ECLI:NL:RBROT:2024:4130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10311485
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in huurovereenkomst met betalingsregeling en persoonlijke omstandigheden

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 3 mei 2024 een eindvonnis gewezen in een huurovereenkomst tussen Stichting Habion en Britt Helpt B.V., vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De zaak betreft een huurachterstand van de onderbewindgestelde, aangeduid als [naam 1], die een woning en een scooterbox huurde van Habion. In een eerder tussenvonnis van 9 juni 2023 was de huurovereenkomst van de scooterbox ontbonden, maar de beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst voor de woning was uitgesteld. De kantonrechter heeft nu geoordeeld dat de huurovereenkomst niet ontbonden wordt, omdat Britt Helpt de huur op tijd heeft betaald en een betalingsregeling van € 100,- per maand is nagekomen. De persoonlijke omstandigheden van [naam 1] zijn ook in overweging genomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de ontbinding af te wijzen. De kantonrechter heeft echter gewaarschuwd dat bij toekomstige betalingsproblemen de ontbinding alsnog kan worden toegewezen. Daarnaast is Britt Helpt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.294,47, en deze kosten zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van betalingsregelingen en de gevolgen van niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10311485 CV EXPL 23-3557
datum uitspraak: 3 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Habion,
vestigingsplaats: Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
Britt Helpt B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam 1],
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam 2].
De partijen worden hierna ‘Habion’ en ‘Britt Helpt’ genoemd. De onderbewindgestelde van Britt Helpt wordt ‘[naam 1]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 9 juni 2023 en stukken die daarin zijn genoemd;
  • de akte van Habion van 14 december 2023;
  • de rolbeslissing van 19 januari 2024;
  • de rolbeslissing van 8 maart 2024;
  • de brief van Britt Helpt van 18 maart 2024, met bijlagen.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[naam 1] huurde een woning en een scooterbox van Habion. Hij heeft voor allebei de ruimtes een huurachterstand laten ontstaan. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de huurovereenkomst van de scooterbox ontbonden. Ook heeft ze Britt Helpt (de bewindvoerder van [naam 1]) veroordeeld om de huurachterstand, met buitengerechtelijke kosten en rente aan Habion te betalen. Ze heeft de beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst een half jaar uitgesteld. Dit vonnis gaat dus alleen nog daarover en over de kosten van de procedure.
De huurovereenkomst wordt niet ontbonden
2.2.
De partijen zijn het erover eens hoe het is gegaan na de zitting. Britt Helpt heeft de huur iedere maand steeds op tijd betaald. Verder heeft Britt Helpt voor de achterstand een betalingsregeling afgesproken van € 100,- per maand. Die regeling is ze iedere maand nagekomen.
2.3.
Gezien deze omstandigheden en de persoonlijke omstandigheden van [naam 1], die in het tussenvonnis zijn beschreven, wijst de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst af. Het lijkt erop dat [naam 1] de laatste kans die hij heeft gekregen heeft aangegrepen.
2.4.
De kantonrechter wijst [naam 1] er wel op dat hij door het oog van de naald is gekropen. Mocht hij de betalingsregeling of de lopende huur opnieuw niet betalen, dan loopt hij een groot risico. De kantonrechter wil niet vooruitlopen op een oordeel in een volgende procedure, maar zij kan zich goed voorstellen dat in dat geval de ontbinding van de huurovereenkomst wel wordt toegewezen.
Britt Helpt moet de proceskosten betalen
2.5.
Britt Helpt moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Habion op € 130,47 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht, € 542,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.294,47. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Britt Helpt in de proceskosten, die aan de kant van Habion worden begroot op € 1.294,47;
3.2.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst, afgezien van de veroordelingen in het tussenvonnis, al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
33394