ECLI:NL:RBROT:2024:4208
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake huurrecht en belangenafweging van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw (eiseres) en een man (gedaagde) over het gebruik van een huurwoning in Dordrecht. De vrouw vorderde dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning, waarin zij samen met de man en hun twee minderjarige kinderen woonde. De man had geweigerd de woning te verlaten, ondanks een verzoek van de vrouw om dit te doen. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de huidige woonsituatie onhoudbaar was en de belangen van de vrouw en de kinderen zwaarder wogen dan die van de man. De rechter wees de voorlopige voorziening toe, waarbij de vrouw het huurrecht werd toegekend en de man werd veroordeeld de woning te verlaten. De rechter benadrukte het belang van een stabiele thuissituatie voor de kinderen en dat de vrouw de huur betaalde, terwijl de man dat niet kon. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.