Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoekster] (ontvangen op 12 februari 2024), met producties;
- de brief van [verzoekster] van 22 maart 2024, met productie.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een vennootschap onder firma, verzoekster, en een werknemer, verweerster, die niet op de zitting is verschenen. De werknemer was sinds 19 oktober 2020 in dienst en had haar arbeidsovereenkomst omgezet naar onbepaalde tijd op 19 maart 2023. Na een periode van bevallingsverlof en een ziekmelding op 30 oktober 2023, heeft verzoekster de loondoorbetaling per 2 januari 2024 gestaakt, omdat verweerster de verzuimvoorschriften niet nakwam.
Verzoekster heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op basis van verwijtbaar handelen van verweerster en subsidiair op basis van omstandigheden die niet in de wet zijn genoemd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verweerster niet op de zitting aanwezig was en ook geen schriftelijk verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat verweerster op de hoogte was van de zitting en dat zij haar re-integratieverplichtingen had geschonden door niet te reageren op communicatie van verzoekster en de bedrijfsarts.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat verweerster verwijtbaar heeft gehandeld. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 juni 2024, en verweerster heeft recht op een transitievergoeding van € 710,86 bruto. Daarnaast is verweerster veroordeeld in de proceskosten van € 808,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.