ECLI:NL:RBROT:2024:4117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
10928080 \ HA VERZ 24-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen en schending van re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een vennootschap onder firma, verzoekster, en een werknemer, verweerster, die niet op de zitting is verschenen. De werknemer was sinds 19 oktober 2020 in dienst en had haar arbeidsovereenkomst omgezet naar onbepaalde tijd op 19 maart 2023. Na een periode van bevallingsverlof en een ziekmelding op 30 oktober 2023, heeft verzoekster de loondoorbetaling per 2 januari 2024 gestaakt, omdat verweerster de verzuimvoorschriften niet nakwam.

Verzoekster heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op basis van verwijtbaar handelen van verweerster en subsidiair op basis van omstandigheden die niet in de wet zijn genoemd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verweerster niet op de zitting aanwezig was en ook geen schriftelijk verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat verweerster op de hoogte was van de zitting en dat zij haar re-integratieverplichtingen had geschonden door niet te reageren op communicatie van verzoekster en de bedrijfsarts.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat verweerster verwijtbaar heeft gehandeld. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 juni 2024, en verweerster heeft recht op een transitievergoeding van € 710,86 bruto. Daarnaast is verweerster veroordeeld in de proceskosten van € 808,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10928080 \ HA VERZ 24-10
datum uitspraak: 25 april 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[verzoekster],
vestigingsplaats: Oud-Beijerland,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.M. Roze,
tegen
[verweerster],
woonplaats: [woonplaats],
verweerster,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[verzoekster]’ en ‘[verweerster]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] (ontvangen op 12 februari 2024), met producties;
  • de brief van [verzoekster] van 22 maart 2024, met productie.
1.2.
Op 28 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam] en mr. G.M. Roze. [verweerster] is niet verschenen en heeft evenmin schriftelijk verweer gevoerd.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is vanaf 19 oktober 2020 bij [verzoekster] in dienst. Op 19 maart 2023 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [verweerster] is Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I met een salaris van € 545,44 bruto per maand op basis van een 10-urige werkweek, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2.
[verweerster] was tot en met 12 september 2023 met bevallingsverlof. Partijen hebben daarna afgesproken dat [verweerster] vakantie zou opnemen en dat haar eerste werkdag 30 oktober 2023 zou zijn. Op 30 oktober 2023 heeft [verweerster] zich ziek gemeld.
2.3.
[verzoekster] heeft per 2 januari 2024 de loondoorbetaling gestaakt, omdat [verweerster] de verzuimvoorschriften niet nakwam.
3. Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden. Primair omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond). Subsidiair omdat sprake is van omstandigheden die niet in de wet zijn genoemd, waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (h-grond).
3.2.
[verweerster] voert geen verweer.

4.De beoordeling

4.1.
[verweerster] was niet aanwezig op de zitting en heeft ook niet schriftelijk verweer gevoerd. De kantonrechter plant geen nieuwe zitting, omdat voldoende is gebleken dat [verweerster] van de zitting op de hoogte moet zijn geweest. De uitnodiging voor de zitting is namelijk per post naar het woonadres van [verweerster] verzonden. De eigenaar van [verzoekster] ([naam]) heeft daarnaast tijdens de zitting verklaard dat hij ook zelf een kopie van de zittingsoproep in haar brievenbus heeft gedaan, terwijl hij weet dat [verweerster] daar verblijft.
De uitkomst
4.2.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en er geldt weliswaar een opzegverbod maar dit opzegverbod is komen te vervallen (artikel 7:670a lid 1 BW). Hierna wordt uitgelegd waarom.
Redelijke grond
4.3.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.4.
[verzoekster] stelt primair dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster], waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). De kantonrechter vindt dat sprake is van deze redelijke grond. Hierna wordt uitgelegd waarom.
4.5.
[verweerster] heeft haar re-integratieverplichtingen geschonden door op geen enkele brief hierover te reageren en door hierover geen contact mogelijk te maken. Het lukt [verzoekster] en de bedrijfsarts niet om [verweerster] telefonisch te bereiken. Ook op telefonische spreekuren van de bedrijfsarts op 28 november 2023 en 13 december 2023 is [verweerster] niet verschenen. Daarnaast heeft [verweerster] niet gereageerd op de brief van [verzoekster] van 2 januari 2024, waarin de loonstop bekend wordt gemaakt en waarin [verweerster] wordt gevraagd om voor 9 januari 2024 contact op te nemen met de bedrijfsarts of [verzoekster]. Hierdoor komt [verweerster] haar reintegratieverplichtingen niet na en handelt zij verwijtbaar ten opzichte van [verzoekster]. In deze situatie kan niet van [verzoekster] worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
Herplaatsing
4.6.
Voor ontbinding is verder vereist dat [verweerster] niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster], zoals hiervoor beschreven, ligt het niet voor de hand dat [verweerster] kan worden herplaatst.
Opzegverbod
4.7.
Nog een vereiste voor ontbinding is dat er geen opzegverbod geldt waardoor ontbinding niet is toegestaan. Er geldt weliswaar een opzegverbod nu [verweerster] ziek is, maar [verweerster] verliest deze opzegbescherming omdat zij haar medewerking aan reintegratie weigert en [verzoekster] de betaling van het loon heeft gestaakt (artikel 7:670a lid 1 BW).
De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 juni 2024
4.8.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 juni 2024 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van deze procedure. De kantonrechter volgt [verzoekster] niet in haar stelling dat sprake is van ernstige verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster]. De lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten ligt hoog en die hoge lat is hier niet gehaald (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW).
Transitievergoeding
4.9.
[verweerster] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). Op basis van het loon en de duur van de arbeidsovereenkomst is de hoogte van de vergoeding € 710,86 bruto. Dit bedrag moet [verzoekster] betalen aan [verweerster].
Geen termijn intrekken verzoek
4.10.
[verzoekster] krijgt geen termijn om het verzoek in te trekken, omdat geen billijke vergoeding wordt toegekend (artikel 7:686a lid 6 BW).
[verweerster] moet de proceskosten betalen
4.11.
[verweerster] moet de proceskosten betalen, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [verzoekster] op € 130,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 808,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als deze beschikking wordt betekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
4.12.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2024;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerster] een transitievergoeding van € 710,86 bruto te betalen;
5.3.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, die aan de kant van [verzoekster] worden begroot op € 808,-;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het anders gezochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688