ECLI:NL:RBROT:2024:4211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10567205 HA VERZ 23-48
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en wanprestatie in arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en [bedrijf B]. [persoon A], woonachtig in Zwijndrecht, was verzoeker en verweerder in de zelfstandige tegenverzoeken, terwijl [bedrijf B], ook gevestigd in Zwijndrecht, verzoekster was in de zelfstandige tegenverzoeken. De zaak betreft een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [persoon A] door [bedrijf B] wegens wanprestatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [bedrijf B] niet is geslaagd in het bewijs dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden heeft verricht voor of in samenwerking met klanten van [bedrijf B]. De kantonrechter heeft de zelfstandige tegenverzoeken van [bedrijf B] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het opleggen van een concurrentiebeding afgewezen. De rechter oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door [bedrijf B] zijn aangevoerd onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake was van wanprestatie door [persoon A]. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen moeten worden. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in arbeidsrechtelijke geschillen, vooral in gevallen van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen daarvan voor de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10567205 HA VERZ 23-48
uitspraak: 4 april 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van:
[persoon A],
woonplaats: Zwijndrecht,
verzoeker,
verweerder in de zelfstandige tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. I.E.F.M. Delahaije,
tegen
[bedrijf B],
vestigingsplaats: Zwijndrecht,
verweerster,
verzoekster in de zelfstandige tegenverzoeken,
gemachtigden: mr. L. Smit en mr. D.B. Bosman.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [bedrijf B] ’ genoemd.

1.Het verdere procesverloop

- de beschikking van 25 augustus 2023;
- de brief van [bedrijf B] van 20 september 2023, tevens een verzoek herziening tussenbeschikking;
- het proces-verbaal van het op 5 december 2023 gehouden getuigenverhoor;
- de conclusie na enquête van de zijde van [bedrijf B] , met bijlagen;
- de conclusie na enquête van de zijde van [persoon A] .

2.De (verdere) beoordeling

De zelfstandige tegenverzoeken van [bedrijf B]
ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wanprestatie
2.1.
In de beschikking van 25 augustus 2023 is, ten aanzien van haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wanprestatie, [bedrijf B] overeenkomstig haar bewijsaanbod toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden voor, dan wel in samenwerking met klanten van [bedrijf B] heeft verricht.
2.2.
Bij brief van 20 september 2023 heeft [bedrijf B] kenbaar gemaakt dat zij van de gegeven mogelijkheid tot het leveren van bewijs gebruik wenst te maken. Daarnaast heeft zij gevraagd om het oordeel in r.o. 4.15 en 4.16 van de beschikking van 25 augustus 2023 te herzien.
De kantonrechter ziet geen aanleiding terug te komen op haar beslissingen, omdat van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag in haar uitspraak geen sprake is geweest.
2.3.
Op 5 december 2023 zijn op verzoek van [bedrijf B] als getuigen gehoord: [persoon A] , [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] . [bedrijf B] heeft bij conclusie na enquête ook nog een aantal schriftelijke stukken overgelegd (uittreksel KvK van In de Klander Muelen B.V., overzichten van relaties, verkoopfacturen en werkbonnen).
De kantonrechter geeft, voordat de verklaringen worden gewaardeerd, een samenvatting van de getuigenverklaringen.
verklaringen
2.4.
[persoon A], heeft voor zover hier van belang, het volgende als partijgetuige verklaard:
“(…) Ik ben niet overgestapt naar SDO. Ik ben daar ook niet voor benaderd.
U verwijst naar productie 23 bij het verweerschrift.
(…)
Het gaat hier om een account van meneer [persoon G] , en niet van mij.
(…)
Ik werd gevraagd om te helpen controleren omdat ik daar meer ervaring mee heb. Het ging hier om één bestelling en niet meerdere.
(…)
Ik heb voor SDO buiten dienstverband geen werkzaamheden verricht.
(…)
Het klopt dat ik tijdens mijn arbeidsongeschiktheid een afspraak had met [persoon G] van Controlin. Dat was een persoonlijke afspraak en geen zakelijke.
(…)
U vraagt mij of er ook zakelijke aangelegenheden ter sprake zijn gekomen. Dat weet ik niet, maar ik denk van wel.
(…)
In het gesprek met [persoon G] heb ik het telefoonnummer gegeven van [persoon H] .
(…)
Ik vermoed dat dat voor werkzaamheden was.
(…)
Ik heb zelf geen toestemming gegeven aan [persoon G] voor indiensttreding bij SDO. U vraagt of ik dat niet had moeten melden. Ik vond het een persoonlijke keuze.
(…)
U vraagt mij of ik ervan op de hoogte was dat [persoon H] mensen overhaalde om in dienst te treden bij SDO. Ik heb gehoord dat dat gebeurd is.
(…)
Ik snapte niet dat hij met andere mensen bezig was om ze over te halen en heb gezegd dat hij beter aan zijn eigen toekomst kan denken, en niet met ex-collega’s bezig moest zijn. Hij liet niet doorschemeren dat hij collega’s benaderde op instructie van SDO.
(…)
U vraagt mij of mij gevraagd is door [persoon H] om in dienst te treden van of werkzaamheden te verrichten voor SDO.
(…)
ik heb hem gezegd dat ik geen interesse had.
U vraagt of ik op het moment dat ik advies gaf aan [persoon H] over een bestelling, of ik wist dat dat voor Controlin was. Ja, dat zag ik staan. Ik wist ook dat Controlin een klant is van [bedrijf B] . U vraagt mij waarom ik hem dan toch hielp. Dat deed ik uit goedheid, ik wilde helpen. Ik heb dat niet gemeld bij [bedrijf B] . De contacten waren toen niet zo goed meer.
U vraagt mij of ik mij wel bij het doen van die bestelling kon concentreren, gezien mijn arbeidsongeschiktheid. Ja, maar ik deed die bestelling zelf niet. Wel attendeerde ik hem erop dat er een bepaalde dingen niet op voorraad waren.
(…)
U vraagt mij of het gebruikelijk is om oud-werknemers, die inmiddels bij andere organisaties werken, te adviseren. Nee, niet op deze manier. Ik heb niet meer oud-werknemers van [bedrijf B] zo geadviseerd.
(…)
U vraagt mij of ik wist dat SDO een concurrent of een relatie van [bedrijf B] was. Ik wist dat het een relatie was. Naar mijn weten is het geen concurrent.
(…)
U vraagt mij of ik, achteraf terugkijkend, vind dat ik wel iets had moeten melden bij [bedrijf B] . Nee, voor mijn gevoel niet. Ik zie er niets verkeerds in. Ik was behulpzaam.
(…)
U vraagt mij of ik nog steeds regelmatig contact heb met SDO en de eigenaar van SDO. Ja. Dat was ook tijdens mijn arbeidsongeschiktheid. U vraagt mij of ik sinds mijn arbeidsongeschiktheid nog bij SDO of projecten van SDO ben geweest. Ik denk van wel. Bij projecten van SDO weet ik het niet. Ik kan me dat niet herinneren.
(…)
U vraagt mij of ik na het einde van mijn arbeidsovereenkomst nog bij SDO ben geweest. Dat is een keer of twee geweest. De eerste keer ging ik met een aanhanger van SDO privé spullen ophalen die nog in een loods van [bedrijf B] stonden. Ik deed dat samen met de heer [persoon G] .
(…)
De tweede keer heeft waarschijnlijk te maken met een jas van mij waarop lijm was achtergebleven van een onderaannemer van SDO. SDO deed namelijk weleens werkzaamheden voor mij privé.
(…)
Bij mijn weten ben ik niet met een werkmap bij SDO geweest. Voor mijn ontslag ben ik wel met die doos met de jas bij SDO geweest.
(…)
U geeft aan dat ik mijn arbeidsongeschiktheid gezien ben op de Burgemeester de Bruïnelaan. U vraagt of [bedrijf B] daar vaak werkzaamheden deed. Niet dat ik weet.
(…)
[bedrijf B] deed daar in die straat (het is een lange straat) wel klussen in samenwerking met SDO en zelfstandig.
(…)
U vraagt mij of ik tijdens mijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden heb gedaan. Nee. U vraagt naar de foto’s in het dossier van de meterkasten en naar werkzaamheden daar bij een kennis.
(…)
Ik zie dat niet als werken maar als iemand helpen. Het ging om het aanleggen van een stopcontact of schakelaar. Het kan ook het ophangen van een lamp zijn. U vraagt of dat vergelijkbaar is met mijn eigen werk bij [bedrijf B] . Nee, ik had daar een kantoorfunctie.
(…)
U vraagt aan mij of ik dit wel kon doen tijdens mijn arbeidsongeschiktheid. Ja, het was rustig aan en gezellig, bij een kopje koffie.
(…)
Het is de ex-vriendin van een vriend.
(…)
Op uw vraag kan ik zeggen dat het om de heer [persoon I] gaat. Die was bevriend met SDO. Ik weet niet waarom ze mij had gevraagd. Ik denk wel dat [persoon I] ooit werk heeft verricht voor SDO.
(ktr: bedoeld wordt de heer [persoon I] )
(…)
U vraagt mij of het klopt dat de zoon van [persoon H] , die eigenaar van een restaurant is, mij heeft gevraagd om naar een meterkast te kijken.
(…)
Ik heb gezegd dat ik alles wilde doen, alleen nu niet. Dat kan pas als ik weer mezelf ben. Wel heb ik alvast een foto gemaakt.
(…)
Het klopt dat het restaurant van die zoon een klant was van [bedrijf B] .
U vraagt ook naar een foto van een meterkast van een goede vriend in Zwijndrecht.
(…)
Het klopt dat ik ondertussen werkzaamheden aan die kast heb gedaan, maar dat was na mijn ontslag.
(…)
U vraagt mij of ik tijdens mijn arbeidsongeschiktheid zakelijke contacten heb gehad met klanten of relaties van [bedrijf B] . Nee. U vraagt mij hoe het dan zat met het advies aan [persoon H] . Nee, dat is eigenlijk geen zakelijk contact.
(…)
Mijn zakelijke telefoon is volgens mij heel lang uit geweest toen ik ziek was. Er was wel zakelijk contact maar ik weet niet met wie.
(…)
Ik had die telefoon meestal uit, maar soms kwamen er wel berichtjes door. Dat weet ik niet voor 100% zeker.
U vraagt mij of ik Verheul heb benaderd om tijdens dienstverband met [bedrijf B] over te stappen. Nee. U vraagt of ik hem dan in contact heb gebracht met iemand anders voor een functie elders. Nee.
U verwijst naar productie 34 bij het verweerschrift.
(…)
Ik ging ervan uit dat het om een klusje in Nieuw-Lekkerland ging en wilde eerst weten of ik het nummer mocht geven.
(…)
Het was de heer [persoon J] . Die is directeur bij het detacheringsbedrijf waar [persoon K] werkt. Ik dacht zelf dat het ging om een klusje thuis.
(…)
Ik ken [persoon F] . Ik weet dat hij werknemer is van SDO.
(…)
U vraagt hoe het kan dat [persoon F] mij werkzaamheden heeft zien verrichten bij een project van SDO. Ik heb geen idee. Het is wel zo dat ik tijdens mijn arbeidsongeschiktheid [persoon F] heb gezien op de Burgemeester de Bruïnelaan. Ik heb hem gedag gezegd. Er zal vast wel iets meer gezegd zijn, maar ik weet niet of dat zakelijk was.
Op vragen van mr. Delahaije antwoord ik als volgt: U vraagt mij of SDO mij toestemming heeft gevraagd om [persoon H] in dienst te mogen nemen. Nee.
Ik zat al ziek thuis op het moment dat ik voor de eerste maal hoorde dat [persoon H] mensen aan het werven zou zijn voor SDO.
(…)
U verwijst naar de winkelwagen bij de bestelling voor Controlin. Die is niet door mij gevuld. Die was al gevuld toen ik benaderd werd. ”
2.5.
[persoon C](werkvoorbereider bij [bedrijf B] ) heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:
“ (…) Ik heb gehoord dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden deed voor een aannemer van [bedrijf B] , te weten SDO. Het ging om het ophangen van een lamp. Ik weet niet of hij in dienst was van SDO.
(…)
U vraagt naar mijn schriftelijke verklaring in productie 36
(…)
U vraagt mij of ik daar nog steeds achter sta. Ja. U vraagt mij wat ik bedoelde met mijn opmerking dat [persoon A] niet eerlijk was en de boel belazerde. Ik had dingen vernomen en gehoord van derden en ook dingen met eigen ogen gezien en vond dat hij niet zo ziek was als hij zich voordeed.
(…)
Op een gegeven moment zat ik met mijn collega [persoon L] administratieve dingen te doen en per ongeluk kwam ik toen op de schijf van [persoon A] terecht, en zag een pakbon van de Technische Unie en een foto van een meterkast. Ik vond dat vreemd, want hij zat ziek thuis. Ik dacht dat het werkgerelateerd was, want ik zag dus een foto van een meterkast. Wij maken vaak bij werkopnamen foto’s van een meterkast en kunnen dan de foto’s ervan in het systeem zetten.
(…)
Controlin ken ik als klant van [bedrijf B] .
(…)
U verwijst naar een email van [persoon G] van Controlin van 2 februari 2023.,(…)
[persoon G] wilde een afspraak maken. Ik stelde toen voor om de donderdag te nemen. Hij had die dag echter een afspraak met [persoon A] , en toen werd de afspraak met mij op de vrijdag gezet. Die afspraak ging echter niet door. [persoon G] is niet meer in de lucht gekomen.
U verwijst naar de pakbon van Controlin. Die is via SDO gegaan en niet via [bedrijf B] . Mijn conclusie is dat we een klant minder hadden. Wij hebben sindsdien geen werkzaamheden meer voor Controlin gedaan.
(…)
U vraagt mij of het eerder is voorgekomen na de arbeidsongeschiktheid van [persoon A] , dat een klant eerst [persoon A] belde voordat hij contact op nam met [bedrijf B] . Ja, ze wilden eerst [persoon A] spreken en als dat niet lukte dan zouden ze nog terug bellen. Volgens mij zijn we niet teruggebeld. Ik weet niet hoe vaak dat speelde, in ieder geval wel meerdere keren. Dat hoorde ik van [persoon L] van de administratie.
(…)
U vraagt wie dan wel werkzaamheden voor Controlin verrichtten. Ik vermoed SDO. Ik weet niet of die werkzaamheden dan eerst met [persoon A] besproken werden.
(…)
Ik heb van mijn collega [persoon M] vernomen dat iemand bestellingen kwam ophalen voor een restaurant genaamd La Cuesina.
(…)
en die persoon gaf aan dat hij in opdracht van [persoon A] kwam. Ik weet niet wanneer dat was, maar wel dat het voor het ontslag op staande voet was.
(…)
SDO is onze grootste opdrachtgever voor projecten.
(…)
Ik weet van twee collega’s die gezegd hebben dat ze [persoon A] weleens gezien hebben op de zaak bij SDO. Eén van die mensen had hem gezien met een zwarte werkmap. Dat vond ik bijzonder, want die had hij bij werkzaamheden altijd bij zich.
(…)
Ik weet dat [persoon F] hem gezien heeft bij werkzaamheden op projecten van SDO. Ik was op werkbezoek op 5 mei van dit jaar bij een kinderopvangorganisatie. Ik zag [persoon F] daar en hij vroeg hoe het ging met [persoon A] . Hij vertelde dat hij hem twee of drie dagen daarvoor een lamp had zien ophangen bij een project van SDO.
(…)
U vraagt mij of er na het uitvallen van [persoon A] nog werkzaamheden door [bedrijf B] zijn verricht op de Burgemeester de Bruïnelaan. Niet dat ik weet.
Ik ben zelf niet benaderd om over te stappen naar SDO. Drie collega’s van mij zijn wel benaderd.
(…)
Ik heb wel drie weken geleden een oud-collega gesproken die vertelde dat [persoon A] kleine klusjes voor [persoon G] van SDO deed.
(…)
Ik heb van anderen gehoord dat [persoon A] in de buurt van diens woning reed met een bos pvc-pijpen op zijn dak. (…)”
2.6.
[persoon D](elektricien/eerste monteur bij [bedrijf B] ) heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:
“(…) U vraagt naar mijn schriftelijke verklaring uit het dossier (productie 35).
(…)
Die verklaring heb ik samen met mijn collega [persoon M] opgesteld. Dat wil zeggen: ik heb haar verteld wat ik belangrijk vond en zij heeft het toen op papier gezet. Ik sta er wel achter als mijn verklaring.
(…)
Ik ben zelf door [persoon H] meerdere malen benaderd om over te stappen naar SDO.
Ik ken het bedrijf Controlin. Ik heb een aantal keer werkzaamheden voor hen gedaan, dat was niet meer zo nadat [persoon A] ziek was geworden. Ook collega’s van mij hebben sindsdien geen werk meer voor Controlin gedaan.
(…)
Ik heb begin 2023 werkzaamheden verricht bij het kinderdagverblijf De Were samen met [persoon E] , en [persoon C] . Daar was ook iemand van SDO bij namelijk [persoon F] . Er is met [persoon F] gesproken over [persoon A] .
(…)
Op die dag, het was 5 mei 2023, vroeg [persoon F] hoe het met [persoon A] ging. Hij vertelde ook dat hij gezien had dat [persoon A] een klus deed voor SDO, dat wil zeggen dat hij hem met spullen zag lopen. Het was [persoon F] die begon over [persoon A] . Ik heb zelf niet met [persoon F] gesproken op dat moment. Ik stond op een afstandje. Ik kon het wel verstaan.
(…)
Het had te maken met een lamp.
(…)
U vraagt mij of ik daarna nog wel eens gehoord heb over werkzaamheden van [persoon A] voor SDO of een andere relatie. Dat weet ik niet. (…)”
2.7.
[persoon E](elektricien bij [bedrijf B] ) heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:
“(…) Ik ben niet benaderd door [persoon H] of [persoon A] om over te stappen naar SDO.
(…)
U vraagt of er gesproken is over [persoon A] met SDO. Ja. Dat was met [persoon F] . [persoon C] deed dat. Ik heb het kunnen verstaan. Er werd gezegd als eerste dat [persoon A] gezien was op de zaak van SDO. Ik weet niet wat [persoon A] daar kwam doen. Er is ook met [persoon N] van SDO gesproken, die hetzelfde vertelde als [persoon F] . Ik hoorde van [persoon F] dat [persoon A] werkzaamheden had verricht voor SDO, maar ik weet niet wat voor werk.
Het klopt dat na het uitvallen van [persoon A] bepaalde klanten geen werkzaamheden meer hadden voor [bedrijf B] . (…)”
2.8.
[persoon F](timmerman) heeft, voor zover hier van belang, het volgende als getuige verklaard:
“Ik ken meneer [persoon A] al zo’n twintig jaar, tenminste dat denk ik. Ik zag hem met een map onder zijn schouder. Ik weet niet wanneer dat was.
Op de vragen van mr. Bosman en mr. Smit antwoord ik als volgt: ik hoor de gemachtigde mr. Smit zeggen dat zij op 15 november 2023 door mij gebeld werd en dat ik toen gezegd heb dat ik [persoon A] niet kende en dat ik gevraagd heb wie [persoon A] is en wat zijn nummer is. Ik heb inderdaad toen verklaard dat ik niet wilde getuigen. De rest klopt niet.
(…)
Ik heb niet met SDO over de inhoud gesproken.
(…)
U vraagt mij of ik [persoon A] nog wel eens gezien heb vanaf 9 november 2022. Nee. Ik heb hem alleen één keer op straat gezien. Dat was in de straat van het politiebureau. Het kan zijn dat dat de Burgemeester de Bruïnelaan in Zwijndrecht is. Ik kreeg bij SDO een brief van een collega dat we nu [persoon C] moesten hebben.
(…)
Ik hoor u zeggen dat drie mensen hebben verklaard dat ik gezegd zou hebben dat [persoon A] een lamp aan het ophangen was en dat ik hem zou hebben zien werken. Dat heb ik niet verteld. Ik weet daar niets van.
(…)
Op de vragen van mr. Delahaije antwoord ik als volgt: u vraagt naar de situatie toen ik [persoon A] op straat zag. U vraagt of hij toen een lamp aan het ophangen was. Dat kan toch niet op straat, ik heb geen lamp gezien. ”
2.9.
In haar conclusie na enquête concludeert [bedrijf B] dat zij in haar bewijsopdracht is geslaagd. Volgens haar blijkt allereerst uit de ingebrachte stukken en verklaringen dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid foto’s heeft gemaakt van verschillende meterkasten. Zo verwijst zij naar de verklaring van de heer [persoon C] die over de foto van een meterkast het volgende verklaarde:
“ik dacht dat het werkgerelateerd was, want ik zag dus een foto van een meterkast. Wij maken vaak bij werkopnamen foto’s van een meterkast en kunnen dan de foto’s ervan in het systeem zetten”.Ook verwijst [bedrijf B] naar foto’s van meterkasten van restaurant In de Klander Muelen en van de heer [persoon O] , klanten van [bedrijf B] . Zonder het bij haar te melden heeft [persoon A] zakelijk contact gehad met klanten van [bedrijf B] . Bovendien is van belang dat [bedrijf B] , sinds [persoon A] arbeidsongeschikt is uitgevallen, geen werkzaamheden meer heeft verricht voor deze klanten, aldus [bedrijf B] .
Uit de verklaringen van [persoon C] en [persoon A] blijkt volgens [bedrijf B] dat [persoon A] wel degelijk een zakelijke afspraak had met Controlin en dat hij er zelfs voor heeft gezorgd dat Controlin geen zaken meer deed met [bedrijf B] , maar met SDO. Van SDO zelf heeft [bedrijf B] sinds de arbeidsongeschiktheid van [persoon A] geen nieuwe opdrachten meer ontvangen. SDO was de belangrijkste klant.
Uit de getuigenverklaringen van [persoon C] en [persoon F] , blijkt naar de mening van [bedrijf B] overduidelijk dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid meermaals bij SDO langs is geweest, ook voor zakelijke aangelegenheden. Zo verklaarde [persoon C] dat
“een van die mensen had hem gezien met een zwarte werkmap”en verklaarde [persoon F]
“ik zag hem met een map onder zijn schouder.”Getuigen [persoon D] en [persoon E] verklaarden op hun beurt dat zij van [persoon F] hadden gehoord dat [persoon A] werkzaamheden had verricht voor SDO. Het is voor [bedrijf B] onbegrijpelijk dat [persoon A] concurrerende werkzaamheden kon verrichten, terwijl hij op dat moment geen benutbare mogelijkheden zou hebben. Dat [persoon A] het zelf niet zag als werken, maar als een vriendendienst, verandert de conclusie van [bedrijf B] niet. Uit de verschillende verklaringen blijkt volgens [bedrijf B] overduidelijk dat [persoon A] , tijdens zijn arbeidsongeschiktheid, concurrerende werkzaamheden heeft verricht, die [bedrijf B] ernstig hebben beschadigd.
2.10.
[persoon A] concludeert in zijn conclusie na enquête dat [bedrijf B] niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De afgelegde verklaringen hebben volgens hem niet geleid tot het bewijs van de stelling dat er feiten en omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden voor, dan wel in samenwerking met, klanten van [bedrijf B] heeft verricht.
Dat [persoon C] dacht dat de foto van de meterkast werk gerelateerd was, bewijst volgens [persoon A] niets relevants. Ook de foto’s van de meterkast van In de Klander Muelen, bewijzen volgens hem niets. Hij betwist dat aan die meterkast is gewerkt, niet door hem en, voor zover hij weet, ook niet door iemand anders. Bovendien heeft tussen [bedrijf B] en In de Klander Muelen nooit een commerciële klantrelatie bestaan. Hetzelfde geldt voor Dik [persoon O] .
Verder blijkt volgens [persoon A] uit niets dat hij een zakelijke afspraak had met Controlin, en zijn incidentele aanwezigheid bij SDO maakt nog niet dat hij met SDO heeft samengewerkt of dat hij voor SDO heeft gewerkt. De hulp aan mevrouw [persoon P] was een onbezoldigde vriendendienst en kwalificeert niet als werk voor of in samenwerking met een klant van [bedrijf B] , aldus [persoon A] . [persoon A] heeft geen wanprestatie gepleegd. Er is geen noodzaak om aan [persoon A] opnieuw een concurrentiebeding op te leggen
bewijswaardering
2.11.
De kantonrechter zal, gelet op de artikelen 152, 162 en 164 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de door de getuigen afgelegde verklaringen en de schriftelijke stukken, waarderen. Allereerst merkt de rechtbank op dat de door [persoon A] afgelegde verklaring een verklaring van een partijgetuige is (artikel 164 lid 2 Rv). Dit brengt mee dat de verklaring alleen tot bewijs kan bijdragen ter aanvulling van onvolledig ander bewijs.
2.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [bedrijf B] niet geslaagd is in het aan haar opgedragen bewijs. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
Uit de verklaringen van de namens [bedrijf B] gehoorde getuigen, valt op te maken dat [persoon A] foto’s heeft gemaakt van meterkasten, werknemers van SDO is tegengekomen en een werknemer van Controlin heeft geadviseerd. Dat [persoon A] aanwezig was op een locatie waar door SDO werkzaamheden werden verricht, is onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat [persoon A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden voor, dan wel in samenwerking met, klanten van [bedrijf B] (zoals SDO) heeft verricht. Dat [persoon A] met een zwarte werkmap zou zijn gezien, vormt evenmin bewijs van de stelling dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid concurrerende werkzaamheden zou hebben verricht. Anders dan [bedrijf B] meent, is de kantonrechter van oordeel dat het verrichten van een vriendendienst en het adviseren van een vriend of kennis niet kwalificeert als werkzaamheden in de zin van de bewijsopdracht.
Maar zelfs als het standpunt zou moeten worden gehuldigd dat [persoon A] zich verre van enige inmenging of contact had moeten houden, is de kantonrechter van oordeel dat de voorvallen onvoldoende ernstig zijn om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van wanprestatie te rechtvaardigen.
Dit betekent dat het zelfstandige tegenverzoek van [bedrijf B] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wanprestatie onder toekenning van een schadevergoeding wordt afgewezen. Omdat is geoordeeld dat geen sprake is (geweest) van werkzaamheden voor SDO, wordt het zelfstandige tegenverzoek om [persoon A] te verplichten zijn concurrerende werkzaamheden voor SDO onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, afgewezen. De kantonrechter ziet, mede gelet op het feit dat er twee jaren na de bedrijfsovername zijn verstreken, geen reden om [persoon A] een concurrentie-, relatie- en anti-ronselbeding op te leggen. Dit zelfstandige tegenverzoek wordt dan ook afgewezen.
proceskosten
2.13.
De kantonrechter bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij voor deze rechtszaak heeft gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de zelfstandige tegenverzoeken van [bedrijf B] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wanprestatie (met toekenning van een schadevergoeding), tot het verplichten van [persoon A] zijn concurrerende werkzaamheden voor SDO onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, en geen contact te onderhouden met relaties van [bedrijf B] (als weergegeven op de relatielijst), en tot het opleggen aan [persoon A] van een concurrentie-, relatie- en anti-ronselbeding, af;
3.2.
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
452