Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 maart 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- het e-mailbericht van [eiser] van 26 maart 2024, met productie 21.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Aviapartners B.V. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon nadat zijn loondoorbetaling was stopgezet omdat de geldigheidsduur van zijn Rotterdam The Hague Airport pas (RTHA-pas) was verlopen. De werknemer had sinds februari 2007 een geldige pas en had tijdig een verlenging aangevraagd, maar het veiligheidsonderzoek door de AIVD had langer geduurd dan gebruikelijk. De kantonrechter oordeelde dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in deze situatie niet voor rekening van de werknemer behoort te komen, aangezien de werkgever afhankelijk was van derde partijen voor de verstrekking van de RTHA-pas. De kantonrechter wees de loonvordering van de werknemer toe, inclusief een bedrag voor incorrecte inhouding over december 2023, en kende ook de wettelijke verhoging en rente toe. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.