ECLI:NL:RBROT:2024:4152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/10/675219 / JE RK 24-532, C/10/675116 / JE RK 24/514
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en verzoeken van de vader in een jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 12 april 2024, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar. De zaak betreft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die betrokken is bij de zorg voor [minderjarige]. De ouders van [minderjarige], de vader en de moeder, zijn belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 12 april 2024 gehouden, waarbij de vader, de moeder met haar advocaat, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd en dat er behoefte is aan een stabiele opvoedsituatie.

De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen, terwijl de vader een verzoek heeft ingediend voor een directe beëindiging van de inperking van de omgang en een herziening van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft om de hulpverlening te continueren en te monitoren. De vader heeft zijn frustraties geuit over de huidige situatie en de langzame opbouw van de omgang met [minderjarige]. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de omgangsbeperkingen niet per direct opgeheven kunnen worden, gezien de emotionele en ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige].

De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader afgewezen en benadrukt dat de GI de regie moet houden over de op- en uitbouw van de omgang. De beslissing is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de vader aangespoord om hulpverlening te aanvaarden om de nodige veranderingen teweeg te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/675219 / JE RK 24-532 en C/10/675116 / JE RK 24/514
datum uitspraak: 12 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
en
[naam 1],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 1] .
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 2],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed: kantoorhoudende te Rotterdam,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 7 februari 2024;
  • het emailbericht van de vader van 29 februari 2024;
  • het emailbericht van de vader van 2 april 2024;
  • het emailbericht van de vader van 8 april 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 3] en [naam 4] .
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de broer van de vader, [naam 5] .
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 2 oktober 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 april 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt gewijzigd: er is sprake van begeleide omgang met de vader voor de frequentie van twee keer per maand twee uur.

3.Het verzoek

C/10/675219 / JE RK 24-532
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
C/10/675116 / JE RK 24/514
3.2.
De vader verzoekt een directe beëindiging van de inperking van de omgang en een herziening van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op dit moment zijn voor [minderjarige] een aantal vormen van hulpverlening gestart, maar er moet ook nog een en ander worden ingezet. Zo is er bij de moeder opvoedondersteuning ingezet en [minderjarige] gaat binnenkort starten met PMT. Na de zitting in oktober 2023 is gestart met de begeleide bezoeken met vader. Gezien wordt dat de twee uur begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] goed verloopt. Dat is een relatief korte omgangsduur en daarom wil de GI de omgang uitbreiden naar drie uur inclusief samen eten. Aanvankelijk stond vader hiervoor niet open, maar uiteindelijk heeft de vader hier toch mee ingestemd. Binnenkort zal de uitbreiding van de omgang ook feitelijk plaatsvinden en na vier keer zal de uitbreiding worden geëvalueerd. De stapsgewijze uitbreiding heeft tot doel te kunnen monitoren hoe [minderjarige] en de vader hierop reageren. Vanuit het verleden is het geen gegeven dat dit zonder problemen zal verlopen. Een van de grootste problemen is dat het de ouders niet nog steeds niet lukt om overeenstemming te bereiken over hoe het geregeld moet zijn voor [minderjarige] . Dit maakt dat de ondertoezichtstelling op dit moment nog niet beëindigd kan worden. De betrokkenheid van de GI is noodzakelijk om alles in goede banen te leiden in het belang van [minderjarige] . De GI hoopt ook dat er op korte termijn voor de vader iets kan starten of worden ingezet zodat hij minder belast wordt door de huidige situatie. Er moet iemand naast vader komen te staan die zijn frustraties en spanningen kan verminderen.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek van de GI. De ondertoezichtstelling is nog hard nodig in het kader van het contact tussen [minderjarige] en de vader. De problemen die aan de grondslag van de ondertoezichtstelling lagen zijn nog steeds aan de orde en actueel. De moeder loopt thuis dagelijks tegen het gedrag van [minderjarige] aan, maar ze heeft handvaten, vanuit de opvoedondersteuning, die ze kan toepassen. De moeder moet er hard aan werken in de thuissituatie om het goed te doen met [minderjarige] . Ze hoopt dat PMT [minderjarige] kan bieden wat hij nodig heeft. Tevens vindt de moeder het belangrijk dat bij de omgang tussen [minderjarige] en de vader een bij [minderjarige] passend tempo wordt aangehouden in het traject. Stap voor stap moet gekeken worden wat haalbaar is. [minderjarige] moet zich hierbij goed en veilig voelen. De moeder denkt dat PMT hierbij een ondersteunende rol kan bieden. De moeder maakt zich tenslotte zorgen over de belastbaarheid van vader.
4.3.
Door de vader wordt het volgende ter zitting aangevoerd. Het afgelopen half jaar was bedoeld om te kijken of er spanningen waren in het contact tussen [minderjarige] en de vader. In maart heeft er pas een evaluatie plaatsgevonden. Er is geen sprake van spanning. De vader is van mening dat daarom de beperking per direct moet stoppen. Het gaat goed in het contact tussen de vader en [minderjarige] . Ook ontvangt de vader briefjes van [minderjarige] dat hij vader mist. De vader wacht alsmaar op een verdere opbouw of volgende stap, maar dat duurt te lang. [minderjarige] heeft last van de beperking. De spanningen van [minderjarige] komen niet voort uit het contact tussen hen. De vader ervaart enorm veel stress van de huidige situatie en loopt hierdoor tegen problemen aan op verschillende vlakken. Hij slaapt niet meer, piekert en ook op zijn werk gaat het niet goed. De vader is van mening dat de GI de problematiek van [minderjarige] niet goed onderzoekt. De vader concludeert dat door de huidige situatie [minderjarige] wordt beschadigd.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Gebleken is dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [minderjarige] is sprake van kindeigen problematiek. [minderjarige] heeft een grote behoefte aan een stabiele opvoedsituatie, veilige opvoedomgeving, structuur en grenzen. De kinderrechter merkt ter verduidelijking op dat de problematiek van [minderjarige] geregelmatig tot forse escalaties leidt in de thuissituatie waar de moeder heel erg op moet passen dat de spanningen bij [minderjarige] niet leiden tot fysiek geweld richting goederen of de moeder zelf. Dit is een niet te onderschatten onderdeel van de problematiek waarvoor nu hulpverlening wordt ingezet. Daarbij komt dat [minderjarige] wordt belast door de spanningen tussen de ouders. Hij bevindt zich hierdoor in een loyaliteitsconflict.
5.3.
Vanwege de kindeigen problematiek van [minderjarige] is het noodzakelijk dat de ouders goed in staat zijn om hun gevoelens onder controle te houden, gelet op de omstandigheid dat [minderjarige] hier zelf niet altijd toe in staat is. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij toekomt aan zijn persoonlijke ontwikkeling in een stabiele en voorspelbare situatie. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van de GI nog altijd van belang is om de hulpverlening te continueren en monitoren. De kinderrechter zal gelet op het voorgaande ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Verzoek vader
5.4.
Naar aanleiding van het KSCD-onderzoek is de omgang tussen de vader en [minderjarige] beperkt. Uit dat onderzoek kwam namelijk naar voren dat er forse twijfels waren over de mate waarin de vader sensitief en responsief kan aansluiten bij [minderjarige] . In het afgelopen half jaar is gestart met de begeleide omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de vader. Deze omgangsmomenten gaan goed. Op korte termijn zullen daarom de omgangsmomenten worden uitgebreid. Bij de moeder worden stappen gezet middels de opvoedondersteuning en binnenkort start de persoonlijk hulpverlening voor [minderjarige] middels PMT. Ondanks dat er sprake lijkt te zijn van een prille positieve vooruitgang worden er nog altijd aanzienlijke spanningen van en tussen de ouders waargenomen.
5.5.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is waargenomen, stelt de kinderrechter vast dat de opbouw die de GI voor ogen heeft, gecontroleerd dient te verlopen. De opbouw moet regelmatig geëvalueerd worden om te bezien wat de uitbouw betekent voor de emoties en de ontwikkeling van [minderjarige] . De omgangsbeperking die bij beschikking van 2 oktober 2023 is vastgelegd, is echter niet meer dermate strikt nodig. Er is op dit moment sprake van een op- en uitbouw van de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Gelet op de problematiek van de vader en de mate waarin hij zijn emoties kan reguleren stelt de kinderrechter vast dat de vader zich tot op heden nog altijd onvoldoende heeft opengesteld voor de hulpverlening. Enerzijds wordt het onvermogen van de vader gezien om de problematiek onder ogen te komen en open te staan voor de hulpverlening. Anderzijds wordt gezien dat de GI de afgelopen zes maanden steken heeft laten vallen. De kinderrechter heeft begrip voor het idee van de vader dat de opbouw langzaam gaat, maar dat brengt niet met zich mee dat de omgang per direct terug kan naar hoe het was.
5.6.
Naar aanleiding van voorgenoemde stelt de kinderrechter vast dat de GI de regie moet hebben over de op- en uitbouw van de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] dat aan de vader concrete hulpverlening wordt aangeboden. Deze hulpverlening dient zich te richten op de manier hoe de vader met zijn emoties omgaat in relatie tot de manier hoe [minderjarige] met zijn emoties omgaat. Het is de verantwoordelijkheid van de vader om daarmee aan de slag te gaan. Het moet voor de vader duidelijk zijn wat hem wordt aangeboden. De kinderrechter heeft begrip voor het gemis van vader. Dit leidt evenwel niet tot toewijzing van de verzoeken van de vader, aangezien de GI in het kader van de verlengde ondertoezichtstelling met deze taak belast is. De kinderrechter wijst daarom de verzoeken van de vader af.
De kinderrechter wijst ten overvloede op het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de vader uitgebreid de ruimte gegeven om uiting te geven aan zijn frustraties en klachten over de huidige situatie, maar ook om te reflecteren op zijn eigen handelen daarin en de verantwoordelijkheid die hij in dat kader zelf kan nemen. Met name het onderwerp van emotieregulatie heeft de kinderrechter meermaals benoemd. Toch lukte het de vader niet om zich te beheersen en heeft hij vanuit emotie meermaals hetzelfde verhaal verteld en anderen het woord ontnomen. Tegen het licht van de sterke behoefte van [minderjarige] aan opvoeders die hem een stabiele opvoedsituatie, veilige opvoedomgeving, structuur en grenzen bieden, is dat een duidelijke grondslag voor de beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen en de GI de opbouw van de omgang te laten vormgeven. De kinderrechter wenst de vader toe dat hij gaat inzien dat hij hulpverlening zal moeten aanvaarden om de nodige verandering teweeg te brengen.
6.
De beslissing
De kinderrechter:
C/10/675219 / JE RK 24-532
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
C/10/675116 / JE RK 24/514
6.3.
wijst af de verzoeken van de vader.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 26 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.