ECLI:NL:RBROT:2024:4160

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10/003879-24 vordering TUL VV: 10/165983-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Veroordeling voor wederrechtelijk verblijf op haventerrein, vuurwapenbezit en vernieling van enkelband met voorwaardelijke jeugddetentie

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 16-jarige verdachte, die werd beschuldigd van wederrechtelijk verblijf op een haventerrein, vuurwapenbezit en vernieling van een enkelband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 januari 2024 samen met anderen wederrechtelijk op het terrein van de ECT Delta terminal in de Rotterdamse haven verbleef. Tevens had hij op 19 juni 2023 in Antwerpen een vuurwapen van categorie III in zijn bezit. De verdachte heeft de feiten bekend en is eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 126 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een contactverbod met medeverdachten, een locatieverbod voor de havens van Rotterdam, Vlissingen en Antwerpen, en een avondklok. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de Dienst Vervoer en Ondersteuning, toegewezen, die € 302,50 aan materiële schade vorderde. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie verlengd met één jaar, omdat de verdachte tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/003879-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/165983-23
Datum uitspraak: 11 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
feitelijk verblijvende op het adres: [verblijfadres],
raadsman mr. E.J.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. R.K. Nanhkoesingh, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 126 dagen met aftrek
o zich houdt aan de aanwijzingen die de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de WSS) hem zal geven, ook als dat inhoudt medewerking aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling of aan de begeleiding door een jongerencoach van E25;
o medewerking verleent aan de Intensieve Traject Begeleiding Harde Kern Aanpak (hierna: ITB HKA);
o zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2];
o zich houdt aan een locatieverbod voor de havens van Rotterdam, Vlissingen en Antwerpen;
o zich houdt aan een avondklok;
o zich inspant voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding, zoals een opleiding of sport;
o met opdracht aan de WSS tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 3 januari 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen te weten het door hekken omgeven terrein van ECT
Delta terminal in de Rotterdamse haven,
terwijl hij, verdachte zich met zijn mededaders op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (met nummer [containernummer]), door middel van inklimming;
2.
hij op 19 juni 2023 te Antwerpen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten
eenrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber .22
,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 3 januari 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband die aan Dienst Vervoer en Ondersteuning
toebehoorde heeft vernield;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl hij zich de toegang heeft verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is op zestienjarige leeftijd samen met twee medeverdachten aangetroffen in een container op het terrein van ECT Delta terminal op de Maasvlakte.
In de betreffende container werd een grote hoeveelheid goederen aangetroffen, die gebruikt (kunnen) worden bij de handelingen die samenhangen met het openbreken en weer sluiten van containers, waaronder zogenaamde ‘bolt seals’ (veiligheidszegels voor vracht), 8 paar handschoenen, USB-C kabels, Apple kabels, een stanleymes, een zaklamp, twee betonscharen, twee breekijzers, drie powerbanks, touwen, spanbanden, een aansteker en tassen. In de container lag ook een vernielde enkelband die van de verdachte bleek te zijn.
Er worden daar regelmatig personen aangetroffen die proberen containers open te breken om waardevolle goederen of voor de gezondheid schadelijke (verdovende) middelen uit deze containers te halen. Een verdachte, die op een haventerrein wordt aangetroffen en daarvoor geen duidelijke en verifieerbare reden wil of kan geven, wekt daarmee de verdenking dat hij zich met dergelijke criminele activiteiten inlaat. Ook is bekend wat de (financiële) gevolgen daarvan zijn voor onder andere de handhaving, het havenpersoneel en de containerbedrijven. De verdachte heeft hier niet bij stil gestaan en zijn eigen gewin vooropgesteld. Daar komt nog bij dat de ‘binnendringers’ vaak handelen in opdracht van anderen, als onderdeel van een groter crimineel verband. Met het handelen zoals het bewezenverklaarde draagt de verdachte bij aan het in stand houden van dergelijke criminele organisaties.
Een half jaar eerder, op 19 juni 2023, had de verdachte een vuurwapen bij zich toen hij samen met anderen had afgesproken met iemand die een telefoon te koop aanbood. Bij de ontmoeting met deze verkoper bij een tankstation in de omgeving van Antwerpen heeft de verdachte het vuurwapen tevoorschijn gehaald, dreigend gericht op de verkoper en is met het getrokken vuurwapen achter de verkoper aangerend. De verkoper heeft het vuurwapen op enig moment van de verdachte kunnen afpakken. Dit had wel zeer kwalijk kunnen aflopen, namelijk met zeer ernstige gevolgen voor het slachtoffer, de verdachte of omstanders.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaringen van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) rapporteert op 5 april 2024 dat de verdachte wordt verdacht van meerdere ernstige feiten in Rotterdam en Antwerpen en dat uit onderzoek een verhoogd risico op herhaling blijkt. In dit verband ziet de Raad zowel beschermende als risicofactoren. De verdachte lijkt zich te houden aan de voorwaarden waaronder de voorlopige hechtenis is geschorst. De strikte kaders vanuit de schorsing versterken de positieve invloed die de moeder van de verdachte op hem heeft. Op school doet de verdachte het goed. Risicofactoren liggen vooral op het gebied van (gestructureerde) vrijetijdsbesteding, de (antisociale) vrienden van de verdachte, het tekort aan vaardigheden, inzicht in moeilijke situaties en in de consequenties van zijn handelen. Volgens de Raad is de verdachte gebaat bij voortzetting van de huidige strakke structuur en begeleiding vanuit de ITB-Harde Kern Aanpak (HKA). Het is te vroeg om de elektronische monitoring te stoppen, gelet op de prille positieve ontwikkeling en het gegeven dat de verdachte in strafbaar gedrag is teruggevallen tijdens de begeleiding van de jeugdreclassering met elektronische monitoring.
De Raad adviseert de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijk taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad aan de verdachte op te leggen een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie onder de algemene voorwaarde en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de WSS,
  • zijn medewerking verleent aan verscherpt toezicht in het kader van de HKA, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
  • op geen enkele wijze direct of indirect contact opneemt, zoekt of heeft met de medeverdachten,
  • zich niet bevindt in de havens van Rotterdam,
  • zich houdt aan de voorwaarden van elektronische monitoring en de avondklok,
  • meewerkt aan behandeling vanuit De Waag of een vergelijkbare forensische GGZ,
  • naar school gaat volgens het rooster,
  • zich houdt aan de regels en afspraken van school en dat hij zich tot slot inzet voor het hebben en behouden van zinvolle vrijetijdsbesteding in de vorm van een sport of bijbaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De jeugdreclasseerderheeft ter terechtzitting verklaard dat het sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis beter gaat met de verdachte. Hij houdt zich aan de afspraken. Op school zijn ze te spreken over hem. Het advies van de WSS wijkt wel af van het advies van de Raad. De WSS maakt zich namelijk aan de ene kant zorgen over de verdachte vanwege zijn verleden, de recidive en de ernst van de strafbare feiten, maar vraagt zich aan de andere kant hardop af of de door de Raad geadviseerde voorwaarden alles bij elkaar niet te veel zijn voor de verdachte, ook omdat hij past in de LVB-doelgroep. Een aantal voorwaarden zouden daarom niet of anders moeten worden opgelegd. Het is van groot belang – en dat was ook de afspraak met de Raad – dat de elektronische monitoring beëindigd wordt. De enkelband heeft het afgelopen half jaar verhinderd dat de verdachte weer kon gaan voetballen, terwijl hij daar veel aanleg voor heeft, zo blijkt uit de omstandigheid dat hij een proeftraining bij Feijenoord heeft mogen volgen. Hem daarin hinderen lijkt eerder recidive in de hand te werken dan te voorkomen. Verder heeft de Raad behandeling door De Waag geadviseerd, zonder de WSS als uitvoerende instantie daarover te raadplegen. Het wordt zo waarschijnlijk te veel voor de verdachte. De verdachte wordt wekelijks ook al gezien en gesproken in het kader van de HKA. Hij gaat naar school, loopt binnenkort twee keer per week stage en heeft een bijbaan. Daarnaast wil hij dus ook weer gaan voetballen. Het traject bij De Waag is zeer intensief: meerdere keren per week over een periode van 3 tot 5 maanden. De WSS pleit daarom in plaats daarvan voor begeleiding door een jongerencoach van Coach 25 of een soortgelijke instantie, die alle activiteiten van de verdachte kan kaderen en monitoren. Een persoonlijkheidsonderzoek kan van waarde zijn, maar is momenteel niet de eerste prioriteit. De WSS adviseert wel een avondklok, waarvan de duur en nadere invulling aan de jeugdreclassering wordt overgelaten, zodat maatwerk mogelijk is gelet op alle bezigheden van de verdachte. De WSS adviseert daarnaast een locatieverbod voor de genoemde havens. Met de verdachte zal aandacht worden besteed aan een zinvolle invulling van de vrije tijd. In het verlengde hiervan adviseert de WSS de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer te leggen. Een nieuwe detentie zal zijn opleiding en vrijetijdsbesteding weer in gevaar brengen. De WSS heeft vertrouwen in de verdachte en meent dat hij nog één kans moet krijgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft aangehaald omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie die de duur van het voorarrest overstijgt niet wenselijk. De verdachte heeft 65 dagen in Nederland in voorarrest gezeten en 2 dagen in België. De verdachte is geschorst uit zijn voorlopige hechtenis en heeft zich sindsdien aan de voorwaarden gehouden en meegewerkt aan de begeleiding van de jeugdreclassering. De aard en de ernst van de feiten, tezamen met het feit dat de verdachte al een gewaarschuwd man was door zijn eerdere veroordeling, maken dat de rechtbank ook een voorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur aan de verdachte zal opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient als een serieuze waarschuwing voor de verdachte en moet hem ervan weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen. De daaraan te verbinden voorwaarden dienen ertoe de verdachte daarbij een strak en duidelijk kader te bieden. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de jeugdreclassering.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de Dienst Vervoer & Ondersteuning, gevestigd te Assen, ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 302,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 januari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 302,50, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 27 oktober 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het medeplegen van een diefstal met geweld, een diefstal en het medeplegen van schuldheling veroordeeld – voor zover van belang – tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 43 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 november 2023.
9.2.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten 1 en 3 zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138aa en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 127 (honderdzevenentwintig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
zijn medewerking verleent aan het ITB-Harde Kern Aanpak-traject;
zijn medewerking verleent aan:
de behandelings- en/of begeleidingstrajecten vanuit De Waag of een soortgelijke instelling,
begeleiding door een jongerencoach van E25 en
een persoonlijkheidsonderzoek,
indien en voor zover de jeugdreclassering dit nodig acht;
onderwijs volgens het rooster volgt;
zich inzet voor passende vrijetijdsbesteding, in de vorm van een bijbaan of sport;
zich houdt aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht, waarbij de invulling van de avondklok wordt bepaald door de jeugdreclassering;
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met medeverdachten [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum 2] 2006, en [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 3] 2007;
zich niet bevindt in de havens van Rotterdam, Vlissingen en Antwerpen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in Nederland en in België, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Dienst Vervoer & Ondersteuning te betalen een bedrag van
€ 302,50, (zegge: driehonderdentwee euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 302,50, (hoofdsom, zegge: driehonderdentwee euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de meervoudige kamer van 27 oktober 2023 met parketnummer 10/165983-23 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en D.E. van Hout, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen te weten het door hekken omgeven terrein van ECT
Delta terminal in de Rotterdamse haven,
terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats
de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de
distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (met nummer
[containernummer]), door middel van braak en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Antwerpen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten revolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber .22
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan Dienst Vervoer en Ondersteuning, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;