ECLI:NL:RBROT:2024:4200
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontslag van de executeur van een nalatenschap afgewezen wegens gebrek aan gewichtige redenen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de executeur van de nalatenschap van [erflater]. De verzoekster, in haar hoedanigheid van erfgenaam, verzocht om het ontslag van de executeur, omdat zij meende dat deze tekortschiet in zijn taken. De executeur, benoemd door de erflater in een testament van 19 januari 2004, had de verantwoordelijkheid om de nalatenschap te beheren en de schulden te voldoen. De verzoekster stelde dat de executeur niet tijdig de inventarisatie had opgesteld en haar niet op de hoogte hield van zijn activiteiten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2024 werd het geschil besproken. De kantonrechter oordeelde dat er geen gewichtige reden was om de executeur te ontslaan. De rechter concludeerde dat de executeur voldoende voortvarend had gehandeld en dat de verzoekster niet objectief onderbouwde redenen had voor haar wantrouwen. De andere erfgenamen steunden de executeur en gaven aan dat hij zijn taken naar behoren uitvoert. De kantonrechter wees het verzoek van de verzoekster af en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve feiten bij het verzoek tot ontslag van een executeur en dat een gebrek aan vertrouwen niet voldoende is om tot ontslag over te gaan, tenzij dit is onderbouwd met concrete feiten.