bedrag van minimaal € 45.000,- netto respectievelijk € 21.000,- netto. Volgens [eiseres] heeft erflater een nettobedrag bedoeld, omdat hij zou hebben becijferd welke bedragen [eiseres] jaarlijks kwijt zou zijn aan de woning (€ 24.000,-) en aan haar levensonderhoud (€ 21.000, -). De erven stellen dat de in het testament genoemde bedragen van € 45.000,- respectievelijk € 21.000,-, brutobedragen zijn, dus vóór aftrek van kosten en de over het vruchtgebruik verschuldigde inkomstenbelasting. Zij zijn van mening dat, als nettobedragen zouden zijn bedoeld, erflater bijvoorbeeld in zijn testament zou hebben opgenomen dat – wanneer de minimale waarde van de vruchten geen € 45.000,- was – het bedrag moest worden aangevuld nádat het fiscale jaarinkomen van [eiseres] en de belastingheffing hierover bekend was en niet zo spoedig mogelijk na het verstrijken van het jaar.
3.2.
Artikel 4:46 BW geeft de mogelijkheid een testament uit te leggen. Die uitleg moet plaatsvinden in twee fasen. In de eerste fase moet worden vastgesteld of het testament onduidelijk is. Het gaat hierbij niet om alleen een grammaticale uitleg van de tekst van het testament, maar ook moet rekening worden gehouden met de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en met de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. Nadat in de eerste fase is vastgesteld dat het testament onduidelijk is, moet in de tweede fase worden achterhaald wat de onduidelijk in het testament verwoorde bedoeling van erflater is geweest, waarbij mag worden gelet op daden en verklaringen van erflater buiten het testament. Met andere woorden, beoordeeld moet worden wat erflater voor ogen stond op het moment waarop hij het testament liet opstellen. Alleen als dat niet duidelijk is, mag rekening worden gehouden met gedragingen of mededelingen van erflater na dat moment. In deze zaak wordt aan de tweede fase niet toegekomen.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewoordingen van het testament duidelijk genoeg. In het testament is op duidelijke wijze tot uitdrukking gebracht dat erflater wilde dat [eiseres] jaarlijks een besteedbaar bedrag heeft van minimaal € 45.000,- (of van minimaal € 21.000,- vanaf het moment dat het vruchtgebruik van een aantal in het testament genoemde aandelen is geëindigd). De rechtbank zoekt bij de woorden
besteedbaar bedragaansluiting bij de term
besteedbaar inkomenen de definitie die daaraan door het CBS, de Belastingdienst en in jurisprudentie wordt gegeven, namelijk bruto-inkomen verminderd met belastingen op inkomen, vermogen en dergelijke.
Omdat de bewoordingen van het testament naar het oordeel van de rechtbank duidelijk zijn, is er naar geldend recht geen ruimte voor interpretatie en moet de uiterste wil zoveel mogelijk naar de letter worden gevolgd. Als de bedoeling van erflater was zoals door de erven is betoogd, dan had mogen worden verwacht dat een en ander anders was geformuleerd en zou hij de toevoeging “
zodat de vruchtgebruikster een besteedbaar bedrag heeft van minimaal € 45.000,00 (€ 21.000,-) per jaar”achterwege hebben gelaten. Met de bestaande tekst van de legaten, en juist door de toevoeging van de woorden ‘minimaal besteedbaar bedrag’ heeft erflater in duidelijke bewoordingen uiting gegeven aan de zorg voor [eiseres] als zijn partner. De veronderstelling van de erven dat erflater niet heeft bedoeld dat [eiseres] het leven dat zij met erflater leefde kon voortzetten, wordt daarom niet gevolgd. De veronderstelling dat [eiseres] met het levenslange deel van het vruchtgebruik à € 21.000,-, naast haar AOW en pensioen, een bovenmodaal inkomen zou hebben, is ook onvoldoende om hun standpunt te volgen. Omdat aan de tweede fase niet wordt toegekomen, hoeven de door partijen overlegde verklaringen en andere stukken die betrekking zouden hebben op gedragingen of mededelingen van erflater na het opstellen van zijn laatste wil, niet besproken te worden. De gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde aanvulling van de tekorten over de jaren 2020, 2021 en 2022 (waarvan de hoogte niet is weersproken), wordt toegewezen.
Proceskosten
3.4.
Vanwege de aard van het geschil en de verhoudingen tussen partijen compenseert de rechtbank de proceskosten. Iedere partij betaalt de eigen proceskosten.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart voor recht dat het legaat met betrekking tot het vruchtgebruik van aandelen als beschreven in het testament van [erflater] van 11 januari 2016 onder B. sub e, bladzijde 2, respectievelijk onder E. 1 en 2, bladzijde 3, zo moet worden gelezen dat [eiseres] na aftrek van kosten en na aftrek van de jaarlijks door [eiseres] over het vruchtgebruik verschuldigde inkomstenbelasting een besteedbaar bedrag van minimaal € 45.000,- aan vruchten heeft ontvangen;
4.2.
veroordeelt de erven ieder tot betaling van € 21.470,-, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.979,- vanaf 2 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, en vermeerderd met de wettelijke rente over € 13.491,- vanaf 8 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is op 14 februari 2024 gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter.
3092