In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van een overleden persoon. De verzoeker, die zelf procedeert, heeft het verzoek ingediend omdat hij zijn werkzaamheden heeft voltooid en de goederen van de nalatenschap aan de erfgenamen ter beschikking heeft gesteld. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 14 februari 2024 is ontvangen, en de griffier heeft de belanghebbenden op 4 maart 2024 gevraagd of zij verweer willen voeren. Aangezien er geen reactie is ontvangen, heeft de kantonrechter besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.
De zaak betreft de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater, die op [overlijdensdatum] is overleden. De erflater was geboren op [geboortedatum] en zijn laatste woonplaats was Bleskensgraaf. De belanghebbenden zijn bij testament van 17 februari 2022 tot enige erfgenamen benoemd, en de verzoeker is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder. De verzoeker heeft zijn benoeming aanvaard en vraagt nu om ontslag. De kantonrechter overweegt dat op grond van de artikelen 4:149 lid 1 en 2 BW en 4:164 lid 1 en 2 BW de taak van een executeur of afwikkelingsbewindvoerder eindigt door het ontslag dat de kantonrechter verleent. De parlementaire geschiedenis van de wet ondersteunt dat een dergelijk verzoek altijd moet worden ingewilligd, en bovendien hebben de erfgenamen geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot ontslag.
De kantonrechter heeft daarom besloten om de verzoeker met ingang van de datum van de beschikking te ontslaan als executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van de erflater. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. C. van Steenderen-Koornneef.