ECLI:NL:RBROT:2024:4173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10.240262.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel misbruik van een minderjarige door gebrek aan steunbewijs

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een minderjarige, heeft de rechtbank Rotterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan verdacht op twee momenten ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met de minderjarige, vlak voor en vlak na haar twaalfde verjaardag. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige en het betasten van haar borsten. De verdachte heeft deze beschuldigingen echter consequent ontkend.

Tijdens de zitting op 23 april 2024 is er aandacht besteed aan de verklaringen van de getuigen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak sprake is van tegenstrijdige verklaringen tussen de aangever en de verdachte. Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is steunbewijs noodzakelijk om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verklaring van de minderjarige, afgelegd tijdens een studioverhoor, als authentiek beoordeeld, maar merkte op dat de overige getuigenverklaringen geen onafhankelijk steunbewijs boden. De verklaringen van de getuigen waren immers gebaseerd op wat zij van de minderjarige hadden gehoord, waardoor deze niet als overtuigend bewijs konden dienen.

De rechtbank concludeerde dat er geen enkel bewijs was dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Aangezien er geen steunbewijs was en het dossier geen andere ondersteunende bewijsmiddelen bevatte, werd de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten die de verdachte had gemaakt ter verdediging tegen de vordering, welke kosten op nihil werden begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.240262.22
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
raadsman mr. O.P. Kuit, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

4.Vrijspraak

De verdachte wordt er, kort gezegd, van verdacht op twee momenten seksueel misbruik/ontucht te hebben gepleegd met de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), vlak voor en vlak na haar twaalfde verjaardag. Dit zou hebben bestaan uit onder meer het seksueel binnendringen van haar lichaam en het betasten van haar borsten. De verdachte heeft de hem verweten gedragingen consequent ontkend.
In zedenzaken zoals deze is vaak sprake van twee verklaringen die elkaar tegenspreken, namelijk van een aangever of aangeefster en de verdachte. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering mag de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend baseren op de verklaring van één getuige. Dat betekent dat steunbewijs nodig is om tot een bewezenverklaring te komen. Als er naast de (tegenstrijdige) verklaringen van de verdachte en de aangever of aangeefster geen steunbewijs is, kan de verdachte niet worden veroordeeld.
De verklaring van [minderjarige] , afgelegd tijdens een zogenoemd studioverhoor bij de politie op
11 juni 2022, komt authentiek over. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze verklaring bij voorbaat als ongeloofwaardig te bestempelen. Naast deze verklaring bevat het dossier meerdere verklaringen van getuigen die direct of indirect van [minderjarige] over het misbruik hebben gehoord. De verklaringen van deze getuigen vormen geen onafhankelijk steunbewijs voor de verklaring van [minderjarige] . Wat deze getuigen over de twee incidenten kunnen verklaren, komt immers uit één en dezelfde bron: [minderjarige] .
Het dossier bevat daarnaast de verklaring van een getuige voor wie dat anders ligt, te weten [getuige] (hierna te noemen: [getuige] ). Dit is een vriendin van [minderjarige] . Zij heeft kort gezegd verklaard dat zij via de telefoon heeft gezien en/of gehoord dat op twee momenten een man de slaapkamer van [minderjarige] is binnengekomen. Bij één van die gelegenheden zou de man zijn hand op de benen van [minderjarige] hebben gelegd. [minderjarige] vertelde haar later dat deze man haar had misbruikt. Wat [getuige] heeft verklaard, zowel over wat zij via de telefoon zelf van het misbruik heeft waargenomen als wat zij van [minderjarige] heeft gehoord, is echter op verschillende essentiële punten strijdig met de verklaringen van [minderjarige] zelf, zowel ten aanzien van wat er zou zijn gebeurd als hoe vaak en wanneer dit zou hebben plaatsgevonden. De verklaring van [getuige] vormt daarom geen overtuigend steunbewijs voor de verklaring van [minderjarige] .
Aldus levert geen van de getuigenverklaringen het vereiste steunbewijs op voor het aan de verdachte gemaakte verwijt, ook niet in onderlinge samenhang bezien. Nu het dossier ook geen andere ondersteunende bewijsmiddelen bevat, volgt hieruit dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 506,12 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V Scheffers, voorzitter en mrs. R.H. Kroon en J.T.P. Pot, rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode 09 juni 2021 tot en met 30 juni 2021
te [plaatsnaam] ,
met [minderjarige] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[minderjarige] , immers heeft verdachte
- de borsten en/of de benen van die [minderjarige] betast en/of over die borsten
en/of benen gewreven en/of
- zijn vinger(s) meermalen, althans eenmaal, in de vagina, althans tussen de
schaamlippen, van die [minderjarige] gebracht en/of gehouden en/of bewogen;
2
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2021 tot en met 09 juni 2021
te [plaatsnaam] ,
met [minderjarige] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte,
de borsten en/of de benen van die [minderjarige] betast en/of over die borsten en/of
benen gewreven.