Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw A. Ramanand, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 5 april 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 12 april 2024 bepaald, maar verweerster, Stichting Hef Wonen, is niet verschenen. De rechtbank heeft op 19 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft voldoende inkomsten uit een Ziektewetuitkering om de huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie door een ontruimingsvonnis van 20 februari 2024. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die met haar kinderen in de huurwoning wil blijven, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De voorlopige voorziening is toegewezen voor zes maanden, met voorwaarden, en verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de voorziening.