ECLI:NL:RBROT:2024:4179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10-323487-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met brandstichting en poging tot brandstichting door verdachte in familiecontext

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn moeder, broer en nichtje op ernstige wijze heeft bedreigd. De verdachte heeft op 3 december 2023 in de woning van zijn moeder in [plaatsnaam] benzine over zichzelf gegoten en dreigde zichzelf in brand te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet de intentie had om daadwerkelijk brand te stichten, maar dat zijn gedrag voortkwam uit een schreeuw om hulp, veroorzaakt door een financieel conflict met zijn moeder. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot brandstichting en voorbereidingshandelingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had om brand te stichten. Echter, de bedreiging van zijn familieleden werd wel bewezen, wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en brandstichting. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals contact- en locatieverboden, verplichte behandeling en verblijf in een instelling voor beschermd wonen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken, en de noodzaak voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-323487-23
Datum uitspraak: 2 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres],
raadsman mr. A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair (poging brandstichting) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (voorbereidingshandelingen brandstichting) en onder 2 (bedreiging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
  • een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaar, met een vervangende hechtenis van twee weken per overtreding en met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en een locatieverbod voor [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3].

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak feit 1
Standpunt officier van justitie
De primair ten laste gelegde poging tot brandstichting kan niet worden bewezen. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf, maar de verdachte heeft direct verklaard dat de aansteker kapot was en dat hij alleen druk wilde uitoefenen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd om de aansteker die hij vasthield aan te steken. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (voorbereidingshandelingen brandstichting) kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte heeft benzine en een aansteker voorhanden gehad. Deze middelen waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig voor het stichten van brand.
Standpunt verdediging
Het ten laste gelegde kan in beide varianten niet worden bewezen, omdat sprake was van een absoluut ondeugdelijk middel. De aansteker deed het namelijk niet. De verdachte wist dat en had ook niet het voornemen om brand te stichten. Zijn gedrag moet worden gezien als een schreeuw om hulp. Voor zover gesproken kan worden van voorbereidingshandelingen konden deze nooit tot voltooiing van het misdrijf leiden, zodat vrijspraak dient te volgen. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen, is sprake van een vrijwillige terugtred en dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling
De verdachte is op 3 december 2023 met een jerrycan benzine het huis van zijn moeder in [plaatsnaam] binnengegaan waar op dat moment zijn moeder, broer en nichtje aanwezig waren. De verdachte heeft, eenmaal binnen, onder meer zichzelf met benzine overgoten. Daarbij hield hij een aansteker vast en heeft hij gedreigd om de benzine aan te steken. De verdachte heeft meermalen verklaard dat hij nooit de intentie heeft gehad om daadwerkelijk brand te stichten, maar dat zijn handelen een schreeuw om hulp was en dat hij vanwege een financieel conflict druk wilde zetten op zijn moeder. Daarnaast heeft de verdachte al bij het eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij wist dat de aansteker die hij vasthield het niet deed. Op zitting heeft hij dat verder toegelicht: de aansteker heeft hij gepakt uit een la waarin hij kapotte aanstekers bewaarde, het vuursteentje zou hebben ontbroken en de aansteker zou bovendien leeg zijn geweest.
Hoewel met de officier van justitie kan worden vastgesteld dat het handelen van de verdachte (zichzelf overgieten met benzine, het tonen van een aansteker met de dreigende uitlatingen) naar haar uiterlijke verschijningsvorm anders suggereert, bevat het dossier geen concrete gegevens die de verklaring van de verdachte weerleggen dat hij niet de bedoeling had om daadwerkelijk brand te stichten. Er is geen onderzoek gedaan naar de aansteker die de verdachte vasthield en evenmin blijkt uit het dossier dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde heeft geprobeerd om met de aansteker vuur te maken. Getuigen hebben verklaard dat de verdachte wel heeft
gedreigdom brand te stichten wanneer de politie zou worden ingeschakeld. De verdachte heeft dit ook bekend. De verdachte heeft uiteindelijk zonder externe druk uit zichzelf het huis van zijn moeder verlaten. De rechtbank concludeert dat op basis van het dossier en de mondelinge bespreking daarvan niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het plegen van de hem ten laste gelegde poging tot brandstichting. Daargelaten de vraag of de aansteker wel of niet werkte en of door het overgieten met benzine gesproken kan worden van een begin van uitvoering – zoals is vereist voor een bewezenverklaring van het primaire feit – dient de verdachte reeds daarom te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot brandstichting in de woning van zijn moeder.
Voor een strafbare voorbereidingshandeling, zoals subsidiair ten laste is gelegd, is eveneens vereist dat het opzet van de verdachte was gericht op het begaan van de brandstichting. Aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte dat opzet heeft gehad, dient hij ook van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Dat, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd, de verdachte een of meer middelen tot zijn beschikking had die geschikt zijn om daarmee brand te
kunnenstichten, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
4.1.
Bewijswaardering en bewezenverklaring feit 2
De onder 2 ten laste gelegde bedreiging kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verklaringen van aangevers ondersteunen elkaar en de verdachte heeft dit feit (min of meer) bekend.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 december 2023 te [plaatsnaam]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware
mishandeling en met brandstichting, door:
- de vloer van de woning aan [adres] en de in die
woning aanwezige meubels en die [slachtoffer 1] en zichzelf te overgieten en te
besprenkelen met benzine,
- ( vervolgens) een aansteker in zijn, verdachtes, hand te houden en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] de woorden toe te
voegen: "Ik steek het hele zooitje in de fik" en "Als je de politie belt dan maak ik
jullie dood" en "Als je de politie belt dan steek ik de boel in de fik en dan gaan
jullie er allemaal aan" en "Ik neem jullie mee, jullie gaan eraan" en "Als jij de
politie gaat bellen dan ben jij diegene die iedereen vermoordt".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn moeder, broer en nichtje op ernstige wijze bedreigd. Hij heeft zichzelf in de woning van zijn moeder overgoten met benzine, terwijl zijn familieleden daar aanwezig waren. Daarbij is ook benzine terechtgekomen op de moeder van de verdachte, op de vloer van de woning en op de meubels die in de woning aanwezig waren. De verdachte hield een aansteker vast en sprak zeer bedreigende woorden. De moeder, de broer en het nichtje van de verdachte hebben verklaard dat zij dachten dat de verdachte de benzine daadwerkelijk zou ontsteken. Er bestaat geen twijfel over dat zij zich zeer bedreigd hebben gevoeld en op dat moment vreesden voor hun leven.
7.1.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 februari 2024 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Psychiater [naam]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 februari 2024. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedde de gedragskeuzen en gedragingen van de verdachte. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde, indien bewezen, in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psychiater schat het recidiverisico in als matig. Geadviseerd wordt tot een psychologische behandeling met eventuele medicamenteuze ondersteuning in een langdurig behandelcontact, waarin oplopende spanningen tijdig worden gesignaleerd en verder kunnen worden besproken. Er dient aandacht te zijn voor de contextuele factoren die risicoverhogend werken, zoals de onzekere woonsituatie van de verdachte en de sterke (financiële en emotionele) afhankelijkheid van zijn moeder. De psychiater acht de genoemde interventies haalbaar binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in. Er zijn problemen op de meeste leefgebieden en eigenlijk zijn er geen beschermende factoren. Eerder is sprake geweest van hulpverleningscontacten, maar die zijn van korte duur geweest omdat de verdachte zich niet kon conformeren aan het plan van aanpak dat de reclassering wilde inzetten. Een stevig kader waarbij hij niet de mogelijkheid krijgt om zich te onttrekken aan behandeling en begeleiding is noodzakelijk. Door te starten met een klinische behandeling wordt het moeilijker voor hem om zich aan de behandeling te onttrekken. Uit de OXREC-methodiek volgt een laag recidiverisico. Het professionele oordeel van de reclassering wijkt daar echter van af. De reclassering denkt dat gezien de huidige problematiek de risico’s op recidive hoog is en dat er een gedegen risicomanagement moet zijn vanuit de toezichthouder met een zware stok achter de deur. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • drugsverbod;
  • alcoholverbod;
  • dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • geen andere huisvesting zonder toestemming.
7.2.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De diagnostische conclusies van de psychiater en haar advies met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte worden gedragen door haar onderzoeksbevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over. De verdachte wordt ten aanzien van het bewezen feit in een verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de straf is aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten nemen in geval van bedreiging door middel van het tonen van een (nep)vuurwapen tot uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank acht de bewezenverklaarde bedreiging minstens even ernstig als een bedreiging door middel van het tonen van een (nep)vuurwapen. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de bedreiging was gericht op meerdere personen die bovendien directe familieleden van de verdachte waren. Wel komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij de verdachte integraal vrijspreekt van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd opleggen, met uitzondering van de klinische opname. Uit de rapporten blijkt onvoldoende de noodzaak van een klinische opname. Bovendien laat de op te leggen straf naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ruimte voor een langdurige opname in het kader van een bijzondere voorwaarde. Gelet daarop zal de rechtbank ook de geadviseerde mogelijkheid tot kortdurende klinische opname als onderdeel van de ambulante behandeling niet overnemen. Met het oog op huisvesting heeft de verdachte op zitting gezegd dat hij, bij zijn vrijlating, in ieder geval tijdelijk bij zijn zoon terecht kan.
In aanvulling op de geadviseerde voorwaarden zal de rechtbank een contactverbod opleggen met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en een locatieverbod voor de straten waar [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wonen. De rechtbank legt deze verboden op als bijzondere voorwaarde en ziet onvoldoende aanleiding voor het opleggen van een maatregel in de zin van artikel 38v Sr, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij de reclassering zodra er geen sprake meer is van detentie. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek van Fivoor (voorheen Het Dok) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald dan wel onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde geeft zijn adres door aan het Openbaar Ministerie en de reclassering en vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
de veroordeelde zal zich niet bevinden in de straten waar zijn moeder [slachtoffer 1], zijn zus [slachtoffer 3] en zijn nichtje [slachtoffer 4] wonen (op dit moment respectievelijk: [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3]), zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden 1 tot en met 8 en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan de politie opdracht toezicht te houden op nalevering van de voorwaarden 9 en 10;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaatsnaam]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan [adres]
en/of omliggende woningen en/of goederen in die woning en/of
omliggende woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en of andere in de
omgeving van die woningen aanwezige personen te duchten was
de vloer van die woning en/of de in die woning aanwezige meubels en/of die [slachtoffer 1]
en/of zichzelf heeft overgoten en/of besprenkeld met benzine, althans met een
brandbare vloeistof,
en/of (vervolgens) een aansteker in zijn, verdachtes, hand heeft gehouden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaatsnaam]
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting,
opzettelijk een hoeveelheid benzine, althans een brandbare vloeistof, en/of een
aansteker bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaatsnaam]
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling en/of met brandstichting,
door:
- de vloer van de woning aan [adres] en/of de in die
woning aanwezige meubels en/of die [slachtoffer 1] en/of zichzelf te overgieten en/of te
besprenkelen met benzine, althans met een brandbare vloeistof,
- ( vervolgens) een aansteker in zijn, verdachtes, hand te houden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] de woorden toe te
voegen: "Ik steek het hele zooitje in de fik" en/of "Als je de politie belt dan maak ik
jullie dood" en/of "Als je de politie belt dan steek ik de boel in de fik en dan gaan
jullie er allemaal aan" en/of "Ik neem jullie mee, jullie gaan eraan" en/of "Als jij de
politie gaat bellen dan ben jij diegene die iedereen vermoordt", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking.