ECLI:NL:RBROT:2024:4142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10895337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig gebruik van modelfoto door kledingzaak op sociale media

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de gedaagde, [gedaagde]. De eisers, die zelf procederen, vorderen een schadevergoeding van € 20.328,00 van de gedaagde, een damesmodezaak, omdat deze een foto van [eiser 2] in kleding van het merk Only-M op haar Facebookpagina heeft geplaatst zonder toestemming. De eisers stellen dat dit onrechtmatig is, terwijl de gedaagde aanvoert dat zij de foto van Only-M heeft ontvangen voor promotiedoeleinden en zich niet bewust was van enige onrechtmatigheid.

De rechtbank heeft de vordering van de eisers afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij de foto van [eiser 2] heeft ontvangen van Only-M en deze in het kader van haar bedrijfsvoering heeft gebruikt. De rechtbank verwijst naar een eerder vonnis van de rechtbank Overijssel, waarin Only-M is veroordeeld om haar wederverkopers te informeren over het gebruik van de foto. De gedaagde heeft echter niet van Only-M vernomen dat zij de foto niet mocht gebruiken en heeft deze onmiddellijk verwijderd na ontvangst van de dagvaarding.

De kantonrechter concludeert dat, indien de gedaagde te goeder trouw handelde en de foto onmiddellijk heeft verwijderd, er geen sprake is van onrechtmatig handelen. De eisers krijgen ongelijk en worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die bedragen € 1.086,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct kan worden afgedwongen, zelfs als de zaak in hoger beroep wordt gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10895337 CV EXPL 24-1742
datum uitspraak: 17 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1],

die handelt onder de naam
[bedrijf 1],
woonplaats: [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
woonplaats: [woonplaats 2],
eisers,
die zelf procederen,
tegen
[gedaagde],
die handelt onder de naam
[bedrijf 2],
woonplaats: [woonplaats 3],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.A.F. Jansen.
De partijen worden hierna ‘[eiser 1]’, ‘[eiser 2]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 december 2023, met bijlagen;
  • het antwoord van 21 februari 2024;
  • de op 24 april 2024 van [eiser 1] en [eiser 2] ontvangen aanvullende stukken, met een wijziging van hun eis.
1.2.
Op 3 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser 1] houdt zich bezig met de begeleiding, promotie, het doen boeken en vertegenwoordigen van (onder anderen) modellen, onder wie haar dochter [eiser 2]. [gedaagde] heeft een damesmodezaak en heeft op haar Facebookpagina een foto geplaatst waarop [eiser 2] kleding draagt van het merk Only-M. [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat dit onrechtmatig is en vorderen kort gezegd [gedaagde] ertoe te veroordelen een schadevergoeding van € 20.328,00 te betalen. [gedaagde] voert verweer. Zij voert aan zich van geen kwaad bewust te zijn geweest.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering af. Van onrechtmatig handelen van [gedaagde] is namelijk geen sprake. [gedaagde] verkoopt in haar winkel onder andere kleding van het merk Only-M. Zij heeft de desbetreffende foto van Only-M gekregen voor promotiedoeleinden. Als zij een foto, niet een willekeurige foto maar een foto waarop [eiser 2] te verkopen kleding van Only-M draagt, van Only-M krijgt, hoeft [gedaagde] zich in principe niet af te vragen of zij die foto wel mag gebruiken op haar Facebookpagina. Dat de foto geplaatst is, kan [gedaagde] dan ook niet worden verweten.
2.3.
De rechtbank Overijssel heeft op 25 april 2023 een vonnis gewezen tussen (onder anderen) [eiser 1], [eiser 2] en Only-M. Only-M is er in dat vonnis toe veroordeeld om haar ‘wederverkopers’ (waaronder dus [gedaagde]) schriftelijk het gebruik van de foto van [eiser 2] te verbieden (behoudens voor zover dit gebruik op grond van een geldige
boekingsovereenkomst is toegestaan). Of Only-M dit aan [gedaagde] heeft meegedeeld blijkt niet. [gedaagde] zegt van niet. Zij zegt dat het eerste dat zij over deze zaak hoorde, de dagvaarding van 23 december 2023 is. Vast staat wel dat [gedaagde] de foto van [eiser 2] meteen na ontvangst van de dagvaarding van Facebook heeft gehaald. Als [gedaagde] te goeder trouw de desbetreffende foto van [eiser 2] gebruikte, en niet is gebleken dat [gedaagde] niet te goeder trouw was, en zij de foto meteen weghaalde toen zij hoorde dat zij de foto niet mocht gebruiken, zoals zij heeft gedaan, kan [gedaagde] niets onrechtmatigs worden verweten. Als Only-M niet heeft voldaan aan haar verplichting haar wederverkopers het gebruik van de foto te verbieden, moeten [eiser 1] en [eiser 2] bij Only-M zijn, niet bij [gedaagde].
2.4.
Dan resteert nog de vraag of [gedaagde] niet eerder dan 23 december 2023 op de hoogte had kunnen zijn van het feit dat zij de foto niet mocht gebruiken. [eiser 1] stelt immers dat zij er e-mails over heeft gestuurd. Volgens [gedaagde] echter naar een e-mailadres dat zij niet in gebruik heeft, dat alleen ‘toevallig’ op een oude website staat. [gedaagde] heeft een damesmodezaak. Zij heeft geen webshop. Haar activiteiten spelen zich dus af in de fysieke winkel van [gedaagde] in [plaatsnaam] en [eiser 1] wist dit. Als [eiser 1] dan een belangrijke mededeling voor [gedaagde] heeft en er wordt niet op de e-mail gereageerd, dan mag van [eiser 1] verwacht worden dat zij [gedaagde] een brief stuurt. Dat heeft zij gedaan, althans laten doen, in de vorm van de dagvaarding. En toen [gedaagde] die kreeg, heeft zij de foto dus meteen weggehaald. Het is overigens zo dat, als geoordeeld zou zijn dat [gedaagde] wel onrechtmatig handelde, de geëiste schadevergoeding van € 20.328,00 een slag in de lucht lijkt.
2.5.
[eiser 1] en [eiser 2] krijgen ongelijk. Zij moeten daarom de proceskosten betalen. Die kosten bestaan aan de kant van [gedaagde] uit € 1.086,00 aan salaris voor haar gemachtigde. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis door een deurwaarder uitgereikt moet worden.
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter afgedwongen kan worden dat [eiser 1] en [eiser 2] de proceskostenveroordeling betalen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] af;
3.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] een bedrag van € 1.086,00;
3.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
686