ECLI:NL:RBROT:2024:4151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10868869 CV EXPL 24-752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet-betaalde VvE-bijdragen door appartementseigenaren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en twee gedaagden die eigenaar zijn van een appartementsrecht. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.C. Hoogmoed, vorderde betaling van achterstallige VvE-bijdragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagden, die zelf procederen, zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij correct waren opgeroepen.

De eiseres stelde dat de gedaagden maandelijks een bedrag van € 169,18 aan VvE-bijdrage verschuldigd zijn en dat zij daarnaast twee eenmalige extra bijdragen moesten betalen voor noodzakelijke werkzaamheden aan het gebouw. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden de juistheid van de vorderingen niet hadden betwist en dat de eiseres voldoende bewijs had geleverd van de besluiten genomen tijdens de algemene ledenvergadering van de VvE.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres grotendeels toegewezen. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van € 1.751,72 aan de eiseres, inclusief wettelijke rente. Daarnaast zijn de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van toekomstige VvE-bijdragen tot het einde van het lopende boekjaar en de proceskosten, die zijn begroot op € 1.142,97. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10868869 CV EXPL 24-752
datum uitspraak: 24 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: mr. A.C. Hoogmoed,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagden]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 december 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de nadere producties van [eiseres] van 12 april 2024.
1.2.
Op 23 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was de gemachtigde van [eiseres] aanwezig. [gedaagden] zijn, hoewel zij daarvoor op de juiste wijze zijn opgeroepen, zonder bericht, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagden] zijn eigenaar van het appartementsrecht aan [adres 1]. Het appartement van [gedaagden] maakt deel uit van het complex ten behoeve waarvan [eiseres] is opgericht. [gedaagden] zijn van rechtswege lid van [eiseres]. Op grond van dit lidmaatschap zijn [gedaagden] maandelijks bij vooruitbetaling een bedrag van € 169,18 aan VvE-bijdrage verschuldigd aan [eiseres].
2.2.
[eiseres] eist dat [gedaagden] een aantal maandelijkse bijdragen en twee eenmalige extra bijdragen betalen. Omdat [gedaagden] niet op tijd hebben betaald zijn zij ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd. [eiseres] wil verder dat [gedaagden] de kosten van de kadastrale recherche betalen. In totaal vordert [eiseres] € 1.757,77 van [gedaagden] Verder wil [eiseres] dat [gedaagden] in de proceskosten worden veroordeeld.
2.3.
[gedaagden] zijn het niet eens met de vordering.
2.4.
De vorderingen van [eiseres] worden grotendeels toegewezen. [gedaagden] moeten € 1.751,72 aan [eiseres] betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagden] moeten alle openstaande bijdragen betalen
2.5.
Omdat [gedaagden] de juistheid van de vastgestelde bijdragen niet hebben betwist, gaat de kantonrechter daarvan uit.
2.6.
[eiseres] heeft bij dagvaarding de notulen van de op 20 juni 2023 gehouden algemene ledenvergadering overgelegd. Daaruit volgt dat met een meerderheid van stemmen is besloten dat de appartementseigenaren tweemaal een extra eenmalige bijdrage moeten betalen voor gevelonderhoud aan het gebouw en voor het portiekkozijn aan de achterzijde van het trappenhuis alsmede het vochtprobleem aan [adres 2]. [gedaagden] moeten hiervoor extra eenmalige bijdragen betalen van € 561,40 respectievelijk
€ 527,81.
2.7.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat zij al veel bijdragen hebben betaald. Voor zover [gedaagden] hiermee bedoelen te stellen dat zij met deze betalingen aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan, slaagt dit verweer niet. Het had namelijk op de weg van [gedaagden] gelegen concreet te benoemen welke bedragen zijn betaald, zo nodig onderbouwd met betaalbewijzen. Dit hebben [gedaagden] niet gedaan, zodat dit verweer als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen.
2.8.
[gedaagden] voeren verder aan dat zij de extra bijdragen niet hoeven te betalen omdat er bij hun portiek geen werkzaamheden zijn uitgevoerd. [eiseres] heeft ter zitting toegelicht en onderbouwd dat met de extra bijdragen gevelonderhoud aan de gemeenschappelijke delen van het gebouw zijn uitgevoerd. Daarnaast zijn er volgens [eiseres] ook werkzaamheden uitgevoerd aan de gevel van de woning van [gedaagden] In januari 2024 is de gevel van [gedaagden] vervangen. [gedaagden] zijn niet op de zitting verschenen en hebben dit niet weersproken, zodat de kantonrechter ervan uit gaat dat er ook werkzaamheden zijn verricht aan de gevel van de woning van [gedaagden] Ook dit verweer wordt daarom verworpen.
2.9.
Gelet op het vorenstaande is de gevorderde hoofdsom toewijsbaar.
[gedaagden] moeten toekomstige VvE-bijdragen betalen
2.10.
De vordering om de toekomstige, nog te vervallen VvE-bijdragen te betalen, en de wettelijke rente daarover in het geval [gedaagden] die bijdragen niet tijdig betalen, wordt toegewezen tot het einde van het op de datum van dit vonnis lopende boekjaar. De reden van deze beperking is dat de hoogte van [eiseres]-bijdragen voor het nieuwe boekjaar nog niet vast staat.
[gedaagden] moeten incassokosten van € 236,18 betalen
2.11.
De incassokosten van € 236,18 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagden] moeten rente betalen
2.12.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagden] dat niet hebben betwist.
[gedaagden] hoeven de kosten van de kadastrale recherche niet te betalen
2.13.
De gevorderde kosten voor het kadastraal uittreksel worden afgewezen, omdat die kosten niet noodzakelijk waren. [eiseres] stelt dat zij de kosten ten behoeve van haar bewijslast heeft gemaakt, maar [eiseres] hoeft haar stelling dat [gedaagden] eigenaar zijn van het appartement pas te bewijzen wanneer dit door [gedaagden] wordt betwist en [gedaagden] hebben dat niet gedaan.
[gedaagden] moeten de proceskosten betalen
2.14.
[gedaagden] moeten de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op € 260,97 aan dagvaardingskosten, € 372,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.142,97. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagden] daar niet op hebben gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen € 1.751,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.639,60 vanaf 20 december 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om vanaf 1 januari 2024 tot het einde van dit lopende boekjaar, of zoveel eerder als [gedaagden] niet langer eigenaar van het appartementsrecht zullen zijn, maandelijks aan [eiseres] te betalen de bijdrage van € 169,18, of zoveel als aangepast naar de jaarlijkse verlagingen of verhogingen conform rechtsgeldig door [eiseres] genomen besluiten, en als [gedaagden] dit niet tijdig betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de eerste dag van de betreffende maand tot aan de dag dat volledig is betaald, voor zover dit samen met het hiervoor onder 3.1 toegewezen bedrag niet meer dan € 25.000,- bedraagt;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres]
worden begroot op € 1.142,97;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
53954