ECLI:NL:RBROT:2024:4212
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de kantonrechter bij verzoek tot goedkeuring van verdeling en benoeming onzijdig persoon in nalatenschap
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2024, hebben verzoekers, die erfgenamen zijn van de overleden erflaatster, een verzoek ingediend om goedkeuring van een concept notariële verdeling en om benoeming van verzoekster 1 als onzijdig persoon. De erflaatster, die ongehuwd overleed, heeft vijf kinderen, maar één van hen is onvindbaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek tot goedkeuring van de verdeling op grond van artikel 3:183 lid 2 BW, omdat er geen wettelijke grondslag is voor de goedkeuring van de (concept) verdeling door de kantonrechter. De kantonrechter wijst erop dat de verdeling bij notariële akte moet plaatsvinden en goedgekeurd moet worden door de rechtbank, niet door de kantonrechter. Hierdoor komt de kantonrechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Daarnaast heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om te beslissen op het verzoek tot benoeming van een onzijdig persoon, aangezien dit verzoek aan de verkeerde rechter is gericht. De verzoekers waren zich ervan bewust dat de rechtbank bevoegd is om een onzijdig persoon te benoemen op grond van artikel 3:181 lid 1 BW, maar hebben het verzoek uit doelmatigheid aan de kantonrechter voorgelegd. De kantonrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de procedure niet correct is gevolgd en dat de zaak niet in behandeling kan worden genomen. De beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.