ECLI:NL:RBROT:2024:4102

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
C/10/668635 / HA ZA 23-978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van goederen met schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee ex-partners. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Bagasrawalla, heeft de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. el Joghrafi, aangeklaagd omdat de gedaagde niet heeft voldaan aan de beschikking van de rechtbank van 19 mei 2022, waarin de verdeling van de gemeenschap van goederen werd vastgesteld. De eiseres eiste dat de gedaagde een aantal goederen, waaronder een laptop, een tablet, een televisie en een bank, aan haar zou afgeven, evenals een bedrag van € 697,50, dat haar toekwam uit de verdeling van het banksaldo. Daarnaast vorderde zij een schadevergoeding van € 6.041,- voor goederen die de gedaagde niet had afgegeven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 heeft de gedaagde erkend dat hij de helft van het banksaldo aan de eiseres moet betalen en dat hij de televisie en de bank aan haar moet afgeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde deze verplichtingen niet is nagekomen en heeft hem veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 697,50, vermeerderd met wettelijke rente. Ook is de gedaagde veroordeeld om de televisie en de bank binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan de eiseres af te geven, met een dwangsom van € 200,- per dag bij niet-nakoming.

Wat betreft de schadevergoeding heeft de rechtbank vastgesteld dat de eiseres recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 2.130,- voor de niet-afgegeven goederen. De rechtbank heeft echter de vordering van de eiseres voor het bedrag van € 472,- afgewezen, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat de gedaagde hierdoor was verrijkt. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan hij daartegen in hoger beroep gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668635 / HA ZA 23-978
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
eiseres,
advocaat mr. R. Bagasrawalla te Nieuwegein,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. K. el Joghrafi te Hoogvliet Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 oktober 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024. Partijen waren daarbij aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.

2.Het geschil

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van 19 mei 2022 heeft deze rechtbank de echtscheiding uitgesproken. In deze beschikking is daarnaast in het kader van de verdeling van de gemeenschap aan [eiseres] toebedeeld:
  • Mac Book (laptop);
  • Samsung tablet met pen;
  • alle documenten van de vrouw en de minderjarigen en de boeken;
  • de fiets;
  • de televisie;
  • de bank, gekocht op 6 oktober 2020.
De rechtbank heeft voorts de helft van het banksaldo op 1 april 2021 aan [eiseres] toebedeeld, zijnde € 697,50, en de andere helft aan [gedaagde], zijnde € 697,50.
2.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] gelet op de beschikking van de rechtbank gehouden is om de helft van het banksaldo aan haar over te maken en de genoemde goederen aan haar af te geven, maar dat [gedaagde] deze uitspraak niet nakomt. Daarnaast stelt [eiseres] dat haar zorgverzekeraar VGZ een bedrag van € 472,- aan [gedaagde] heeft overgemaakt wat een vergoeding was voor een door haar ondergane behandeling, zodat [gedaagde] hierdoor is verrijkt en zij is verarmd.
2.3.
[eiseres] eist gelet hierop dat [gedaagde] veroordeeld wordt om de bedragen van € 697,50 en 472,-, te vermeerderen met rente, aan haar te betalen en dat [gedaagde], primair, wordt veroordeeld om de genoemde goederen aan haar af te geven, op straffe van een dwangsom. Subsidiair, voor het geval [gedaagde] de goederen niet meer in het bezit heeft, eist [eiseres] dat [gedaagde] veroordeeld wordt om een schadevergoeding aan haar te betalen van € 6.041,-. Tevens eist [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet een bedrag van € 697,50 aan [eiseres] betalen

3.1.
[gedaagde] erkent dat hij op grond van de beschikking van de rechtbank de helft van de bankrekening, zijnde een bedrag van € 697,50, aan [eiseres] moet betalen en dat hij dat nog niet gedaan heeft. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om dit bedrag aan [eiseres] te betalen. De hierover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat [gedaagde] te laat is met betalen.
[gedaagde] moet de televisie en bank aan [eiseres] afgeven
3.2.
[gedaagde] erkent voorts dat hij op grond van de beschikking van de rechtbank de bank en de tv aan [eiseres] moet afgeven. Hij heeft dat echter nog niet gedaan. De primaire vordering van [eiseres] die ziet op de afgifte van de bank en tv wordt daarom toegewezen. Omdat [gedaagde] geen verweer voert tegen de door [eiseres] gevorderde dwangsom wordt deze ook toegewezen.
[gedaagde] heeft niet onderbouwd dat hij de andere goederen aan [eiseres] heeft afgegeven
3.3.
Volgens de beschikking van de rechtbank moest [gedaagde] ook aan [eiseres] afgeven: de laptop, de Samsung tablet met pen, de fiets en alle documenten van [eiseres] en de minderjarigen en de boeken. [gedaagde] betwist dat niet, maar stelt zich op het standpunt dat hij deze goederen al heeft afgegeven. Dit is een bevrijdend verweer zodat het op de weg van [gedaagde] ligt om voldoende feiten te stellen en – indien betwist – te bewijzen dat hij deze goederen aan [eiseres] heeft afgegeven. Hierin is [gedaagde] niet geslaagd. Hieronder wordt toegelicht hoe tot dit oordeel is gekomen.
3.4.
[gedaagde] onderbouwt onvoldoende dat hij de laptop en de Samsung tablet met pen aan [eiseres] heeft afgegeven. [gedaagde] stelt dat deze goederen door de hulpverleners van Safe zijn opgehaald of in hun bijzijn aan [eiseres] zijn afgegeven. Omdat [eiseres] dit betwist ligt het op de weg van [gedaagde] om dit te bewijzen. [gedaagde] heeft echter tijdens de zitting verklaard dat hij meerdere keren aan de hulpverleners heeft gevraagd om een verklaring hierover af te leggen, maar dat hij deze verklaring niet op papier van hen krijgt en hij hen daarmee niet meer verder wil belasten. Gelet hierop heeft [gedaagde] zijn stelling onvoldoende onderbouwd en ziet de rechtbank geen aanleiding hem alsnog in de gelegenheid te stellen dit te bewijzen.
3.5.
[gedaagde] heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd dat hij de andere goederen (de fiets en alle documenten van [eiseres] en de minderjarigen en de boeken) heeft afgegeven aan [eiseres]. [gedaagde] stelt dat hij de andere goederen heeft meegegeven aan de broer van [eiseres]. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een video laten zien op de zitting. Op deze video zijn echter alleen vuilniszakken te zien, maar niet de inhoud daarvan. Ook is er geen fiets te zien op de video. Dit betekent dat [gedaagde] de afgifte van de andere goederen onvoldoende heeft onderbouwd. Voor een bewijsopdracht bestaat geen aanleiding, omdat [gedaagde] niet stelt dat hij nog nader bewijs van de afgifte heeft.
[gedaagde] moet een schadevergoeding aan [eiseres] betalen
3.6.
Omdat [gedaagde] gelet op wat hiervoor is overwogen onvoldoende onderbouwt dat hij de goederen aan [eiseres] heeft afgegeven en stelt deze goederen niet meer te hebben, is de primaire vordering van [eiseres] – waarin zij om afgifte van de goederen vraagt – niet toewijsbaar en wordt deze afgewezen. De subsidiair door [eiseres] gevorderde schadevergoeding wijst de rechtbank wel toe tot een bedrag van € 2.130,-. Hieronder wordt toegelicht hoe tot dit bedrag is gekomen.
3.7.
[eiseres] stelt dat zij de laptop voor € 1.721,- heeft gekocht en de Samsung tablet met pen voor € 329,-. [gedaagde] betwist deze waardes, want volgens [gedaagde] zijn deze goederen tweedehands via Marktplaats gekocht. [eiseres] heeft echter tijdens de zitting voldoende onderbouwd dat zij de laptop op 26 februari 2020 nieuw heeft gekocht via de school van hun zoon, want zij heeft een factuur van de laptop op haar telefoon laten zien en correspondentie van de school over het ophalen van de laptop. [eiseres] heeft ook voldoende onderbouwd dat zij de Samsung tablet met pen op 25 september 2020 bij de Mediamarkt heeft gekocht voor € 329,-, want zij heeft een factuur hiervan op haar telefoon laten zien. [gedaagde] heeft dit onvoldoende weersproken met de enkele stelling dat hij deze goederen via Marktplaats heeft gekocht. De rechtbank zal daarom van deze waardes uitgaan, verminderd met een percentage van 40%, omdat op het moment dat [gedaagde] deze goederen aan [eiseres] had moeten afgegeven – na de beschikking van 19 mei 2022 – de laptop en Samsung tablet met pen niet meer in nieuwstaat verkeerde. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiseres] een vergoeding van € 1.032,60 moet betalen voor de laptop en een vergoeding van € 197,40 voor de Samsung tablet met pen. Dit is in totaal een bedrag van € 1.230,-.
3.8.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de fiets die [gedaagde] aan [eiseres] had moeten afgeven een elektrische fiets was. Dit is niet vast komen te staan, omdat [eiseres] daar geen onderbouwing van heeft overgelegd. Evenmin is vast komen te staan hoe oud de fiets was. De rechtbank stelt de waarde van de fiets schattenderwijs vast op € 400,-.
3.9.
[eiseres] eist een schadevergoeding van € 900,- voor de documenten en boeken die [gedaagde] niet aan haar heeft afgegeven. Volgens [eiseres] zal zij een nieuw Syrisch paspoort moeten aanvragen, omdat [gedaagde] de documenten en boeken niet aan haar afgeeft. Partijen verschillen van mening over de hoogte van de kosten van het aanvragen van een Syrisch paspoort. [gedaagde] heeft echter onvoldoende weersproken dat het aanvragen van een nieuw Syrisch paspoort duur is, hetgeen [eiseres] ter zitting aan de hand van een krantenartikel heeft toegelicht. [eiseres] heeft aan de andere kant geen onderbouwing gegeven van het bedrag van € 900,-, zodat de rechtbank in dat bedrag niet mee kan gaan. Omdat onbetwist is dat het aanvragen van een Syrisch paspoort duurder is dan een Nederlands paspoort, schat de rechtbank deze kosten op een bedrag van € 500,-.
3.10.
Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld om een bedrag van € 2.130,- (= € 1230,- + € 400,- + € 500,-) aan schadevergoeding aan [eiseres] te betalen, omdat hij niet conform de beschikking van de rechtbank de goederen aan [eiseres] heeft afgegeven.
[gedaagde] hoeft het bedrag van € 472,- niet aan [eiseres] te voldoen
3.11.
[eiseres] heeft haar stelling onvoldoende onderbouwd dat VGZ het bedrag van € 472,- aan [gedaagde] heeft overgemaakt en hij daardoor is verrijkt, want uit de door [eiseres] overgelegde factuur van VGZ van 15 april 2021 volgt niet naar welke bankrekening VGZ het bedrag van € 472,- heeft overgemaakt. Daarnaast is het bedrag overgemaakt tijdens het huwelijk, voor de peildatum, zodat het bij de echtscheiding en verdeling had moeten worden meegenomen. De rechtbank wijst gelet hierop de vordering van [eiseres] af.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.12.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, compenseert de rechtbank de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
Dit vonnis wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 697,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de televisie en de bank af te geven, bij gebreke waarvan [gedaagde] een dwangsom verschuldigd is van € 200,- per dag dat hij het vonnis niet nakomt, met een maximum van € 10.000,-;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.130,- aan schadevergoeding;
4.4.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.
3120