ECLI:NL:RBROT:2024:4208

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10917459 VV EXPL 24-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake huurrecht en belangenafweging van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw (eiseres) en een man (gedaagde) over het gebruik van een huurwoning in Dordrecht. De vrouw vorderde dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning, waarin zij samen met de man en hun twee minderjarige kinderen woonde. De man had geweigerd de woning te verlaten, ondanks een verzoek van de vrouw om dit te doen. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de huidige woonsituatie onhoudbaar was en de belangen van de vrouw en de kinderen zwaarder wogen dan die van de man. De rechter wees de voorlopige voorziening toe, waarbij de vrouw het huurrecht werd toegekend en de man werd veroordeeld de woning te verlaten. De rechter benadrukte het belang van een stabiele thuissituatie voor de kinderen en dat de vrouw de huur betaalde, terwijl de man dat niet kon. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10917459 VV EXPL 24-11
datum uitspraak: 7 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Sarier, Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit het volgende processtuk:
- de dagvaarding van 12 februari 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 22 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres] , vergezeld door haar moeder, met mr. G. Sarier, en [gedaagde] vergezeld door zijn moeder.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiseres] vordert dat zij met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd is tot het gebruik van de huurwoning aan de [adres] in Dordrecht totdat partijen afspraken hebben gemaakt, dan wel totdat de rechter in de nog aanhangig te maken bodemprocedure heeft beslist. Ter zitting heeft [gedaagde] betoogd de woning niet te kunnen verlaten vanwege zijn financiële situatie. De voorlopige voorziening wordt toegewezen. De belangen van [eiseres] en de door haar te verzorgen minderjarige kinderen gaan uit boven de belangen van [gedaagde] .
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiseres] en [gedaagde] hadden tot voor kort een affectieve relatie. Met ingang van 2 september 2022 huren zij gezamenlijk van Trivire de woning aan de [adres] in Dordrecht. [eiseres] en [gedaagde] wonen samen met hun minderjarige kinderen in de woning. De minderjarige kinderen, waarover [eiseres] het gezag heeft, zijn acht en vier jaar oud. Op 16 januari 2024 is namens [eiseres] een brief gestuurd aan [gedaagde] met het verzoek om de woning te verlaten. [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
Er is sprake van een spoedeisend belang
2.3.
Voor toewijzing van een voorlopige voorziening moet sprake zijn van een spoedeisend belang. Spoedeisend belang heeft een eisende partij in ieder geval wanneer van hem/haar niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht. Volgens [eiseres] is er sprake van een spoedeisend belang, omdat samenwonen voor partijen niet meer mogelijk is. Er is een onhoudbare situatie tussen hen ontstaan. De huidige situatie zorgt volgens [eiseres] voor problemen voor haarzelf en de kinderen. [gedaagde] verklaart daarentegen dat er tussen partijen de afgelopen periode geen incidenten meer zijn geweest en dat hij, [eiseres] en hun kinderen regelmatig het een en ander ondernemen, zoals samen naar de stad en het zwembad. Uit de door partijen over en weer ten gehore gebrachte (recente) geluidsfragmenten kan echter worden afgeleid dat er wel degelijk sprake is van spanningen tussen partijen. Alleen al daarom heeft [eiseres] , gelet op het belang van de kinderen, een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Dat [gedaagde] meent dat er geen onhoudbare situatie is komt hierna aan de orde.
De voorlopige voorziening wordt toegewezen
2.4.
In kort geding moet de rechter op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering beoordelen of de verzochte voorlopige voorziening in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen op de beslissing in een eventuele bodemprocedure in de vorm van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Dat is hier het geval en wel om de volgende redenen.
2.5.
In een eventuele bodemprocedure zal de rechter onder andere moeten onderzoeken of moet worden beslist dat [gedaagde] op grond van artikel 7:267 lid 7 BW de huur niet langer zal voortzetten en alleen aan [eiseres] het huurrecht moet worden toegewezen. Dat zal neerkomen op een afweging van de belangen van partijen. Aangezien er twee minderjarige kinderen in de woning wonen, zal hun belang op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind een eerste overweging moeten vormen.
2.6.
Aangenomen kan worden dat de kinderen het meeste baat hebben bij een stabiele thuissituatie, in de eigen omgeving en zonder de spanningen tussen de beide ouders. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is de mogelijkheid van ‘birdnesting’, waarbij partijen afwisselend bij de kinderen in de woning verblijven totdat een van hen een andere woning heeft gevonden, onderzocht en besproken, maar dat is niet mogelijk of wenselijk gebleken.
2.7.
Dat partijen gezamenlijk met hun kinderen in de woning verblijven, zoals tot nog toe het geval, is niet wenselijk. [gedaagde] meent weliswaar dat er geen sprake is van een onhoudbare situatie, maar uit de ten gehore gebrachte geluidsfragmenten – die partijen over en weer van elkaar hebben gemaakt – blijkt van spanningen, ruzie en wederzijds wantrouwen. De houding en uitlatingen van partijen bij de mondelinge behandeling bevestigen dat beeld. Voor (verdere) bewijslevering op dit punt is in deze procedure geen plaats.
2.8.
Bij de mondelinge behandeling is onweersproken gesteld dat [eiseres] overwegend de zorg voor de kinderen heeft. Het is daarom in het belang van de kinderen dat zij het gebruik van de woning voortzet. Daar komt nog bij dat zij de huur van de woning betaalt en [gedaagde] momenteel daartoe niet in staat is. In een eventuele bodemprocedure kunnen de aanspraken van [gedaagde] met betrekking tot zijn investeringen in de woning aan de orde komen.
2.9.
De kantonrechter verwacht van beide partijen dat zij, zoals zij ter zitting zelf terecht hebben opgemerkt, ervoor zorgen dat de minderjarige kinderen niet de dupe worden van het conflict tussen partijen.
Dwangsom
2.10.
[eiseres] heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld de woning te verlaten en niet meer te betreden, onder afgifte van de sleutels, op straffe van een dwangsom. Zij heeft de medegevorderde dwangsom niet toegelicht en onderbouwd. Voor het opleggen van een dwangsom bestaat dan ook onvoldoende aanleiding.
Proceskosten
2.11.
Aangezien partijen een affectieve relatie hebben gehad, zal de kantonrechter bepalen dat ieder de eigen proceskosten betaalt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter, treft de volgende voorlopige voorzieningen:
3.1.
bepaalt dat [eiseres] met ingang van de zevende dag na betekening van dit vonnis, met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] ( [postcode] ) te Dordrecht totdat partijen afspraken hebben gemaakt, dan wel totdat de rechter in de nog aanhangig te maken bodemprocedure (onherroepelijk) heeft beslist;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres] ( [postcode] ) te Dordrecht te verlaten en niet meer te betreden, onder afgifte van de sleutels;
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
452