ECLI:NL:RBROT:2024:4186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10-003479-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar in woonruimte onder begeleiding

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 januari 2024 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning waar hij onder begeleiding woonde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat voortkwam uit een verstandelijke beperking en psychische stoornissen. De verdachte heeft bekend de brand te hebben gesticht, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd afgewezen omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-003479-24
Datum uitspraak: 29 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. F. Laros, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, houden aan richtlijn voor middelengebruik en meewerken aan controle daarop).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Uit het dossier volgt dat er door de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere bewoners is ontstaan. Het opzet van de verdachte op dit gevolg is niet vereist voor een bewezenverklaring van dit feit. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot integrale vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 2 januari 2024 te [plaatsnaam], in een woning van [naam 1], (locatie [adres 2]), opzettelijk brand heeft gesticht,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende
aansteker in aanraking gebracht met rolgordijnen, ten gevolge waarvan voornoemde rolgordijnen en een houten kast en behang geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en naastgelegen woningen,
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van of aanwezigen in voornoemde woning of naastgelegen woningen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn kamer in de kliniek waar hij verbleef brand gesticht door de gordijnen in brand te steken. Hierdoor is forse schade ontstaan aan (meubels in) de woning. Uit de schadeberekening van de kliniek blijkt dat het ruim € 70.000 euro kost om de schade te herstellen. Ter zitting is gebleken dat de kamer pas twee maanden na de brand weer bewoonbaar was.
Omdat er snel is ingegrepen, is de brand niet naar de naastgelegen kamers overgeslagen. Wel zijn er door de brand rook en giftige gassen ontstaan, die zich via de ventilatiekanalen naar de naastgelegen kamers hebben verspreid. De medebewoners van de verdachte en de medewerkers van de kliniek zijn door de situatie in gevaar gebracht. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij de brand heeft gesticht als een hulpkreet en dat hij hier veel spijt van heeft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 april 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd mits er een geschikte kliniek is waar verdachte aansluitend aan zijn detentie kan worden geplaatst. De bijzondere voorwaarden die worden geadviseerd zijn een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang en het meewerken van de verdachte aan een richtlijn voor middelengebruik en controles daarop. Er zijn geen zwaarwegende negatieve consequenties van detentie.
Psychiater [naam 2] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 maart 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte lijdt aan een verstandelijke handicap in de vorm van een verstandelijke beperking en aan psychische stoornissen in de vorm van stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. Gezien de bevindingen van het onderzoek kan de ten laste gelegde brandstichting bij bewezenverklaring worden beschouwd als deels voortgekomen uit suïcidale gedachten met mogelijk ook psychotische overschrijdingen in de vorm van daarmee verbonden gehoorshallucinaties en deels uit een inadequate reactie van onderzochte op de door hem beleefde afwijzing van zijn hulpvraag voor zijn alcoholverslaving, vanuit cognitieve en affectieve labiliteit veroorzaakt door een verstandelijke beperking. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte de hem ten laste gelegde brandstichting bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast wordt geadviseerd om, bij bewezenverklaring, het recidiverisico te beperken door klinische behandeling van de stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis van onderzochte in een Forensisch Psychiatrische Afdeling met expertise in de behandeling van verstandelijk beperkten, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, onder toezicht van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater wordt gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van een eventueel op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiervoor bestaat gelet op de ernst van het feit echter geen aanleiding. Daarnaast acht de rechtbank het van groot belang dat de verdachte aansluitend aan zijn detentie terecht kan in een zorginstelling voor klinische behandeling. De verdachte heeft aangeven dit zelf ook te willen. Ter terechtzitting is gebleken dat er op zijn minst twee maanden nodig is om een geschikte plaatsingsplek voor de verdachte te regelen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000, - aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering niet is onderbouwd.
De verdediging heeft, gelet op het ontbreken van een onderbouwing, de hoogte van het gevorderde bedrag betwist.
8.2.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, nu de vordering niet is onderbouwd en de verdediging de hoogte ervan heeft betwist.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de SVG verslavingsreclassering in de regio waar hij dan verblijft. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de verslavingsreclassering, zo vaak en zolang de verslavingsreclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de huidige detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de verslavingsreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de verslavingsreclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde laat zich ambulant behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de verslavingsreclassering. De ambulante behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de verslavingsreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de verslavingsreclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de verslavingsreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de verslavingsreclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde houdt zich aan de richtlijnen van de reclassering met betrekking tot alcohol- en drugsgebruik, ook als dit inhoudt abstinent zijn. Hij werkt mee aan controles op het gebruik van alcohol en drugs zo vaak de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel de veroordeelde gecontroleerd wordt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. N.M. Ketelaar en mr. drs. D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 2 januari 2024
te [plaatsnaam], in een woning van [naam 1],
(locatie [adres 2]),
opzettelijk brand heeft gesticht,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur en/of een brandende
aansteker in aanraking gebracht met (een) (rol)gordijn(en), althans met (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde (rol)gordijn(en) en/of
vensterbank en/of een (houten) kast en/of behang geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of naastgelegen woning(en), in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer
bewoner(s) van en/of aanwezigen in voornoemde woning en/of naastgelegen
woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was