ECLI:NL:RBROT:2024:4172

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10/187842-23 / TUL VV: 10/117189-22 en 10/338566-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Explosie en straatroof door minderjarige verdachte

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het veroorzaken van een explosie en een straatroof. De verdachte heeft op 2 juli 2023 in Schiedam een explosie teweeggebracht door zwaar vuurwerk aan de deur van een woning te bevestigen en aan te steken, wat leidde tot schade en gevaar voor de bewoners. Daarnaast heeft hij op 26 juli 2023 in Rotterdam een tas van een slachtoffer gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 275 dagen en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte inmiddels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd krijgt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/187842-23
Parketnummers vordering TUL VV: 10/117189-22 en 10/338566-22
Datum uitspraak: 30 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortdatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 16 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 275 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 2 juli 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meerdere stukken zwaar vuurwerk (Cobra 6), op de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres delict 1] te plakken, en aan te steken, waardoor die/dat stuk(ken) vuurwerk, tot ontploffing is/zijn gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die (voor)deur en de woning en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de aanwezigen in voornoemde woning, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was;
2.
hij op 2 juli 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres delict 1] , toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft v beschadigd ;
3.
hij op 2 juli 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de overige bewoners van de woning aan de [adres delict 1] te Schiedam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meerdere stukken zwaar vuurwerk (Cobra 6), op de (voor)deur van voornoemde woning te /te plakken, en aan te steken, waardoor die/dat stuk(ken) vuurwerk, althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht;
4.
hij op 31 juli 2023 te Schiedam in een woning gelegen aan de [adres delict 2] opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten zes stuks vuurwerk met de naam Super Cobra 6 heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 26 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een tas inclusief inhoud en sleutels en een bril die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
enom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- de tas van de nek van die [slachtoffer 3] af te trekken en
- die [slachtoffer 3] bij zijn kraag vast te pakken en
- die [slachtoffer 3] mede te delen dat hij zijn telefoon moet geven en
- met een mes in het been van die [slachtoffer 3] te steken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
en
feit 3:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
feit 4:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 5:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De destijds zeventienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Op 2 juli 2023 heeft de verdachte samen met een ander een explosie bij een woning veroorzaakt. Door de ontploffing is schade ontstaan aan de (voor)deur en de tochtdeur van de woning en hadden de bewoners zwaar lichamelijk letsel op kunnen lopen. Uit de korte toelichting bij de verzoeken tot schadevergoeding blijkt dat deze explosie een grote impact heeft gehad op de bewoners. Een dergelijke explosie leidt ook tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden. Ook leidt het, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Op 26 juli 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een straatroof in Rotterdam. De verdachte had via Snapchat een afspraak met het slachtoffer gemaakt om vapes van hem te kopen. De verdachte heeft samen met de medeverdachte de tas met inhoud van het slachtoffer afgetrokken. Daarbij is geweld gebruikt. Ook is het slachtoffer met een mes in zijn been gestoken. De verdachte heeft enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin en heeft geen enkel respect gehad voor andermans bezittingen. Met zijn handelen is voor het slachtoffer een bijzonder dreigende situatie gecreëerd en is tevens fors inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten zoals deze ook na langere tijd nog veel last kunnen hebben van wat hen is overkomen. Slachtoffers hebben vaak voor langere tijd gevoelens van onveiligheid wanneer zij buiten zijn. Daarnaast leveren dit soort feiten, veelal gepleegd op de openbare weg, gevoelens van onveiligheid op in de maatschappij. De verdachte heeft dit met zijn handelen veroorzaakt.
Tot slot heeft de verdachte illegaal vuurwerk, te weten zes stuks Super cobra’s 6, voorhanden gehad en in zijn kledingkast opgeslagen. Het voorhanden hebben van dergelijk illegaal vuurwerk is gevaarlijk. Niet voor niets gelden voor de opslag van dergelijk vuurwerk strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk grote risico’s met zich mee. Daarnaast levert het bewaren/opslaan van dergelijk vuurwerk in een kledingkast in een (gedeelde) woning risico’s op voor de omgeving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een straatroof.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
Kinder- en jeugdpsychiater, [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2024. Hierin staat dat de totale cognitieve vermogens van de verdachte op een (laaggemiddeld tot) gemiddeld niveau liggen. De verdachte stelt zich zelfbepalend op en trekt zich nauwelijks iets aan van zijn omgeving. Hij redeneert en handelt vanuit een egocentrisch perspectief. De morele ontwikkeling verloopt daarmee gebrekkig; gebrekkige gewetensfuncties, geen schaamtegevoelens en beperkte empathische vermogens zijn aan de orde. Ook is sprake van het zich niet houden aan regels, zich onvoldoende begeleidbaar opstellen, terugkerende politiecontacten en omgang met antisociaal georiënteerde contacten. De antisociale ontwikkeling van de verdachte lijkt inmiddels duurzaam van aard en de afgelopen jaren in ernst toegenomen. Duidelijk is dat er, naast zijn zelfbepalende en antisociale gedrag, aan de omgeving gerelateerde invloeden zijn (in het bijzonder de risicovolle contacten), die ervoor zorgen dat zijn ontwikkeling, moreel en sociaal-maatschappelijk, verslechterde. Wanneer het jaar voorafgaande aan zijn huidige detentie nader wordt beschouwd, dan kan worden vastgesteld dat er geen verbetering is opgetreden in zijn persoonlijkheidsontwikkeling, eerder dat de persoonlijkheid zich meer antisociaal verhard heeft ontwikkeld. De rapporteur komt op basis van DSM-5 classificatie niet uit op een stoornis in engere zin; daarvoor ontbreken noodzakelijke kenmerken. Wel kan worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Verder zijn een Ouder-kindrelatieprobleem, een Leer- en onderwijsprobleem en Problemen verband houdend met justitiële maatregelen van toepassing. Bij een al of niet volledige bewezenverklaring van het tenlastegelegde wordt de verdachte in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien en wordt hij, ondanks zijn morele beperkingen, welke samenhangend zijn met zijn gedragsstoornis, voldoende in staat geacht zijn wil conform dit besef te bepalen. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen. Het risico op herhaling wordt als matig tot hoog geschat. De kans op een ambulant traject met een positieve uitkomst wordt op nihil geschat. Het verleden van de verdachte bewijst dat hij zich niets van regels en afspraken aantrekt en dat hij niet aan behandeling heeft willen meewerken. Eerdere justitiële sancties zijn mislukt en alternatieve trajecten zijn niet toereikend. De kinder- en jeugdpsychiater is van mening dat de verdachte zeker nog een aantal ontwikkelingstaken van de adolescentie te gaan heeft, waarvan hij kan profiteren binnen een PIJ-traject. Een voorwaardelijk strafkader is gedoemd te mislukken en een lichter voorwaardelijk strafrechtelijk kader voldoet niet omdat de verdachte niet te motiveren is om zich aan de voorwaarden te houden.
Psycholoogdrs. [persoon B] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 24 oktober 2023. Hierin staat dat bij de verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met een vooralsnog behoorlijk achterblijvende sociaal-emotionele en morele ontwikkeling ten opzichte van de meeste van zijn leeftijdsgenoten. De verdachte functioneert in cognitief opzicht globaal genomen op een (laag gemiddeld) tot gemiddeld ontwikkelingsniveau. Daarnaast dient er bij de verdachte gesproken te worden van een normoverschrijdende gedragsstoornis, met begin in de kindertijd, actuele ernst matig tot ernstig. Het gedrags- en persoonsbeeld is nog niet zo robuust dat op dit moment gesproken dient te worden van een persoonlijkheidsstoornis. Er dient gewaakt te worden voor een verdere scheefgroei en doorontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheids-stoornis met bijkomende narcistische persoonlijkheidsdynamiek. Daarbij komt dat de verdachte meerdere jaren bekend is met frequent en problematisch softdrugsgebruik met negatieve doorwerking op zijn dagelijks functioneren. Ook wordt gezien dat bij de verdachte sprake is van Leer- of onderwijsproblemen, een ongespecificeerd huisvestingsprobleem of economisch probleem en problemen in verband met justitiële maatregelen. Gelet op de normoverschrijdende-gedragsstoornis, achterblijvende sociaal-emotionele en morele ontwikkeling, justitiële verleden en hulpverleningsgeschiedenis, waar bij de verdachte sprake is, adviseert de psycholoog om te overwegen het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag is middelmatig verhoogd op korte termijn, hoog op middellange termijn en sterk verhoogd op lange termijn. In het licht van de huidige dubbelrapportage is de psycholoog – ondanks de aanhoudende, grotendeels ontkennende houding van de verdachte; ook ten aanzien van het nieuwe/aanvullende feit – geneigd om een expliciete uitspraak te doen over het strafadvies en bijpassend juridisch kader. Een intensief begeleidings- en behandeltraject met een grote mate van toezicht binnen een afgegrensde residentiële (behandel)setting is op dit moment beslist nodig om de verdachte voldoende te kunnen stimuleren in zijn ontwikkeling(smogelijkheden) en om het verhoogde recidivegevaar terug te brengen naar een aanvaardbaar minimum. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel prevaleert, nu de inschatting is dat een intensief ambulant begeleidings- en behandeltraject met een flinke stok achter de deur vooralsnog te weinig kans van slagen heeft en te fragiel is om de verdachte te bevorderen in zijn ontwikkeling en om het recidivegevaar terug te brengen.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2024. Hierin staat dat met name risicofactoren worden gezien en de kans op herhaling wordt ingeschat op hoog. Ambulante begeleiding en behandeling met daarbij een voorwaardelijke detentiestraf acht de Raad niet passend. De verdachte heeft laten zien dat dergelijke voorwaardelijke straffen te weinig invloed op hem hebben om zich te houden aan de gestelde regels. De Raad is met psychiater en psycholoog van mening dat forensische, residentiële behandeling noodzakelijk is, zodat de verdachte vanuit zijn verblijfplek continue controle en sturing ontvangen en hij zich niet makkelijk kan onttrekken aan behandeling.
De Raad adviseert om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Ook adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan de verdachte op te leggen en om de vorderingen tot ten uitvoerlegging af te wijzen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 april 2024. Hierin staat dat op basis van het verloop van de eerder ingezette hulpverleningstrajecten en de uitkomsten van het NIFP-onderzoek duidelijk wordt dat de kans op herhaling onvoldoende wordt ingeperkt in een lichter juridisch kader. JBRR adviseert daarom om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan de verdachte op te leggen.
Op de terechtzitting heeft
de deskundige [persoon C], werkzaam als zittings-vertegenwoordiger bij de Raad, het advies van de Raad toegelicht en verklaard dat het meewerken aan een voorwaardelijke PIJ-maatregel meermalen aan de verdachte is uitgelegd en dat hij hiervoor bedenktijd heeft gehad. Het verbaast de Raad dat de verdachte ter zitting aangeeft hier aan te willen meewerken, terwijl hij hier eerder niet voor openstond. Er is veel geprobeerd, waaronder jeugdreclasseringsbegeleiding, de Harde Kern Aanpak, elektronische monitoring en een gesloten plaatsing. Dit heeft het plegen van nieuwe strafbare feiten niet kunnen voorkomen.
Op de terechtzitting heeft
de deskundige [persoon D], werkzaam als jeugdreclasseringsmedewerker bij JBRR, het advies van JBRR toegelicht en verklaard dat de verdachte na zijn vorige detentie de wens had terug te keren naar SeedZ Zorg. Daar heeft hij vervolgens op geen enkele wijze medewerking willen verlenen aan de begeleiding van SeedZ Zorg. Alle trajecten die voor de verdachte zijn ingezet, zijn mislukt. JBRR is van mening dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel een uitgestelde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is, nu de verwachting niet is dat het de verdachte zal lukken om mee te werken aan (ambulante) behandeling en zich te houden aan de vele bijzondere voorwaarden die zullen gelden als een voorwaardelijke PIJ-maatregel zou worden opgelegd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar is.
De verdachte liep in een proeftijd voor onder meer het plegen van straatroven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen. De kans op herhaling, zonder behandeling en begeleiding, wordt door de deskundigen als (middel)matig tot hoog geschat. De verdachte is zelfbepalend en niet gemotiveerd voor behandeling. Ook loopt zijn sociaal-emotionele en morele ontwikkeling achter. De afgelopen jaren is meermalen geprobeerd om ambulante behandelingen in een civiel- of strafrechtelijk kader in te zetten om een gedragsverandering bij de verdachte te realiseren. Deze interventies hebben niet het gewenste effect gehad. Gelet hierop en op de lange hulpverleningsgeschiedenis van de verdachte zijn de betrokken instanties en de deskundigen van mening dat een intensief behandel- en begeleidingstraject in een setting met strakke kaders nodig is.
De verdediging heeft verzocht een voorwaardelijke PIJ-maatregel met ambulante behandeling op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de conclusies van de deskundigen en de kans op herhaling een intensieve, residentiële behandeling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de verdachte gunstig te beïnvloeden. Het enkele feit dat de verdachte ter zitting aangeeft dat hij openstaat voor behandeling, omdat hij niet eerder een dusdanig ingrijpende sanctie, zoals een voorwaardelijke PIJ-maatregel, boven het hoofd had hangen, acht de rechtbank onvoldoende overtuigend. Mede vanwege het terugkerende gebrek aan behandelmotivatie bij de verdachte zijn er op dit moment geen geschikte alternatieven voorhanden. De slagingskans van een ambulante behandeling met een voorwaardelijk PIJ-traject wordt als zeer gering ingeschat. Om er zeker van te zijn dat de behandeling van de grond komt en gevolgd wordt, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en noodzakelijk.
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing en de bewezen verklaarde straatroof misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psychiater, de psycholoog, de Raad en JBRR in hun rapporten vermelden en de toelichting van de deskundige op de terechtzitting, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Gelet op de ernst van de feiten legt de rechtbank – naast een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel – ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte zo spoedig mogelijk aan zijn behandeling in het kader van de PIJ-maatregel kan beginnen.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd,
[slachtoffer 1], ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij heeft geen schadebedrag gevorderd.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd,
[slachtoffer 2], ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.876,31 aan materiële schade en heeft geen bedrag aan immateriële schade gevorderd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] , met uitzondering van de reparatiekosten van de voordeur en de schilderkosten, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 2] , voor wat de immateriële schade betreft, en [slachtoffer 1] dient te worden afgewezen, nu er geen bedrag is ingevuld.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verzoeken niet met stukken zijn onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Vanwege het ontbreken van een onderbouwing van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 2] in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Bij gebreke van een concrete vordering, zal de rechtbank de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis met
parketnummer 10-117189-22van 12 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van telkens mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 december 2022.
Bij vonnis met
parketnummer 10-338566-22van 25 april 2023 van de meervoudige kamer in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal vergezeld van geweld tegen personen in vereniging gepleegd, diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd aan de openbare weg, diefstal en handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte groot 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 10 mei 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben gevorderd dan wel bepleit de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke aan de verdachte opgelegde straffen af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven. Nu aan de verdachte de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd, en gezien het belang om de behandeling spoedig te starten, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 157, 285, 312 en 352 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 275 (tweehonderd-vijfenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer 10-117189-22 van 12 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer 10-338566-22 van 25 april 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde deels voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P.G. Rietbergen en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meerdere stukken zwaar vuurwerk (Cobra 6), althans een of meerdere explosieven, aan/op de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres delict 1] te bevestigen/te plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor die/dat stuk(ken) vuurwerk, althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die (voor)deur en/of de woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de aanwezigen in voornoemde woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres delict 1] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de (overige) bewoners van de woning aan de [adres delict 1] te Schiedam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meerdere stukken zwaar vuurwerk (Cobra 6), althans een of meerdere explosieven aan/op de (voor)deur van voornoemde woning te bevestigen/te plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor die/dat stuk(ken) vuurwerk, althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht;
4.
hij op of omstreeks 31 juli 2023 te Schiedam (in een woning gelegen aan de [adres delict 2] ) opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten zes stuks vuurwerk met de naam Super Cobra 6 heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (inclusief inhoud) en/of een of meerdere sleutels en/of een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- (met kracht) de tas van de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] af te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) bij zijn kraag vast te pakken en/of te houden en/of
- die [slachtoffer 3] mede te delen dat hij zijn telefoon moet geven en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been van die [slachtoffer 3] te steken.