ECLI:NL:RBROT:2024:4185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10/039997-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over poging tot zware mishandeling met vrijspraak voor poging tot doodslag en oplegging van jeugddetentie

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 oktober 2022 in Rotterdam samen met een ander het slachtoffer met een mes in de rug en zij heeft gestoken. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de poging tot doodslag en een jeugddetentie van 316 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag en de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer was, en sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en eerdere veroordelingen, een jeugddetentie moest krijgen, maar besloot een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door Reclassering Nederland. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die door de mishandeling gevoelens van angst en onveiligheid had ervaren. De verdachte werd veroordeeld tot 90 dagen jeugddetentie, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/039997-23
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 316 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de (impliciet primair) ten laste gelegde poging tot doodslag en de (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bepleit vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat het slachtoffer op 21 oktober 2022 in Rotterdam door twee jongens met een mes in zijn rug en zijn zij is gestoken. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het steken door de verdachte niet als poging tot doodslag kan worden gekwalificeerd. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat door het steken door de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond. Integendeel, uit de zich in het dossier bevindende medische informatie over de verwondingen van het slachtoffer blijkt dat de kans op dodelijk letsel bij een steekwond in de rug in zijn algemeenheid tussen de 0 en 1,1 % is. Het slachtoffer heeft door het steken een klaplong opgelopen. De kans dat iemand daaraan overlijdt is ongeveer 1,7%. Door het steken is dus geen aanmerkelijke kans op overlijden in het leven geroepen. Verder is weinig bekend over de wijze waarop (de kracht waarmee) is gestoken, waardoor evenmin op basis daarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de kans op overlijden aanwezig was. De verdachte zal daarom van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het impliciet subsidiair ten laste gelegde, namelijk de poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het impliciet primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het impliciet subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 21 oktober 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een mes in de rug
en de zij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 17-jarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer voor zijn woning met een mes in zijn rug en zij te steken. Door aldus te handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bij hem gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Uit het dossier blijkt ook dat het slachtoffer na dit voorval is verhuisd omdat hij zich niet meer veilig voelde in zijn woning in Rotterdam. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. De verdachte is kennelijk geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan. De rechtbank rekent dit hem zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit. Dat heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw geweld te gebruiken.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 april 2024. De Raad adviseert gemotiveerd een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht;
- zijn medewerking verleent aan een adequate daginvulling;
- zijn medewerking verleent aan hulpverlening/behandeling indien de reclassering dit nodig acht;
- zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer en eventuele medeverdachte(n).
Gezien de leeftijd van de verdachte, die inmiddels 19 jaar is, en omdat er geen pedagogische meerwaarde meer is voor jeugdreclassering, adviseert de Raad aan Reclassering Nederland opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Het afgelopen jaar is er door middel van de gesprekken met de jeugdreclassering geen verandering opgetreden. De verdachte is ook van mening dat hij zelf in staat is om zijn keuzes te maken en zelf verantwoordelijkheid kan dragen, wat maakt dat de begeleiding door Reclassering Nederland passend is.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 april 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een ruim 19-jarige jongen die sinds 2018 meerdere keren in aanraking kwam met justitie voor verschillende typen delicten. Om het recidiverisico te verminderen volgde hij eerder de leerstraf Tools4You, werd een jongerencoach ingezet en ook Multidimensionale Familie Therapie (MDFT) van Fivoor. De begeleiding door de jongerencoach en het MDFT-traject werden voortijdig afgesloten.
Sinds november 2022 is de verdachte, met uitzondering van een veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet, niet meer in aanraking gekomen met justitie.
De afgelopen maanden, na de schorsing van de voorlopige hechtenis, werd de begeleiding door de jeugdreclassering voortgezet en kreeg de verdachte vanuit school extra ondersteuning gericht op verbetering van zijn gedrag. Dit heeft niet kunnen voorkomen dat hij is gestopt met zijn bijbaan en van het Albeda College begin maart 2024 een negatief studieadvies kreeg. Daarmee heeft hij niet alleen de schorsingsvoorwaarden overtreden, maar kwam er ook een einde aan de positieve ontwikkeling van de verdachte op deze belangrijke domeinen. Positief is dat de verdachte inmiddels weer werk heeft gevonden als bezorger. Omdat hij een 0-uren contract heeft, is nog niet duidelijk of het zal lukken om te komen tot een volwaardige daginvulling. De verdachte heeft nog wel de ambitie om zich voor het komende schooljaar voor een opleiding in te schrijven.
In het afgelopen jaar is opnieuw gebleken dat de verdachte zich - in beginsel - openstelt voor begeleiding door de jeugdreclassering en gemaakte afspraken nakomt. Ouders zijn steeds meer op de achtergrond geraakt omdat ook zij vinden dat van de verdachte meer verantwoordelijkheid mag worden verwacht. Gesprekken met de verdachte verlopen doorgaans goed, waarbij wel de indruk bestaat dat hij zich bewust sociaal wenselijk opstelt. De verdachte heeft nog steeds een sterke neiging om de oorzaak van problemen buiten zichzelf te leggen en voelt zich hierin, hoewel minder onvoorwaardelijk dan voorheen, ook gesteund door zijn ouders op wie hij altijd kan rekenen. De zorgen die de jeugdreclasseerder en de begeleiding van school hebben als het gaat om vrienden, schoolgang, houding en vaardigheden, worden door de verdachte niet herkend. Hij stelt zich om die reden niet daadwerkelijk open voor begeleiding. De verdachte is van mening dat hij, door ervaring wijs geworden, goed in staat is zelf verantwoordelijkheid te dragen voor de keuzes die hij maakt.
Gezien bovenstaande is de jeugdreclassering van mening dat begeleiding op afstand, waarbij van de verdachte meer wordt verwacht als het gaat om verantwoordelijkheid nemen voor de keuzes die hij maakt, meer passend is. Reclassering Nederland kan het toezicht en de begeleiding overnemen.
De jeugdreclassering adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, alsook een voorwaardelijke straf, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- een volwaardige daginvulling heeft en zich er voor inspant deze te behouden;
- meewerkt aan een gedragsinterventie mocht Reclassering Nederland dit nodig achten.
De jeugdreclasseerder [persoon A] heeft het advies ter zitting gehandhaafd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Omdat de rechtbank tot vrijspraak van de poging tot doodslag komt, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad. Gelet op de gegeven adviezen zal de rechtbank aan Reclassering Nederland opdracht geven toezicht te houden op de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
44 (vierenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het hebben en behouden van een passende dagbesteding;
- zal meewerken aan hulpverlening indien de reclassering dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1995 te [geboorteplaats 2] );
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en H. Biemond, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 21 oktober 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de rug en/of nek
en/of de zij, althans het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.