Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 december 2023, met bijlagen;
- het antwoord.
- namens de gemachtigde van ING: [naam]
- [gedaagde] in persoon.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een vordering tot nakoming van een kredietovereenkomst die in april 2013 is gesloten. De gedaagde, destijds handelend onder de naam '[handelsnaam]', heeft een zakelijke kredietovereenkomst met ING afgesloten met een kredietlimiet van € 20.000,-. ING heeft de overeenkomst beëindigd omdat de gedaagde de schuld boven de kredietlimiet heeft laten oplopen. ING vordert nu dat de gedaagde € 12.500,00 terugbetaalt, vermeerderd met rente en kosten.
De gedaagde betwist de vordering niet, maar voert aan dat deze is verjaard. De kantonrechter oordeelt echter dat de vordering niet is verjaard. De verjaringstermijn voor een vordering tot nakoming bedraagt vijf jaar, maar deze termijn is door ING tijdig gestuit. De kantonrechter stelt vast dat de gedaagde op verschillende momenten is gesommeerd om te betalen, en dat de verjaringstermijn daardoor opnieuw is gaan lopen. De gedaagde moet het bedrag van € 12.500,00 aan ING betalen, evenals de wettelijke rente en de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 1.601,48.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat ING het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft al het andere afgewezen.