ECLI:NL:RBROT:2024:4199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10-019726-24; 10-324291-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drie auto-inbraken met plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie auto-inbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. De zaak betreft auto-inbraken die plaatsvonden in september en november 2023, waarbij DNA-bewijs leidde tot de identificatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak, waarbij hij zich toegang verschafte tot de voertuigen door het inslaan van ruiten. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn onschuld geproclameerd en alternatieve scenario's aangedragen, maar de rechtbank heeft deze verweren verworpen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in aanmerking genomen bij het opleggen van de maatregel. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat de beslissing van de rechtbank heeft beïnvloed. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn illegale verblijf in Nederland en het advies van de reclassering, die een onvoorwaardelijke ISD-maatregel adviseerde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-019726-24; 10-324291-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 29 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum 1],
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10-019726-24 en 10-324291-23. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal vrijgesproken te worden. Ten aanzien van ieder van de drie feiten worden twee verweren gevoerd. Ten eerste dat niet kan worden vastgesteld dat het DNA-profiel dat in de DNA-databank is geregistreerd als dat van [verdachte], geboren op [geboortedatum 2], hetzelfde DNA is als dat van de verdachte, die is geboren op [geboortedatum 1]. Ten tweede dat de sporen die een DNA-match hebben opgeleverd, niet tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte in de auto’s heeft ingebroken en spullen heeft weggenomen. Er zijn immers alternatieve scenario’s, namelijk dat de verdachte -nadat er was ingebroken – in de auto’s is gaan kijken, dat hij de ruiten heeft geforceerd om in de auto te kunnen slapen (waarna door iemand anders goederen zijn weggenomen), of dat iemand een dwaalspoor heeft achtergelaten. De verdachte heeft verklaard dat hij bloed hoest en dat zijn bloed om die reden overal in Rotterdam is.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Van het DNA dat geregistreerd is als afkomstig van de persoon [verdachte] (geboren op [geboortedatum 2]) kan worden vastgesteld dat dit het DNA van de verdachte betreft. De politie heeft een aanvullend proces-verbaal opgesteld waaruit blijkt dat [verdachte] met twee geboortedata ([geboortedatum 2] en [geboortedatum 1]) in de systemen voorkomt, dat het om dezelfde persoon gaat, en dat [geboortedatum 1] de juiste geboortedatum is. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van de in dit proces-verbaal neergelegde bevindingen te twijfelen en verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
Ten aanzien van de feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Auto-inbraak in de nacht van 12 op 13 september 2023 (feit 1)
Er is in de nacht van 12 op 13 september 2023 ingebroken in de auto van aangever [aangever]. De ruit aan de bestuurderskant is kapot en er zijn goederen uit de auto weggenomen. In de auto wordt een boterhamzakje aangetroffen met daarop bloedsporen. Uit onderzoek naar deze bloedsporen volgt een match met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank concludeert hieruit dat het aangetroffen bloed van de verdachte is.
Auto-inbraak in de nacht van 3 op 4 november 2023 (feit 2)
In de nacht van 3 op 4 november 2023 wordt ingebroken in de bedrijfsauto van [naam bedrijf]. De ruit aan de bestuurderskant is geforceerd. Bij de glasscherven naast het voertuig wordt een handschoen aangetroffen. Uit onderzoek naar de op de handschoen aangetroffen DNA-sporen volgt een match met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank concludeert hieruit dat het aangetroffen spoor (epitheel) van de verdachte afkomstig is.
Auto-inbraak in de nacht van 11 op 12 november 2023 (feit 3)
In de nacht van 11 op 12 november 2023 is ingebroken in de auto van aangeefster [aangeefster]. De ruit aan de bestuurderszijde is stuk geslagen. Op de stoep naast de auto is een bloedspoor zichtbaar, en een steen waarmee de autoruit is ingeslagen. Uit de auto zijn goederen weggenomen, waaronder de portemonnee van aangeefster. Het rijbewijs van de aangeefster is uit de portemonnee gehaald en in de auto achtergelaten. Hierop werden bloedsporen aangetroffen. De bloedsporen zijn veiliggesteld en onderzocht. Dit leverde een match met het DNA-profiel van de verdachte op. De rechtbank concludeert hieruit dat het aangetroffen bloed van de verdachte is.
Dadersporen
Ten aanzien van de drie feiten dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of op grond van de resultaten van de het DNA-onderzoek bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak. De rechtbank beantwoordt deze vraag met betrekking tot alle drie de feiten bevestigend en overweeg hiertoe als volgt.
De rechtbank is ten aanzien feit 3 van oordeel dat het onderzochte materiaal een daderspoor betreft. Ten eerste is te verwachten dat het soort materiaal (bloed) wordt gevonden als een autoruit met een steen wordt ingeslagen en de dader zich door de gebroken ruit toegang tot de auto verschaft. Ten tweede duidt de locatie waar de onderzochte sporen zijn aangetroffen (op een pasje dat in de weggenomen portemonnee van aangeefster zat) erop dat de dader de portemonnee in handen heeft gehad . De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de verdachte in de nacht van 11 op 12 november 2023 in de auto van aangeefster heeft ingebroken en goederen heeft weggenomen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is de rechtbank eveneens van oordeel dat de onderzochte materialen dadersporen zijn. Bij het plegen van feit 1 moet de dader zich toegang tot de auto hebben verschaft via een ingeslagen ruit, waarbij er glas versplinterd is. De bloedsporen worden op een zakje op het middenconsole, en dus in de buurt van de ingeslagen ruit, aangetroffen.
De handschoen die bij het plaats delict van feit 2 is aangetroffen moet naar het oordeel van de rechtbank door de dader van de auto-inbraak zijn achtergelaten, omdat deze is aangetroffen direct bij de glasscherven van de ingeslagen ruit.
Tot slot is van belang dat er sprake is van een gelijke
modus operandi: in alle drie de gevallen is ’s nachts ingebroken in op straat geparkeerde auto’s met buitenlands kenteken, door de ruit aan de bestuurderszijde in te slaan.
Door de verdediging zijn verschillende alternatieve scenario’s geschetst. Deze zijn echter niet geconcretiseerd en naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de informatie in het dossier, niet aannemelijk geworden. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen sporen, bezien in samenhang met de rest van het dossier, tot de conclusie leiden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de auto-inbraken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(Parketnummer 10-324291-23)
1
hij in de periode van 12 september 2023 tot en met 13 september 2023 te Rotterdam,
- een MacBook Pro,
- een DJI RS3 Pro Gimbal,
- een Feiyutech A2000 Gimbal,
- een Sony A6300 Camera,
- een DJI mini 3 Pro Drone en
- een schoudertas met inhoud, te weten een paspoort, een rijbewijs, een bankpas, een Belgische verblijfskaart, een kredietkaart en een geldbedrag van €100,-,
die geheel aan [aangever] toebehoorden heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2
hij in de periode van 3 november 2023 tot en met 4 november 2023 te Rotterdam,
een WiFi router en een boodschappentas met een of meerdere levensmiddelen, die geheel aan [naam 1] of [naam bedrijf]
[naam bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
(Parketnummer 10-019726-24)
3.
hij
in de periode van11 en 12 november 2023 te Rotterdam
uit een personenauto
een portemonnee met inhoud (te weten een kentekenbewijs en ID bewijs en
diverse pasjes) en muntgeld en snoepgoed die ten dele aan [aangeefster], in elk geval aan
een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1, 2 en 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie auto-inbraken. Hij heeft’s nachts de ruiten van een geparkeerde auto’s ingeslagen en daar spullen uit weggenomen. Hierdoor hebben de benadeelden schade opgelopen. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor gevoelens van onveiligheid in de buurt waarin zij plaatsvinden. De verdachte heeft hierbij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast is in 2018 aan de verdachte de maatregel plaatsing in een inrichting stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd. De rechtbank houdt hier in het nadeel van de verdachte rekening mee.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 januari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte verblijft al meer dan 25 jaar illegaal in Nederland. De verdachte lijkt zich staande te houden door vermogensdelicten (auto-inbraken) en lijkt niet te reageren op bestraffing. Het opleggen van bijzondere voorwaarden in Nederland is volgens de reclassering niet aan de orde, aangezien de verdachte geen verblijfsrecht heeft in Nederland. De kans op recidive en op onttrekking aan algemene voorwaarden wordt hoog geacht.
De reclassering ziet geen reële mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico’s in Nederland te beperken, aangezien de verdachte geen geldige verblijfsstatus meer heeft in Nederland. Hierdoor is een reclasseringstoezicht met eventuele verplichte hulpverlening niet mogelijk. Gelet op het hardnekkige delictgedrag wordt door de reclassering geadviseerd om, bij schuldigbevinding, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Indien betrokkene aan de verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd, zal hij geplaatst worden in een inrichting voor stelselmatige daders en Vreemdeling In Strafrecht (ISD-VRIS). De ISD-maatregel zal gericht zijn op terugkeer naar zijn land van herkomst.
Binnen de ISD-VRIS inrichting kan hij deelnemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in het land van herkomst beter staande te kunnen houden. Daarnaast biedt de ISD-VRIS afdeling hulp en behandeling op het gebied van verslaving, psychische of lichamelijke problematiek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is volgens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2024 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en maatregel er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De reclassering merkt in het advies op dat de verdachte niet op bestraffing lijkt te reageren.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat op dit moment het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de tijd die door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Daarbij is mede gelet op ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij 1]
heeft een verzoek tot schadevergoeding d.d. 17 januari 2024 ingediend. Op het wensenformulier d.d. 14 februari 2024 heeft zij te kennen gegeven geen schadevergoeding te wensen. De rechtbank begrijpt dit als een intrekking van het eerder door haar ingediende verzoek tot schadevergoeding. De rechtbank zal daarom over een schadevergoeding geen beslissing nemen.
[benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.103,22 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van materiële schade ten aanzien van het bestuurdersraam (€ 146,57), de gimbal (€ 791,-), de drone (€ 869,-) en het contante geldbedrag (€ 100,-) kunnen worden toegewezen. De overige gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade zijn onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient voor een groot deel niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering omdat deze niet voldoende onderbouwd is.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht ten aanzien van het bestuurdersraam (€ 146,57), de gimbal (€ 791,-) en de drone (€ 869,-). De gevorderde schadevergoeding is ten aanzien van deze posten onderbouwd en komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdediging heeft dit deel van de vordering niet weersproken. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen. Ook het contante geldbedrag van € 100,00 waarvan de rechtbank bewezen heeft verklaard dat dit gestolen is dient te worden terugbetaald.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen omdat de gevorderde schade en kosten niet zijn onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.906,57, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 1.906,57 (zegge: negentienhonderdzes euro en zevenenvijftig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.906,57 (hoofdsom zegge: negentienhonderdzes euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.906,57 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
28 (achtentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. N.M. Ketelaar en mr. drs. D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-324291-23
1
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en met 13 september 2023 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland,
- een MacBook Pro,
- een DJI RS3 Pro Gimbal,
- een Feiyutech A2000 Gimbal,
- een Sony A6300 Camera,
- een DJI mini 3 Pro Drone en/of
- een (schouder)tas met inhoud, te weten een paspoort, een rijbewijs, een bankpas, een Belgische verblijfskaart, een kredietkaart en/of een geldbedrag van €100,-,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] en/of [naam 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij in of omstreeks de periode van 3 november 2023 tot en met 4 november 2023 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland,
een WiFi router en/of een boodschappentas met een of meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam bedrijf]
[naam bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
Parketnummer 10-019726-24
3.
hij op of omstreeks 11 en/of 12 november 2023 te Rotterdam
in/uit een personenauto
een portemonnee met inhoud (te weten een kentekenbewijs en/of ID bewijs en/of
diverse pasjes) en/of muntgeld en/of snoepgoed en/of diverse overige goederen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster], in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 11 en/of 12 november 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in/uit een personenauto
een portemonnee met inhoud (te weten een kentekenbewijs en/of ID bewijs en/of
diverse pasjes) en/of muntgeld en/of snoepgoed en/of diverse overige goederen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster], in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak en/of verbreking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.