ECLI:NL:RBROT:2024:4141

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10814125 CV EXPL 23-31712
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering Q-Park wegens gebrek aan parkeerovereenkomst en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die op 22 mei 2023 met zijn snorfiets gebruik heeft gemaakt van de parkeeraccommodatie van Q-Park. De gedaagde heeft de parkeergarage verlaten zonder te betalen, wat volgens Q-Park een tekortkoming in de overeenkomst zou zijn. Q-Park vorderde een bedrag van € 404,74, bestaande uit een hoofdsom van € 351,95 en buitengerechtelijke kosten van € 52,79. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat er geen parkeerovereenkomst tot stand was gekomen. Dit werd onderbouwd met de voorwaarden van Q-Park, waarin staat dat alleen motorvoertuigen, zoals personenauto's en motorfietsen, als parkeerders worden aangemerkt. Aangezien de gedaagde met een snorfiets reed, viel hij niet onder deze definitie.

Daarnaast heeft Q-Park ook een beroep gedaan op onrechtmatige daad, maar de kantonrechter oordeelde dat niet aan de vereisten voor aansprakelijkheid was voldaan. Q-Park had onvoldoende bewijs geleverd voor de gestelde schade, en het was niet aangetoond dat de gedaagde een parkeerplaats had bezet of dat er omzetderving was opgetreden. De kantonrechter heeft daarom ook deze subsidiaire vordering afgewezen.

De proceskosten werden aan de kant van Q-Park toegewezen, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagde begroot op € 205,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10814125 CV EXPL 23-31712
datum uitspraak: 3 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
vestigingsplaats: Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. van Noord.
De partijen worden hierna ‘Q-Park’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 december 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 5 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mr. J.S. Hermans namens de gemachtigde van Q-Park en [gedaagde] met zijn gemachtigde.

2.Het geschil

2.1.
Q-Park eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 404,74 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 351,95 (€ 5,- tarief verloren kaart en € 346,95 schadevergoeding) en buitengerechtelijke kosten van € 52,79.
2.2.
Q-Park baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft op 22 mei 2023 met zijn voertuig (een Tomos Luxe met kenteken [kenteken]) gebruik gemaakt van de aan Q-Park toebehorende parkeeraccommodatie Ridderkerk-Ridderhof. Bij het verlaten van de parkeergarage, rond 09:17 uur, is hij direct langs de slagboom gereden en heeft hij de parkeergarage verlaten zonder te betalen. [gedaagde] is daardoor tekortgeschoten in het nakomen van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met Q-Park. Op basis van de algemene voorwaarden van Q-Park en/of op basis van de wet moet [gedaagde] een vergoeding betalen aan Q-Park van € 346,95 als (aanvullende) schadevergoeding en € 5,00 als tarief voor een verloren kaart. Daarnaast maakt Q-Park aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] is met zijn bromfiets met aanhanger naar binnen gereden om naar de supermarkt te gaan. Er staat niet dat dat verboden is. Bij binnenkomst bij de display werd geen kaartje afgegeven. Toen [gedaagde] op de knop drukte, vermeldde de display “zonder voertuig geen kaart”. Vervolgens heeft [gedaagde] middels de daartoe bestemde knop contact opgenomen met de centrale. De centrale wist zich met de situatie geen raad en de rij achter [gedaagde] werd steeds langer. Onder druk van opdringerige automobilisten achter hem, is [gedaagde] langs de slagboom gereden. Daarna heeft hij opnieuw geprobeerd contact op te nemen met de centrale, maar dat is niet gelukt. Daardoor had hij geen toegangskaart en kon hij bij vertrek (ongeveer 15 minuten later) ook geen gratis uitrijkaart krijgen (het eerste uur is gratis parkeren bij bezoek aan de supermarkt). [gedaagde] wijst erop dat hij geen gebruik heeft gemaakt van een parkeerplaats en dat Q-Park geen schade heeft geleden. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van rente en buitengerechtelijke kosten.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.2.
Allereerst moet beoordeeld worden of tussen partijen een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen. Daar Q-Park zich op het bestaan van die overeenkomst beroept, rust ingevolge artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast daarvan op Q-Park.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat pas van een parkeerovereenkomst sprake is wanneer een parkeerder een parkeerkaartje heeft geaccepteerd dan wel wanneer hij de parkeeraccommodatie is binnengereden met een betaalpas of abonnement. Vaststaat dat [gedaagde] de parkeerfaciliteit is ingereden zonder parkeerkaartje en zonder te betalen weer uitgereden met een snorfiets (met aanhanger). Volgens de voorwaarden van Q-Park wordt als Parkeerder aangemerkt: de eigenaar, gebruiker, houder of inzittende van een Motorvoertuig dat zich in of op de Parkeerfaciliteit bevindt. Een Motorvoertuig is volgens de voorwaarden een personenauto of een motorfiets.
3.4.
Vaststaat dat [gedaagde] niet in een personenauto reed. Het Nederlandse Reglement verkeersregels en verkeerstekens definieert de motorfiets als een motorvoertuig op twee wielen al dan niet met zijspan of aanhangwagen. Motorvoertuigen zijn in de definitie van dit reglement alle gemotoriseerde voertuigen, behalve bromfietsen (inclusief snorfietsen), fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen. [gedaagde] reed dus ook niet op een motorfiets.
3.5.
De conclusie is dat een snorfiets geen Motorvoertuig is in de zin van de voorwaarden van Q-Park. [gedaagde] kan, als eigenaar / gebruiker van een snorfiets, dan ook niet als Parkeerder worden aangemerkt. Daarom is tussen partijen ook geen parkeerovereenkomst tot stand gekomen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering op de primaire grondslag wordt afgewezen.
3.6.
Q-Park heeft haar vordering subsidiair gegrond op aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Voor aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW is vereist dat sprake is van een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van die daad aan de dader, schade en een causaal verband tussen de daad en de schade. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval niet aan al deze vereisten is voldaan en daarom geen vergoedingsplicht voor [gedaagde] bestaat. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.7.
Q-Park heeft gesteld dat zij vanwege het uitrijden zonder geldig betaalbewijs schade lijdt die onder andere is gelegen in omzetderving (nu een door [gedaagde] gebruikte parkeerplaats na het verlaten van de parkeeraccommodatie in het systeem ten onrechte bezet blijft), gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen en ingeschakelde derden. Deze schade is echter door Q-Park onvoldoende onderbouwd. Dat [gedaagde] in dit concrete geval schade heeft veroorzaakt is niet gebleken. Van omzetderving kan in ieder geval geen sprake zijn, nu niet is vast komen te staan dat [gedaagde] een parkeerplaats van Q-Park heeft gebruikt dan wel bezet heeft gehouden. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat de gedraging van [gedaagde] heeft geleid tot een schade van € 346,95 (of enig ander bedrag). Reeds om deze reden zal de vordering van Q-Park op de subsidiaire grondslag worden afgewezen.
Proceskosten
3.8.
Q-Park moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde] op € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 205,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 205,-;
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
932